Ai Weiwei en Luc Tuymans versmelten in Bozar werk van 25 Chinese en evenveel Belgische kunstenaars tot een hypervisuele show die explodeert als een splinterbom, met elk fragment zijn eigen kleur en diepgang.
Als een nieuwe Pegasus gooide Paul Dujardin zich in de strijd om China voor zijn kar te spannen. Connecties in de internationale politieke en culturele wereld komen een directeur van Bozar, voornaamste gastheer van Europalia, altijd goed uit. Bijvoorbeeld om prestigieuze cultuurhistorische tentoonstellingen tot een goed einde te brengen. Voor de huidige editie, gewijd aan China, werden zelfs schatten uit de keizerlijke ‘Verboden Stad’ overgevlogen, ten behoeve van Zonen van de hemel in Bozar.
Een bedaard mens zou daarmee al ruim tevreden zijn. Niet zo Dujardin, die met alle geweld ook de actuele kunstscène uit China ongefilterd in Bozar wou brengen. Daarvoor had hij de steun nodig van de Chinese overheidsdiensten, want Europalia is een institutionele aangelegenheid. Het vermoeden bestond dat in China ac-tuele kunst en overheid gescheiden werelden zijn, met ingebakken wantrouwen. Kunstenaars hebben overal ter wereld de neiging om het begrip vrijheid nogal letterlijk op te vatten, en niet iedereen is daar altijd mee opgezet. Zoiets moet er zijn gedacht.
Dujardin had al krediet opgebouwd. In 2007 had hij de steun van de Chinese ambassadrice in België gewonnen voor Het Verboden Rijk, een vergelijkende tentoonstelling met kunst uit China en de Nederlanden tussen de 15e en de 20e eeuw, samengesteld door kunstenaar Luc Tuymans en Yu Hui, conservator van het Paleismuseum in de Verboden Stad. De expo was toen niet alleen in Bozar maar ook in de Verboden Stad te zien, met inbegrip van onschatbare werken uit de Vlaamse Kunstcollectie. Was het uitgeleende werkje van Jan van Eyck toen in zee gestort, dan was er een nationaal schandaal uitgebroken. In de plaats daarvan was er goodwill gecreëerd bij de Chinezen.
Voor Europalia kwam Dujardin opnieuw bij Tuymans uit. De Antwerpenaar behoort naar eigen zeggen met Francis Bacon en Gerhard Richter tot de belangrijkste westerse schilders in de ogen van zijn Chinese collega’s. Zes jaar geleden stuurden zij een negenkoppige delegatie op hem af, met de vraag om in hun land te komen exposeren, een plan dat nog moet worden gerealiseerd. Aan het hoofd van de delegatie stond Ai Weiwei, de meest gerespecteerde maar ook oproerigste kunstenaar van zijn land. Toen Tuymans hem in opdracht van Dujardin vroeg om samen te werken aan een Europaliatentoonstelling, liet Ai Weiwei weten dat hij niet tot het Europaliasoort behoorde. Uit ‘respect’ voor Tuymans liet hij zich toch overhalen.
De directeur van Bozar zag een tandem Weiwei-Tuymans als het gedroomde vehikel om de beste hedendaagse kunstenaars uit China en België samen te brengen op één tentoonstelling. China had echter al een institutioneel verantwoordelijke voor de kunsten op Europalia aangewezen. En niet de minste. Fan Di’an is directeur van het Nationaal Kunstmuseum (NAMOC) in Peking. Dat bevat in theorie moderne en hedendaagse Chinese kunst. In werkelijkheid blijkt uit de catalogus dat het zo traditioneel is als de pest. Niets waar Europalia, laat staan Bozar, kon mee uitpakken.
Paul Dujardin stond voor de opdracht het water van Fan Di’an te verzoenen met het vuur van Ai Weiwei. Hij bracht ze met elkaar in gesprek, want ‘beide mannen hadden elkaar vreemd genoeg nog nooit ontmoet’, zegt Dujardin. Na afloop bleek overeengekomen dat de kunstenaars Ai Weiwei en Luc Tuymans als curatoren aan de slag konden. Elk maakte een selectie van 25 landgenoten voor een gezamenlijke tentoonstelling, The State of Things, die na Brussel later op het jaar ook Peking moet aandoen. Fan Di’an hield als ‘wetenschappelijk’ cocurator een vinger in de pap. Voor de pers in Brussel klonken zijn verklaringen vooreerst politiek: volledige steun van de twee regeringen, belang van de dialoog met Europa en van de ontwikkeling van de hedendaagse Chinese kunst. (Di’an kondigde de bouw aan van een nieuw museum voor hedendaagse kunst van 18.000 m2).
