“Misschien zijn mijn films inderdaad hun scherpe kantjes kwijt.” Martin Scorsese over geweld en compassie en over zijn nieuwste hellevaart in Manhattan, “Bringing Out the Dead”.
In Martin Scorseses beroemdste film over New York, Taxi Driver, droomde de slapeloze protagonist ervan het uitschot van de straat te vegen – intussen heeft de grote schoonmaak van burgemeester Rudy Giuliani inderdaad de stad gezuiverd, allicht iets letterlijker dan Travis Bickle (Robert De Niro) het in 1976 bedoelde. In zijn nieuwste film Bringing Out the Dead, die volgende week in première gaat op het 27ste Filmfestival van Brussel, keert Scorsese terug naar dezelfde lanen ten westen van Times Square en Broadway. De mistroostige buurt ziet er nog altijd even hels en verloederd uit – Scorsese situeert de gebeurtenissen dan ook angstvallig begin van de jaren negentig, net voor de grote spoelbeurt (waar ironisch genoeg ook Disney, de financier van deze film, aan meewerkte door de pornozalen aan 42 Street weer tot familieschouwburgen te herbouwen).
Na meer dan tien jaar werkte Scorsese weer samen met Paul Schrader, de scenarist van Taxi Driver, Raging Bull en The Last Temptation of Christ. Ze vonden hun inspiratie in een recente roman van Joe Connelly, die zich voor zijn roman baseerde op zijn tien jaar lange ervaring bij de medische hulpdiensten van New York. We zien drie wilde nachten – en de twee iets rustiger dagen ertussenin – in het leven van een slapeloze ambulancier die geplaagd wordt door de levens die hij niet kon redden. Frank Pierce (Nicolas Cage) probeert tijdens zijn afdalingen in de grootste ellende het hoofd koel te houden, moet zelf van alles slikken om bij dit vaak absurde leed niet in elkaar te storten en gaat zelf door de hel voor hij uiteindelijk verlossing vindt. Eens te meer dwingt Scorsese ons in het subjectieve standpunt van zijn gekwelde protagonist. Zijn nieuwe expressionistische nachtmerrie is even donker grappig als zinderend aangrijpend en wordt met verbluffende cinematografische kracht op ons afgevuurd.
Als we Scorsese (58) november vorig jaar interviewen in New York, is zijn nieuwste film na enkele weken al afgevoerd naar een aantal second run-bioscopen. De ooit zo opgewonden regisseur (die enkele dagen later voor de tweede maal vader wordt) zit er opvallend rustig bij. Maar onder zijn nieuwe serene uitstraling (de invloed van zijn Dalai Lama fresco Kundun?) brandt nog altijd de vurige passie van de ongeneeslijke filmgek. Als niemand stokken in de wielen steekt, begint hij in april in Rome de opname van het historische gangsterepos Gangs of New York, met Leonardo DiCaprio in de hoofdrol.
Martin Scorsese: Ik besef ook wel dat het onderwerp van Bringing Out the Dead geen opgewekt avondje uit garandeert. Als mensen horen waarover het gaat – ziekte en leed, spoedafdelingen en ziekendragers – willen ze er niet van weten. Daarom proberen we toch het potentiële publiek aan het verstand te brengen dat het ook een grappige film is. Paramount en Touchstone (de producerende studio’s) wisten waaraan ze begonnen. Ze hadden zeker geen stormloop aan de kassa verwacht, maar natuurlijk hoopten ze wel op iets meer succes. Maar ze namen tenminste het risico.
Was de religieuze symboliek even nadrukkelijk aanwezig in de roman van Joe Connelly?
Scorsese: Veel nadrukkelijker dan in de film. Paul Schrader suggereerde meteen dat we dit zouden afzwakken, alhoewel er natuurlijk situaties zijn waar de symboliek er zo vingerdik opligt dat er geen ontkomen aan is. Neem nu die man die op de hoogste verdieping van een flatgebouw gespietst wordt op het hekken van een balkon, zijn armen opengevouwen alsof hij aan het kruis hangt. Joe Connelly is een Ierse katholiek, hij stopte zijn eerste roman vol met dergelijke roomskatholieke symboliek.
Het rare is dat toen ik het boek las, ik niet meteen besefte dat het zo verdomd religieus was, ik nam het allemaal heel letterlijk. Ik stond er niet eens bij stil dat het zwangere Latijnse meisje dat beweert geen seks gehad te hebben, toevallig ook Maria heet! Ik werd zodanig meegesleept door de emoties dat ik er geen erg in had.
