De man aan de zijkant
‘Na mij ben jij wellicht de man die het meest op tv komt’, vertelde Ben Crabbé hem ooit. Alleen heeft niemand hem ooit gezien. Decennialang verzorgde Marc Cambre de instrumenten van tv- en muziekmakers. Hij leefde op een paar meter van de roem. Tot nu. ‘Vorige week vroeg iemand mij om een handtekening. Dat was wennen.’
Een hete zomeravond in het Rivierenhof, Deurne. ‘Jammer dat het niet regent’, zegt Bart Peeters tegen het publiek. Het park had nat moeten zijn. Zoals op het beste concert dat hij ooit zag: The Kinks op de weide van Werchter. 6 juli 1980. Net voor Ray Davies ‘It’s a mixed up, muddled up, shook up world, except for Lola.Lo lo lo lo Lola’ wilde zingen, brak de hemel open. Davies schreeuwde: ‘IF IT RAINS FOR YOU, IT RAINS FOR US TOO.’
Dat zijn de concerten die je nooit vergeet, voegt de zanger eraan toe.
Een paar tellen later duikt Peeters in het publiek. ‘Dit is Vlaanderen’, zegt hij. ‘Altijd is er wel iemand die een paraplu bij zich heeft.’ Hij neemt de witte paraplu, vouwt hem open en loopt zingend verder. Het publiek wordt wild, zoals bij Ray Davies in Werchter. Alleen de hemel weigert hardnekkig mee te werken, maar dat lijkt de zanger niet te deren.
Twee uur eerder. Het Rivierenhof is leeg. In het midden van het amfitheater legt een man met grijs haar een witte paraplu. ‘Vlaamse Progressieven’ staat erop.
‘Zouden we dat niet afplakken, Marc?’ vraagt de manager van Peeters. ‘Waar komt die paraplu eigenlijk vandaan?’
‘Gevonden in mijn garage’, antwoordt Marc. ‘Bart had me gisteren gemaild. Hij wou de act met de paraplu doen. Hij zou er wel één vinden in het publiek, schreef hij erbij.’
Marc kijkt naar de blauwe hemel. Af en toe moet je het toeval wat helpen, zeker in de showbusiness. Hij plakt de ‘Vlaamse Progressieven’ eraf.
It’s a mixed up, muddled up, shook up world, except for Lola. En voor Marc Cambre, de opperroadie van de Belpop. Hij ontfermde zich de laatste 35 jaar over de instrumenten van veel muzikanten: van Novastar tot K’s Choice, van De Mens tot de Antwerpse popkenner Clement Peerens. Iedereen looft zijn rustige vastheid. ‘Het is geregeld, het is oké, Marc Cambre’, zong Frank Vander linden ooit over hem.
‘Marc is een beetje zoals Forrest Gump’, vertelt de zanger van De Mens me. ‘Op alle belangrijke foto’s staat er nog iemand, aan de zijkant. Die man is Marc. Alleen is hij daar heel bescheiden over. Alleen als je hem ernaar vraagt, zal hij zeggen: “Oh ja, ik was erbij.”‘
Ook bij Woestijnvis kennen ze hem. Hij figureerde heel vaak in hun programma’s. ‘Na mij ben jij wellicht de man die het vaakst op televisie geweest is’, zei Ben Crabbé hem ooit. Zo vaak dat hij nu zijn eigen archiefprogramma heeft op Vier, samen met Thomas Huyghe. In een stofjas presenteert hij elke dinsdagavond tussen rekken met videobanden. ‘Die stofjas is niet authentiek’, zegt hij. De rest wel. Ooit was hij verantwoordelijk voor het archief van Woestijnvis. En hij deed er meer: hij zat aan de receptie, volgde een spoedcursus psychologie om de uitgeschakelde kandidaten van De Mol naar huis te voeren. En als Wouter Vandenhaute in Frankrijk ging fietsen, reed Cambre achter hem aan met een busje.
Daarover doet een geweldig verhaal de ronde. Vandenhaute raakte in Frankrijk zijn portefeuille kwijt. Een probleem, want de dag erop had hij een belangrijke vergadering. Cambre naar de luchthaven van Nice. Een paar uur later stapte de Woestijnvisbaas op het vliegtuig. Zonder identiteitskaart, geld of ticket. ‘Het luchthavenpersoneel kende Wouter niet’, zegt Marc. ‘Ik heb hen kunnen overtuigen dat hij een van de belangrijkste mensen van de Vlaamse media was.’