Fan Di’an zou zich op geen enkel ogenblik met de selectie van de kunstenaars hebben bemoeid. Wel ontdekte Paul Dujardin dat Fan Di’an in alle bescheidenheid een film had gemaakt over alle Chinese deelnemers aan de tentoonstelling. Tevoren al, bij een bezoek in Peking, was de directeur van Bozar onder de indruk gekomen van het sérieux waarmee Fan Di’an de geschiedenis van de moderniteit in zijn land bijhield en bestudeerde. Allicht laat zijn functie hem niet toe om zelf zijn nek uit te steken, wél om te proberen de terreinwinst die Ai Weiwei en anderen boeken in zaken als artistieke vrijheid en experiment, te consolideren. Een traditionele instelling als het Nationaal Kunstmuseum zal er allicht niets aan hebben, maar een nieuw museum kan alleen gebaat zijn door een onmiddellijke aansluiting bij wat écht leeft in de Chinese kunstscene.
De lange mars
Die scene is, gelijk met de economie, in enkele jaren fantastisch opgebloeid. Met name Peking, Shanghai en Shenzhen vormen machtige aantrekkingspolen voor kunstenaars, binnen- en buitenlandse galeristen, handelaars en collectioneurs. Daarbij valt de actieve rol van Europeanen op. In het zog van de Zwitserse pionier Uli Sigg, zakenman, ambassadeur en verzamelaar, investeerden ook enkele Belgen zwaar in hedendaagse kunst. Suikermogul Guy Ulens stichtte in 2007 in Peking het Ulens Center for contemporary art (UCCA). Het centrum profileert zich niet alleen als tentoonstellingsplatform voor gevestigde en opkomende kunstenaars. Design, mode, muziek, multimedia en conferenties komen er eveneens royaal aan bod.
Onze onmisbare man in Peking heet Frank Uytterhaegen. Deze historicus en filosoof deed er vanaf 1985 gouden zaken, onder meer in de medische en biotechnologische industrie. Als grote verzamelaar van Chinese kunst stichtte hij er de Modern Chinese Art Foundation (MCAF), die later in Gent een tweede huis opende. Hij brengt Chinese hedendaagse kunst naar België en introduceert bij gelegenheid ook Belgen in Peking. Geen artistieke dialoog tussen de twee landen, of hij speelt er wel een rol in. Bovendien heeft hij nauwe banden met Ai Weiwei. Samen richtten ze in Peking de China Art Archives & Warehouse (CAAW) op, de galerie waarvan Ai Weiwei artistiek en Uytterhaegen zakelijk directeur is. Hun partner in Europa is galerie Urs Meile in Lüzern.
Met Fan Di’an, Tuymans, Ai Weiwei, Uytterhaegen en Meile achter zich, zag directeur Dujardin het welslagen van The State of Things met vertrouwen tegemoet. Na enkele pingpongrondjes in Brussel en Peking kwam het tot de ondertekening van een contract, geldig voor één tentoonstelling op twee achtereenvolgende locaties, de Belgische en de Chinese hoofdstad. Te laat realiseerde Paul Dujardin zich dat hij in de laatste onderhandelingsronde een belangrijke speler over het hoofd gezien had, directeur-generaal Kristine De Mulder van Europalia.
Anders had hij geweten dat Europalia zich financieel weliswaar voor een tentoonstelling in Brussel, maar niet in Peking kon of wilde engageren. En was de wederkerigheid de gangmakers nu precies zo dierbaar! De scène waarin Dujardin en Tuymans woedend stoom aflaten na Mulders’ njet te hebben aangehoord, is ook het slot van de impressionistische documentaire Paul Dujardin / De Lange Mars die Manu Riche draaide over de totstandkoming van The State of Things. De Chinezen veegden de spons over zo veel gepruts en lieten bij monde van Fan Di’an weten, dat de expo zeker naar Peking reist.