Waarom voelde u zich zo betrokken bij dit verhaal?
Scorsese: Ik groeide op in Little Italy downtown Manhattan, in een Siciliaans-Amerikaanse buurt waar georganiseerde misdaad een vast gegeven was dat je dwong je positie te bepalen: of je maakte er deel van uit, of je bleef je hele leven een outsider. Maar enkele straten verderop lag een wereld van verschil, Skid Row, een wijk vol ellende: verslaafden, dronkaards, geweldenaars, noodlijdenden. En vooral veel jonge mannen die met hun leven speelden. Tegenover die miserie was het niet zo makkelijk om je positie te bepalen: de priesters preekten compassie maar je bezorgde ouders, die een fatsoenlijke toekomst voor je droomden, wilden niet dat je in aanraking kwam met die stakkers.
Ik wist gewoon niet hoe ik me moest openstellen voor het leed van anderen, hoe te vermijden dat ik totaal gevoelloos werd voor het lot van de sukkelaars.
Frank Pierce, de hoofdfiguur in Bringing Out the Dead probeert te leven volgens zijn christelijke idealen: medeleven betonen voor de behoeftigen. Frank en zijn collega paramedici doen iets formidabels. Maar je vraagt je wel af hoelang ze dit kunnen volhouden vooraleer het lijden hen overweldigt en ze gaan twijfelen of wat ze doen wel een verschil uitmaakt. Je moet je maar de dilemma’s voorstellen waarmee Frank Pierce worstelt: als hij het hachje van die drugdealer redt, hoe zit het dan met de kinderen die hij met zijn drugs om zeep helpt? Heeft het allemaal wel zin? Is er een God die dit allemaal laat betijen?
Zoals veel van uw protagonisten is Frank Pierce een man met een missie.
Scorsese: Ik heb altijd al het verhaal van een priester willen vertellen. Maar Frank Pierce is geen heilige: hij vergelijkt het redden van een mensenleven met verliefd worden, noemt het de beste drug ter wereld. Ondanks alles wat hij doet, heeft hij last van een te groot ego.
Dat doet me denken aan The Nun’s Story. In deze film van Fred Zinnemann zit een scène waarin een non, Audrey Hepburn, vertelt dat hun grootste vijand hun eigen trots is. En dat geldt in zekere mate ook voor Frank. Hij slooft zich uit om mensen te helpen, maar gaat er ook prat op dat hij de doden weer tot leven wekt. Terwijl het daar niet om gaat. Hij heeft het gevoel dat hij alleen maar op aarde gezet werd om getuige te zijn van andermans leed. Of we dat nu willen of niet, dit geldt voor ieder van ons.
Onze moderne samenleving – zeker in Amerika – worstelt met een immense geloofscrisis. De katholieke kerk van New York City is wanhopig op zoek naar meer nonnen en priesters. En te midden van die spirituele leegte zie je hoe sommige mensen zich toch nog inzetten voor hun medemens. In die zin valt wat die ambulanciers doen in Bringing on the Dead te vergelijken met een spirituele roeping.
Hoe rijker het land wordt, hoe meer de daklozen en de armen uit ons zicht verdwijnen. Maar het is niet omdat we ze niet meer zien, dat we ook niet meer verantwoordelijk zijn. Ik weet ook niet hoe je al deze problemen kunt oplossen, misschien is mijn bijdrage het maken van een film die stof biedt tot discussie, die mensen aanport niet langer de andere kant op te kijken.
New York is aanzienlijk veranderd sinds u er Taxi Driver draaide.
Scorsese: Uiterlijk is er misschien veel veranderd, maar wezenlijk is er niets veranderd. New York is properder geworden, je ziet minder grote bergen afval op straat, de muren zijn minder volgeklad met graffiti, maar of dit nu zo’n grote verbetering is? ’s Nachts plukt de politie de daklozen van de straat. Vele daklozen vluchten leegstaande metrotunnels in, slapen onder bruggen. De plekken die we bezocht hebben! Je gelooft je ogen niet. De armoede is inderdaad voor een flink stuk uit het straatbeeld gebannen, maar daarmee is het probleem niet opgelost. Burgemeester Giuliani heeft in ieder geval de misdaad een halt toegeroepen. Hij heeft zelfs de oorlog verklaard aan de maffia van de Fulton Fish Market. Het is al geleden van burgemeester La Guardia dat iemand dit heeft aangedurfd. Giuliani heeft de macht van de maffia gebroken en de stad meer toerist-vriendelijk gemaakt. Voor mensen met geld is New York nu inderdaad een veel prettiger stad om in te wonen. Maar de daklozen staan in de kou. Binnenkort gaat een nieuwe wet van kracht die stelt dat wie niet werken wil uit de opvangcentra wordt gezet. Maar als iemand nu schizofreen is, hoe krijg je die aan het werk? Elk geval is verschillend.
