Hoewel de economie trager zal groeien dan verwacht, belooft eerste minister Guy Verhofstadt voor de derde keer op rij een begroting in evenwicht. Vice-premier en minister van Begroting Johan Vande Lanotte waarschuwt evenwel dat het heel moeilijk wordt ‘om alles wat we hebben afgesproken uit te voeren’.
Hij had zich de politieke rentree enigszins anders voorgesteld. Toen hij op 11 juli in het kernkabinet de wapenleveranties aan Nepal goedkeurde, had hij nooit kunnen dromen dat vijf weken later de razernij zou uitbreken binnen de paars-groene coalitie. Vice-premier, minister van Begroting, Maatschappelijke Integratie en Sociale Economie Johan Vande Lanotte (SP.A), een van de zwaargewichten in de regering-Verhofstadt, hield zich de jongste tijd muisstil. Hij weet wanneer hij beter kan zwijgen. Maar wat hem koud op het dak viel, was de kritiek die ex-premier Jean-Luc Dehaene in zijn recent verschenen boek Er is nog leven na de 16 formuleerde op het begrotingsbeleid van paars-groen: ‘In feite moest een overschot worden opgebouwd. Maar dat kon politiek niet, omdat men het vrijgekomen geld nodig had om alle regeringspartijen hun zin te geven. Men maakte geen keuze. Dat was blijkbaar de enige manier om de paars-groene coalitie bijeen te houden.’
Ook de opmaak van de begroting voor 2003 wordt weer een moeilijke klus. Premier Guy Verhofstadt, die er tot voor kort nog vrolijk van uitging dat de economische groei volgend jaar drie procent zou bedragen, zei afgelopen weekend bij de opening van de Gentse Jaarbeurs dat de marges uiterst smal zullen zijn. Er kan geen sprake zijn van ‘een electorale snoepwinkel’. De minister van Begroting had al eerder berekend dat hij de vinger op de knip zou moeten houden.
Hoeveel moet er straks in de uitgaven van de verschillende departementen worden gesnoeid om de begroting voor 2003 in evenwicht te houden?
JOHAN VANDE LANOTTE: Volgens de eerste technische ramingen waarover ik beschik: een miljard euro.
Is er dan nog wel ruimte voor de invoering van de ecobonus én de verlaging van de personenbelasting én de verhoging van de minimumuitkeringen én de verbetering van het sociaal statuut van de zelfstandigen? Dat is allemaal voorzien in het regeerakkoord.
VANDE LANOTTE: Het zal heel moeilijk worden om alles wat we afgesproken hebben uit te voeren. Waarmee ik tegelijkertijd gezegd wil hebben dat we het moeten proberen. We zullen ruimte moeten máken .
Maar stel dat het niet lukt. Welke plannen moeten dan sneuvelen?
VANDE LANOTTE: In een coalitieregering zal dan per definitie iedereen een stukje van zijn ambities moeten inperken. Het kan nooit zo zijn dat één partij alles krijgt, en de rest niets. Zo werkt dat niet.
U zou voor 2003 ook een tekort op de begroting kunnen accepteren, zoals dat in Frankrijk en Duitsland gebeurt.
VANDE LANOTTE: Dat lijkt mij niet verstandig, omdat we nu eenmaal nog altijd met een hoge staatsschuld zitten. Als het slecht gaat, kan een gezin wat lenen, op voorwaarde dat het niet al zeven leningen heeft lopen. Dat is een beetje onze situatie. Al moet ik eraan toevoegen dat we spectaculaire vooruitgang boeken.
Ex-premier Dehaene verwijt u dat u een gat in uw hand hebt. In tijden van hoogconjunctuur had paars-groen de staatsschuld versneld moeten aflossen, zegt hij.
VANDE LANOTTE: Ik heb dat ook gelezen. Ik heb me tot nu toe altijd discreet opgesteld, maar ik heb geen zin om dat soort schijnheilige kritiek over mijn kant te laten gaan. Wélke economische hoogconjunctuur? Deze regering heeft één goed jaar gekend – 2000 – en de andere jaren waren bijzonder mager door omstandigheden waar wij geen vat op hadden. 11 september was niet de schuld van de Belgische regering bij mijn weten. De waarheid is dat de gemiddelde groei bij de vorige regering 2,5 procent bedroeg en bij de huidige regering 1,9 procent bedraagt.