Maar niet alle onheil kon worden afgewend. Dujardin zag zijn tentoonstelling plots onthoofd door het ontbreken van het enige, expliciet politieke werk, het schilderij Three Gorges Newly Displaced Population (2004) van Liu Xiaodong. De toeschouwer wordt de duizelingwekkende diepte van de Yangtze ingezogen, aan de rand waarvan enkele figurengroepen, bevroren in het landschap, de bouw van de kolossale stuwdam gadeslaan. (In naam van de vooruitgang werden ze uit hun woningen verdreven.) Nu zou dit werk niet zozeer door censuur zijn weggebleven, dan wel om speculatieve redenen. De Chinese uitbaatster van een trendy restaurant die het werk in privébezit heeft, wou het verzekerd zien voor 56 miljoen yuan (5,6 miljoen euro), een bedrag dat vier keer hoger lag dan de prijs waarvoor zij het twee jaar geleden had gekocht. (Een doorzichtige truc om de waarde van het werk kunstmatig de hoogte in te jagen?) Als bewijs dat het hem niet aan politieke moed ontbreekt, liet Dujardin een reproductie van de Three Gorges in affichevorm maken. Die moet precies op de plaats worden gelegd waar het schilderij voorzien was.
In de persoon van Ai Weiwei heeft Bozar natuurlijk al een politieke martelaar in de rangen. Al toont hij er zijn eigen kunst niet, iedereen kan op zijn hoofd het litteken zien van een chirurgische behandeling. Hij had een bloeduitstorting opgelopen na met de matrak te zijn bewerkt door de politie in Chengdu. Zo wou men hem beletten om te getuigen op het proces van milieuactivist Tan Zuoren, beschuldigd van een staatsondermijnende activiteit – Zuoren had het hoge aantal slachtoffers onder schoolkinderen bij de aardbeving in Sichuan geweten aan de slechte kwaliteit van de schoolgebouwen. In dezelfde geest nu, liet Ai Weiwei bij zijn solotentoonstelling in het Haus der Kunst in München, de gevel van het gebouw bedekken met 9000 rugzakjes, een memoriaal (tot 17.1).
Of de expo nu naar Peking reist of niet, een zekere asymmetrie ligt er structureel sowieso aan ten grondslag. Het gemiddelde kunstpubliek in Brussel staat in The State of Things de opzienbarende ontdekking te wachten van 25 van de beste Chinese kunstenaars, terwijl het de 25 Belgen voor het grootste deel al lang kent. Het gevaar dat landgenoten als Jan Fabre, Guillaume Bijl of Jan Vercruysse als déjà vu zouden worden waargenomen, werd bezworen door een contextualisering van de werken. Zonder onderscheid van nationaliteit werden de things met elkaar verweven door inhoudelijke, visuele en ruimtelijke verbanden of contrasten. Zo krijgt de wat holle titel van de tentoonstelling, indien letterlijk opgevat, toch nog betekenis. Niet ‘de stand der dingen’, maar ‘dingen’ die een eigen ‘staat’ vormen, buiten de gangbare staatkundige verbanden, als een parallelle realiteit. Daarin wordt bij uitstek visueel gecommuniceerd, en zijn woorden eigenlijk overbodig.
Dat prima opzet maakt het moeilijk om werken op hun vermeende ‘Chinese’ of ‘Belgische’ identiteit te onderzoeken, of om ze oubollig in aparte hokjes voor schilderkunst, sculptuur, multimedia et cetera te stoppen. Meer nog, de toeschouwer is gedwongen om te beseffen dat kunstenaars wereldwijd vandaag in een globaal discours verwikkeld zijn. Daarin lopen de onderwerpen vaak parallel, langs universeel gedeelde thema’s en motieven. En ze worden gegoten in pregnante, actuele vormen, die al evenzeer in gemeenschappelijk gebruik blijken te zijn.