Cambre deed zowat alles bij Woestijnvis, behalve beroemdheid nastreven. ‘Vorige week was ik het podium aan het opruimen. Iemand kwam een setlist vragen. “En ook een handtekening”, voegde hij eraan toe. “Bart Peeters is al naar huis”, antwoordde ik. “Nee, nee, ik wil uw handtekening.”‘
Dat was wennen, geeft hij toe. Hij wilde altijd aan de zijkant van het podium staan. Dat vond hij de beste plaats in het leven.
‘Het is allemaal begonnen op de kermis in Ekeren. Als kind hield ik van de botsauto’s. Ze speelden er altijd fantastische muziek. Gene Vincent. The Kinks. The Beatles. ’s Avonds zag ik die mannen de tent afbreken en dan vertrokken ze naar een andere stad. Met grote ogen stond ik naar dat circus te kijken. Als ze mij vroegen wat ik later wilde doen, antwoordde ik: “De botsauto’s achterna reizen, de wereld rond.”‘
Later zag hij de helden van de botsauto’s in het echt. ‘Mijn eerste concert was The Kinks in De Roma in Borgerhout. Ik was vijftien. Er werd getrokken en geduwd, maar het was fantastisch.’
Marc werd letterzetter voor het jongerenblad Joepie – een job die al lang niet meer bestaat. Hij haalde de letters uit de kast, maakte de zinnen die zijn jeugdhelden gezegd hadden en ging weer naar huis. ‘Op een dag stond ik te wachten aan de tramhalte voor De Roma. Er stopte een vrachtwagen met een mobiele geluidsstudio erin. “Zou ik de studio eens mogen zien?” vroeg ik aan de man die aan het uitladen was. “Natuurlijk”, antwoordde hij. “Paul McCartney treedt hier straks op. Kom ook.” Ik zei dat ik niet kon, maar eigenlijk had ik geen geld voor een ticket. Die avond passeerde Marc weer voorbij De Roma. “Je bent toch gekomen”, zei de man. “Volg me.” Een paar tellen later stond ik aan de zijkant van het podium, op twee meter van McCartney.’
De Beatle zong die avond Wild Life.
Marc vroeg vakantie aan op het werk. ‘”Wanneer kom je terug?” vroegen mijn collega’s. “Nooit”, antwoordde ik.’
Hij liftte naar Engeland. ‘In Brighton bleef ik slapen bij een vriendin. In de krant van haar vader zag ik een grote kop: “BRIAN JONES IS DEAD.” “The Stones spelen zaterdag in Hyde Park een herdenkingsconcert”, zei die man. “Ik moet in Londen zijn. Als je wilt, mag je mee.” Het concert in Hyde Park vergeet ik nooit: vooral het moment dat Mick Jagger Adonais van P.B. Shelley voordroeg en de andere Stones vlinders lieten vliegen.’
Vanuit Hyde Park liftte Marc verder naar Spanje. Daar werd hij aan de grens tegengehouden, omdat zijn haar te lang was. Hij maakte dan maar rechtsomkeert. ‘Ik had een job versierd in een drukkerij in Zweden. Maar eerst wilde ik nog naar Jazz Bilzen.’
Het festival waar iedereen schande over sprak, onze eigen versie van Woodstock. ‘Op moreel gebied worden alle grenzen er overschreden’, zei minister van Justitie Alfons Vranckx. Rock was in die dagen nog hel en verdoemenis. Alleen al daarom wilde Marc graag lid worden van de bandeloze jeugd van Bilzen. Zo graag dat hij een maand te vroeg aankwam in het Limburgse dorp. ‘Ik was domweg vergeten wanneer het festival ook weer plaatsvond. Ik zette mijn tent dan maar op in de straten van Bilzen. Om de tijd zoek te maken, hielp ik mee het podium opbouwen. Op een dag kwam mijn broer op bezoek in de tent. Er wandelde een knap meisje voorbij. “Wie is dat?” vroeg hij. “Ik sprak gisteren even met haar”, antwoordde ik. “Ooit ga ik met haar trouwen.”‘
Net als in Woodstock regende het ook op Jazz Bilzen 1969, drie dagen aan een stuk. Het publiek gooide met modder naar de roadies, Shocking Blue zong ‘She’s got it. Well, I’m your Venus. I’m your fire, at your desire.’ En om drie uur ’s nachts voegde The Moody Blues daar Nights in White Satin aan toe, om alles toe te dekken. Marc en Gerdy uit Bilzen werden een koppel voor het leven.