Bringing out the Dead getuigt van een grote stilistische vrijheid, u gebruikt alle mogelijke technieken door elkaar: slow motion, versnelde beelden, duizelingwekkende camerastandpunten, voice-overcommentaar, surreële en hallucinatorische momenten.
Scorsese: Ik voelde me daar zeer goed bij. Het ging als het ware vanzelf. Soms werd het ritme en de grilligheid bepaald door de muziek. Zo roept de muziek van Van Morrison voor mij een explosie van energie op. Het nummer T.B Sheets is een heel persoonlijke bluessong over een vriendin van hem die aan tbc lijdt. Ik dacht al aan die song bij de beginbeelden van Taxi Driver waarin de taxi opdoemt uit de stoomwolken. Het is een song vol schuldgevoelens, angst, ongerustheid, wanhoop bijna.
De keuze van die wilde rock en punksongs, zoals Bell Boy van The Who en Janie Jones van The Clash, is ook niet lukraak. Die ambulanciers zetten hun autoradio keihard terwijl ze met hun rood-blauwe zwaailichten door de nachten van Manhattan scheuren.
Ze razen over het asfalt en als ze op een kruispunt komen, is het echt bangelijk, ze drukken even op de rem om iets te kunnen vertragen. Wanneer een andere auto op hen af komt, kunnen ze nog snel het stuur draaien en bruusk naar de andere richting zwenken. Het is een beroep vol risico’s: ze worden geroepen door iemand die kennelijk in ademnood verkeert, maar weten nooit wat er hen precies wacht, het kan net zo goed een gek met een pistool zijn of een krankzinnige vrouw met een getrokken mes. Toen ik voor de research samen met Joe Connelly de ronde deed met de ambulanciers werden we geroepen om een jongen te helpen met problemen aan zijn longen. Zijn moeder en grootmoeder stonden naast hem. Toen Joe en ik totaal uitgeput na het beklimmen van vijf verdiepingen trappen in de kamer arriveerden, zagen we er zo slecht uit dat de grootmoeder naar ons toekwam om ons te verzorgen! Door mijn astma kon ik nauwelijks ademen! ( Bulderlach)
Maakte u zich zorgen dat Bringing Out the Dead onvermijdelijk vergeleken zou worden met Taxi Driver?
Scorsese: Zodra ik het boek aan Schrader gaf, zagen we ook wel dat iedereen zou roepen: “Daar gaan ze weer, Taxi Driver!” Het gaat inderdaad weerom om een verhaal dat zich ’s nachts afspeelt in dezelfde buurt van Manhattan, over een man die een vehikel bestuurt. Het verschil is dat Travis Bickle uit Taxi Driver vol zit van opgekropte woede en razernij, wat trouwens overeenstemt met hoe Schrader en ik ons voelden begin jaren zeventig. Ook wij waren autodestructief, we zijn bijna te ver gegaan. Ik ben nog altijd verbaasd dat ik er levend ben uitgekomen ( Scorsese alludeert op zijn cocaïneverslaving, red).
In Raging Bull heb ik dan afgerekend met die destructieve gevoelens. Toen Schrader Taxi Driver schreef, was hij suicidair, hij leefde alleen op een kamertje, met een revolver op tafel. Ik kende hem trouwens niet in die periode: Brian De Palma gaf me het script dat Schrader in drie weken had neergepend in een toestand van verschrikkelijke eenzaamheid en aliënatie. Hij bracht die woede over op het personage van Travis, een man met een spirituele missie, maar ook een wraakengel. Een kerel die bidt voor de stortregen die het uitschot van de straat zal spoelen. Een man die aan gezichtsbegoochelingen lijdt, zo’n groot ego heeft dat hij zich het instrument van God waant.