De gedaanteverwisseling
The State of Things focust op de rela-tiviteit van de tijd en de ruimte, door de bewustzijnsverruimende werken van Joëlle Tuerlinckx, Lu Qing, Xu Zhen en Ann Veronica Janssens. Op het terrein van de openbare ruimte en het collectieve geheugen bewegen zich de cineast Jef Cornelis en Yang Fudong, alsook de schilders Kin Jewen en Li Dafang. Jan Vercruysse, Ana Torfs, Dora Garcia en het duo Jos De Gruyter & Harald Thys stofferen besloten cenakels met een hoge psychologische complexiteit, hier zonder tegenhangers aan Chinese kant.
Extreme zelfoverstijging met fysiek engagement is dan weer een puur Chinese aangelegenheid – zij het met enkele echo’s in het oeuvre van Danny Devos, vertegenwoordigd met enkele relicten van morbide performances. He Yunchang poseert met zijn liefste vrouwen. Zij dragen een halsband die bestaat uit zijn eigen – operatief verwijderde – rib.
Lin Yilin is gefilmd terwijl hij als voetganger op een Pekingse hoofdstraat het autoverkeer stremt, door telkens opnieuw een muurtje op te bouwen en weer af te breken. Aan het andere eind van het artistieke spectrum verschijnt de geometrische abstractie. Die wordt sculpturaal-ruimtelijk benaderd door het duo Carla Arocha/ Guy Schraenen, architecturaal door Boy & Eric Stappaerts, en schilderkunstig door de schilder Ding Yi in zijn eindeloze variaties van kruisjesmotieven.
Als erfgenamen van het pure modernisme behoeven zij geen rechtvaardiging buiten de formele regels van de kunst zelf. Hen ontbreekt het aan de pathetiek, die meer theatraal aangelegde kunstenaars zo dierbaar is. Voor de invulling van dit register bracht The State of Things de zware marmeren graftombes van Jan Fabres installatie I spit on my tomb naar Bozar. Als geldt de menselijke vervreemding definitief het hoofdkenmerk van de moderniteit, metamorfoseert Fabre reuzen als Kandinsky, Le Corbusier en Schönberg postuum in insecten. Dit, in navolging van Franz Kafka’s hoofdfiguur in De gedaanteverwisseling. Die ontwaakte op een ochtend uit onrustige dromen en stelde vast dat hij in een reuzenkever veranderd was. Het Fabrekerkhof wordt passend aangevuld met morbide schilderijen van Jan Van Imschoot en twee fotowerken van Shi Guoriu, waarin zowel het Olympisch Stadion (het ‘Vogelnest’) als de CCTV-toren in Peking tot radioactieve skeletten gereduceerd lijken. Een beklemmende evocatie van een apocalyps, gerealiseerd met een primitieve gaatjescamera bij een extreem lange belichtingstijd.
The State of Things is groot genoeg voor de opvang van een indrukwekkend aantal solitairen, die eigenlijk alleen voor eigen gat te vangen zijn. Francis Alÿs, met een metaforisch tekenfilmpje over het lot van de kunstenaar, door het publiek in de clownsrol gedwongen. Dirk Braeckman die, vanuit de duisternis, en Geert Goiris die, vanuit het licht, flirten met de nulgraad van de fotografie. De optische gedrochten van Xia Xiaowan, de van huid naar huid reizende spin van Kan Xuan, de in viewmaster levensecht verschijnende varkens van sinofiel Wim Delvoye. En vele anderen meer. Al de ’things’, de abstracte als de concrete, hebben een ondoordringbare kern en worden omvat door een gapende leegte. Weggehaald uit de realiteit, die ze spiegelen, verdichten of negeren, beginnen ze een nieuw en artificieel bestaan. De staat van de dingen is een hybride. Patrick Everaert is een zuiver voorbeeld voor een slag van kunstenaars, van Brussel tot Peking, die de werkelijkheid niet lijken te hoeven begrijpen om er een draai aan te kunnen geven. De werking is lichtjes hallucinant.
TOT 10 JANUARI IN HET PSK/ KONINGSSTRAAT 10 BRUSSEL/ DI-ZO 10-18 U/DO 10-21 U.
DOOR JAN BRAET
Het gemiddelde kunstpubliek staat in The State of Things de opzienbarende ontdekking te wachten van 25 van de beste Chinese kunstenaars, terwijl het de 25 Belgen voor het grootste deel al lang kent.