De maanden daarna bleef Marc teruggaan naar Bilzen. Hij werd lid van de organisatie. ‘Er bestonden toen geen rockfestivals in België’, vertelt hij. ‘We hebben alles zelf moeten uitvinden.’ Met vallen en opstaan. Zoals de dag dat ze het podium moesten stutten omdat het dreigde in te storten. Of die keer dat er te weinig elektriciteit was. ‘We mochten bij een buurman de stekker in het stopcontact steken. Toen viel het geluid uit op het podium. De man had de stekker weer uitgetrokken om zich te scheren.’
Oud-strijdersverhalen voor zijn kleinkinderen, maar heimwee heeft hij niet. ‘Festivals zijn vandaag veel beter georganiseerd. Wij waren amateurs die het allemaal deden uit liefde voor muziek.’
En om geweldige concerten te zien. Vanaf de zijkant van het podium zag hij alle helden van toen: de jonge Van Morrison, de jonge Ray Davies, de jonge Raymond van het Groenewoud. ‘Op een dag reed er een rode bestelwagen met een Britse nummerplaat de wei op. Ik dacht dat het bezoekers waren en wilde ze wegjagen. Het bleken de mannen van The Clash. Ze hadden zelfs geen roadies.’
Eind jaren zeventig werd Cambre mee verantwoordelijk voor de programmering van Jazz Bilzen. ‘Elk jaar gingen we shoppen in Londen’, zegt hij, en dat had zo zijn gevolgen. Veel geld hadden de Belgen uit Bilzen niet, maar ze kenden wel wat van muziek. Ze boekten The Police vóór de grote roem. Met de stoptrein uit Hasselt arriveerde de groep in Bilzen. Hun instrumenten werden van het station naar de weide vervoerd met het VW-busje van bakkerij Grake.
Een collega van Marc zag in Londen dan weer een onbekende artiest, met een vreemd brilmontuur. ‘Hij heeft een rare naam,’ zei hij, ‘maar we moeten hem naar Limburg halen.’
Elvis Costello gaf in Bilzen zijn eerste optreden op het Europese vasteland. En wat voor één. ‘Tear the fence down!’ riep hij tegen het publiek. ‘Achteraf toonden we hem een briefje van twintig frank. “Jij lijkt op onze koning.” Hij moest erom lachen. Naar het schijnt heeft hij lang met het idee gespeeld om zijn tweede plaat King of Belgium te noemen.’
De tijden veranderden. Artiesten begonnen steeds hogere eisen te stellen. De tijd dat Rod Stewart zich nog wilde omkleden in de koeienstal, terwijl een paar Bilzenaars een handdoek voor zijn intieme delen hielden, was voorbij. ‘Hij vroeg plots een kleedkamer met roze tapis-plein. Die ene keer dat Lou Reed afzegde met een doktersbriefje vergeet Marc ook niet. ‘Ike en Tina Turner wilden wel invallen. Op één voorwaarde: dat iemand hen in Zaventem opwachtte met een koffer waarin 500.000 frank zat. Net na dat concert zijn ze gescheiden.’
Rockfestivals werden een business als een andere: iets waar zelfs ministers graag acte de présence geven. Bilzen kon niet meer volgen. ‘We kwamen in Londen en daar zeiden ze: “Jullie komen één keer per jaar. Een landgenoot van jullie staat hier elke máánd.” Dat was Herman Schueremans. We kenden hem in Bilzen. Hij liep er vaak rond, want hij wilde ook iets organiseren voor de Chiro.’
‘Hij was veel ambitieuzer. Voor ons was Jazz Bilzen een hobby. We waren al blij dat er wat geld overbleef om volgend jaar weer een editie te organiseren. Als we het ook wat professioneler hadden aangepakt, dan had Jazz Bilzen misschien nog bestaan.’