In Bringing Out the Dead gaat het integendeel om een hulpverlener, een man die goed doet, die niet destructief is maar iets wil opbouwen. Maar ook hij moet zijn eigen ego overstijgen.
In welke zin bent u zelf milder geworden?
Scorsese: We zijn ten eerste vijfentwintig jaar ouder. Het is me gelukt om het laatste kwarteeuw min of meer de films te maken die ik wilde maken. Cape Fear is de enige film waar ik niet echt zin in had, maar ik heb me geforceerd om die film te maken. Al was het maar om Universal terug te betalen voor The Last Temptation of Christ! Ik deed het waarschijnlijk ook om Spielberg op zijn woord te nemen, want in de jaren zeventig had hij gezworen: “Marty, op een dag ga ik een film van jou produceren en het zal de meest winstgevende film zijn die je ooit gemaakt zult hebben.” Ik dacht bij mezelf: laat hem maar razen, maar inderdaad, zoveel jaar later kwam de voorspelling uit. Dankzij het succes van Cape Fear kon ik The Age of Innocence maken en later Kundun, de film waarmee ik een andere weg opging: innerlijk drama in plaats van uitwendig drama waarin conflicten op gewelddadige wijze beslecht worden.
Ik weet dat ik milder en minder gespannen ben. Zoals de zaken nu liggen, heeft elke Hollywoodstudio wel een aantal mensen in dienst die mijn werk op prijs stellen en bereid zijn met mij te werken. Misschien heeft die toch wel comfortabele positie mijn vechtersinstinct wat uitgedoofd. Hoedanook, als je ouder wordt, ben je veel kieskeuriger in het vechten. Als je jong bent, lig je met iedereen in de clinch. Je ziet het leven als een boksring, en iedereen die je tegenkomt, is een tegenstander. Naarmate je ouder wordt, leer je ook je energie op een andere manier te kanaliseren. Soms kan je woede zo kolossaal en onbedwingbaar zijn dat ze recht in je gezicht ontploft.
Ik heb intussen geleerd om de crisissen niet meteen op de spits te drijven. Die hele houding vloeit natuurlijk logisch voort uit de ideeën in Kundun, het boeddhisme dat compassie predikt voor alle levende wezens. Misschien zijn mijn films inderdaad hun scherpe kantjes kwijt. Soms vraag ik me ook af: indien Peckinpah niet zo vroeg gestorven was, had hij de ene Wild Bunch na de andere kunnen maken? Hoeveel keer kun je The Wild Bunch maken voor je eraan tenondergaat? Hoe zou Peckinpah de wereld gezien hebben op zijn zeventigste? Misschien was hij tot het bittere einde een taaie oude smeerlap gebleven.
Ik heb voor mezelf geleerd dat een gewelddadige life style een doodlopend straatje is. Dat je er moet van afstappen voor het te laat is. En of die autodestructieve impulsen je werk verrijken of verarmen, dat moeten anderen maar uitmaken.
Zegt u nu dat u het anders zou doen, mocht u uw vroegere films mogen overdoen?
Scorsese: Beslist, totaal anders. Alleen al omdat je geweld nu anders moet aanpakken. Neem nu Casino. Ik was erg woedend toen ik die film maakte, ik was razend op Las Vegas, voor mij het toppunt van hebzucht. Ik zag het ook als een spiegel van Hollywood en de Amerikaanse cultuur in die jaren: altijd maar meer en meer, nooit genoeg. I can’t get no satisfaction om het met de Rolling Stones te zeggen. Ik heb met mijn eigen ogen gezien hoe hebzucht alles heeft veranderd in het filmwereldje, hoe het de kwaliteiten en waarden vernietigde die het leven en het werk de moeite waard maakten. Ik herinner me de opname van de laatste scènes van Casino, op mijn verjaardag nog wel. Ik zat in dat korenveld die scène te filmen waarin de personages van Joe Pesci en zijn broer met honkbalknuppels dood geslagen worden door hun beste vrienden. Ik dacht erover na hoe dit in beeld te brengen: zo eenvoudig mogelijk, geen camerabewegingen, simpele reportage om te tonen dat dit het einde is van een manier van leven en denken. Voor mij is dat het eindpunt van geweld. Ik denk dat ik er schoon genoeg van heb.
Bringing Out the Dead wordt vertoond op het Internationaal Filmfestival van Brussel (19 tot 29 januari) en komt later in de bioscoop.
Patrick Duynslaegher