‘In de organisatie van Jazz Bilzen zaten de manager en de man van Jo Lemaire. Zij vroegen of ik mee op tournee wilde als roadie van Jo, die toen heel bekend was in België en Frankrijk. Bij haar heb ik het vak geleerd. Eind jaren tachtig stapte Jo’s drummer over naar Bart Peeters, en ik ben hem gevolgd.’
‘Marc was toen nog maar veertig,’ had Bart Peeters me eerder in de coulissen verteld, ‘maar iedereen noemde hem toen al der Alte. Ooit zag ik een solo-optreden van Neil Young in de Elisabethzaal. Rondom hem cirkelden allemaal zeventigers. ‘What would I do without those people?’ vroeg Young zich af. Dat geldt ook voor Marc en mij.’
‘Een tijd geleden traden we op in Marokko. Tot onze verbijstering hingen er aan onze instrumenten kaartjes. Daarop stond in het Arabisch uitgelegd hoe die bij verlies terug in België moesten raken. Dat is Marc: hij denkt aan alles. Als hij ermee stopt, dan ik ook.’
‘Dat optreden in Marokko vergeet ik niet’, zegt Marc. ‘Bart had een paar nummers in het Frans voorbereid, maar ging al snel verder in het Nederlands. Niemand begreep er iets van, maar het festival stond op z’n kop. Dat is altijd zo. Waar Bart ook speelt, overal neemt hij de zaak over.’
Zou je voor iedereen roadie kunnen zijn, vraag ik.
‘Het helpt wel als het fijne mensen zijn, zoals Bart. Ik zou bijvoorbeeld niet kunnen werken voor The Pointer Sisters: die praatten niet meer met elkaar, ze doen alleen nog alsof op het podium. Ook grote buitenlandse bands zoals INXS en Sepultura heb ik geweigerd. Dan ben je een nummer in een groot circus. Of neem een band als U2: die komen een paar minuten voor het concert aan met vier verschillende limo’s. Ze kennen alleen nog hun persoonlijke gitaarroadie.’
Toch heeft hij het ooit gedaan: life on the road. ‘Midden jaren negentig heb ik mijn job in de drukkerij opgezegd. Ik ging weer eens verlof zonder wedde vragen om op tour te gaan. Mijn baas zei: “Wordt het geen tijd dat je kiest tussen je job en je hobby?”
“Ja”, antwoordde ik, en ik gaf mijn C4 af. Mijn vrouw was een beetje in paniek: ik liet de vaste job vallen die ik twintig jaar deed in ruil voor een onzeker bestaan als roadie. De week erop ben ik op Amerikaanse tournee vertrokken met K’s Choice. Alanis Morissette had Sarah en Gert op een festival zien spelen. Ze was onder de indruk en wilde hen als voorprogramma. Elke dag speelden we voor minstens 10.000 man. Een ongelooflijke ervaring. Maar net zo goed hebben we in Amerika in kleine clubs gestaan, waar amper volk, licht of een goede PA was. Zulke ervaringen scheppen een band voor altijd. Daarom bestaat die groep nog altijd.’
Halftwaalf in het Rivierenhof. Het amfitheater is weer leeg: de artiesten en het publiek zijn weg. Alleen op het podium is een man van 67 druk in de weer. Hij laadt alle instrumenten in. En die ene witte paraplu. Ik moet denken aan The Load-Out, een liedje dat Jackson Browne ooit zong over roadies. ‘They’re the first to come and last to leave.’
Zegt een podium iets over een artiest, vraag ik.
‘Ja. Tien jaar geleden zag ik een concert van dEUS. Hun scène was een rommeltje. Dat kun je niet maken tegenover het publiek. Je hoort dat rommelige ook in hun muziek. Nu goed, ieder zijn smaak.’
Heeft hij dan zelf nooit op een podium willen staan? Heel wat artiesten zijn begonnen als roadie, van Noel Gallagher tot David Gilmour, zelfs Lemmy van Motörhead was ooit roadie van Jimi Hendrix. ‘Die ambitie heb ik nooit gehad. Ik kan ook maar drie akkoorden spelen: net genoeg voor een soundcheck. Toch krijg ik nog bij elk optreden kippenvel. Altijd op hetzelfde moment: als het publiek applaudisseert na het eerste nummer. Dan denk ik: alles is oké, de botsauto’s bollen weer.’
Een paar dagen later, in Zaventem. Opnames voor het archiefprogramma ’t Is gebeurd. Marc speelt een archivaris die op z’n 67e plots ambitie krijgt en een eigen tv-show wil, mét een orkest en zangers. Frank Vander linden speelt het spel mee. Voor de camera’s doen ze alsof ze ruzie krijgen. Vander linden trapt het af. ‘Laat hem maar lopen’, zegt Marc. ‘Met z’n Irene, Irene altijd. Je wordt er hoorndol van.’
Als de camera’s niet meer draaien, lacht Vander linden: ‘Marc, die laatste zin kwam duidelijk recht uit je hart.’
‘Roadies zijn een ras apart’, zegt de zanger van De Mens. ‘Ze leven een sluipend bestaan, in de luwte. Daarom ben ik zo blij dat ze nu Marcs komisch talent ontdekken. Technisch is hij ook heel sterk. Zo goed dat we het fantastisch vinden als we hem eens op een fout kunnen betrappen. Niet iedereen is zo. Op Parkpop werd hij ooit op het podium uitgemaakt door een bekende Belgische rockzanger omdat hij een verkeerde gitaar had aangegeven. Het stond nochtans zo op de setlist. Een andere roadie, die erbij was, reageerde heel emotioneel: “Kom Marc, we zijn weg.” Dat zou Marc nooit doen. Niet uit onderdanigheid, maar omdat hij in alle omstandigheden tactvol blijft. Discreet ook. Ik probeer hem altijd geheimen te ontfutselen van andere zangers, maar hij lost nooit iets.’ (lacht)
‘Omdat er ook niets te vertellen valt’, zegt Marc. ‘Al die seks-, drugs- en rock-‘n-rollverhalen: ik heb ze nooit meegemaakt. Ofwel gebeurden ze elders, ofwel zijn ze verzonnen. Op tournee gaan: dat is vooral veel onderweg zijn.’
Eigenlijk, zegt hij, volgt hij op zijn 67e nog altijd die ene kinderdroom: meegaan met de botsauto’s. Alleen lijkt de wereld oneindig veel kleiner dan toen.
Nog één anekdote, één zonder seks, drugs of rock-‘n-roll. Hoewel. ‘Het gebeurde tijdens de Amerikaanse tournee van K’s Choice. We waren beland op een festival in het hol van Pluto. Een roadie van INXS kwam naar me toe: “Ik ken jou.” “Dat kan niet”, antwoordde ik. “Het is de eerste keer dat ik op hetzelfde festival sta als INXS.” Bleek dat we elkaar net daarvoor gekruist waren op een festival in Australië waar hij toerde met Midnight Oil.’
‘Wat later speelde de radio van de tourbus Radar Love van de Nederlandse band Golden Earring. “Dat is een lied uit mijn land”, zeg ik tegen die man. Niet helemaal waar, maar goed: België of Nederland, dat is voor die Amerikanen één pot nat.’
Het was vooral een lied van Marcs generatie: hij had het nog meegezongen in Bilzen, jaren eerder. Over een jongen die alleen naar huis rijdt en tegen zichzelf praat, omdat hij zijn meisje mist. En dan speelt de radio die vergeten song van Brenda Lee, Comin’ on Strong.
‘”Dat is ook toeval”, zegt die man. “Brenda Lee, dat was mijn buurmeisje in Atlanta. Ik ben nog verliefd geweest op haar.”‘
Of het die dag ook regende in Amerika, en of hij een paraplu bij zich had, weet Marc niet meer. Maar wellicht wel.
DOOR STIJN TORMANS, FOTO SASKIA VANDERSTICHELE
‘Marc is een beetje zoals Forrest Gump. Op alle belangrijke foto’s staat er nog iemand, aan de zijkant. Die man is Marc.’ (Frank Vander linden)
‘Al die seks-, drugs- en rock-‘n-rollverhalen: ik heb ze nooit meegemaakt. Ofwel gebeurden ze elders, ofwel zijn ze verzonnen.’