U bent boos.
VANDE LANOTTE: De manier waarop nu plots gezegende maagden opstaan, zit mij hoog, ja. Als ik mij baseer op de uitgezuiverde cijfers van de Nationale Bank, constateer ik dat de regering-Dehaene in vier jaar tijd de schuld heeft afgebouwd met 11,6 procent, terwijl wij in drie jaar tijd – en in slechtere economische omstandigheden – een schuldafbouw van 12,5 procent gerealiseerd hebben.
De conclusie zou dan moeten zijn dat Dehaene uit zijn nek kletst.
VANDE LANOTTE: Ik wil beleefd blijven. Maar als men in ’97 en ’98 voor zo’n kleine vierhonderd miljard frank schulden aflost door een deel van onze goudvoorraad te verkopen, moet men zich achteraf niet op de borst kloppen en zeggen: kijk eens hoe streng we toen geregeerd hebben. Dat is mij iets te makkelijk.
U was vice-premier in die regering.
VANDE LANOTTE: Zeker, ik heb die beslissing mee goedgekeurd. Ze was ook perfect verdedigbaar, omdat we ervoor moesten zorgen dat we de start van de euro niet misten. Maar ik weiger te zeggen: toen waren we heilig en nu zijn we ketters.
Is de verkiezingscampagne eigenlijk al niet begonnen?
VANDE LANOTTE: De verkiezingscampagne begint voor mij altijd de maandag na de verkiezingen.
Zo kennen wij er ook nog een paar.
VANDE LANOTTE: En toch is het zo. De enige dag dat ik geen verkiezingscampagne voer, is de zondag van de verkiezingen.
Mogen wij u een uitspraak van Karel De Gucht voorleggen?
VANDE LANOTTE: (grijnzend) Hoe zou het toch komen dat iedereen altijd over De Gucht begint tegen mij?
Karel De Gucht in ‘De Morgen’: ‘De modelstaat bestaat nog niet. We botsen vaak op een harde kern bezetters van het staatsapparaat. Als ik Stevaert hoor zeggen dat postbodes ook voldoende tijd moeten hebben om met iedereen een praatje te maken, dan vrees ik dat we op een ideologische strijd afstevenen.’
VANDE LANOTTE: Ik ben heel blij met die uitspraak, al weet ik niet of iedereen in de liberale familie mijn blijdschap deelt. Ik heb dat interview met De Gucht onmiddellijk doorgemaild naar zijn partijgenoot Rik Daems, want de overheidsbedrijven zijn tot nader order zijn rayon.
Hij zal u dankbaar zijn geweest.
VANDE LANOTTE: Ik kan het toch niet helpen dat de voorzitter van de VLD blijkbaar niet tevreden is over de manier waarop zijn partijgenoot de overheidsbedrijven beheert? Je moet nooit reclameren als je zelf iets niet goed doet, lijkt mij. Maar serieus: ik vind het een nogal achterhaalde discussie. Dat hele beeld van superefficiënte privébedrijven en superbureaucratische overheidsbedrijven is goed voor de catechismusboekjes, maar verder heb je daar geen fluit aan. Er zijn nogal wat privébedrijven die op een superefficiënte manier failliet gaan. Natuurlijk moet een overheidsbedrijf als De Post efficiënt geleid worden om de concurrentie te kunnen aangaan. Maar dat ontslaat je als overheid niet van de vraag: vinden we dat De Post ook nog een aantal functies heeft daarbovenop? Als dat zo is, zul je daar extra geld voor over moeten hebben. De discussie moet over de doelstelling gaan, en als je het daarover eens bent, zijn voor mijn part alle middelen goed om die te bereiken. Een eenvoudig voorbeeld: veel bejaarden in onze samenleving vereenzamen. Wil je daar iets aan doen, dan zou je de pakweg twintigduizend postbodes die iedere dag op stap zijn een kwartiertje extra kunnen gunnen om met bejaarden te klappen. Daar hangt voor de overheid een prijskaartje aan, dat besef ik ook wel. Het kost misschien een miljard. Maar wat is het alternatief? Je zou ook een legertje van tweeduizend sociaal assistenten op de been kunnen brengen om uiteindelijk hetzelfde resultaat te bereiken. Dat kost je dan wel twee miljard – alleen maar om binnen je ideologie te blijven.
Ziedaar het verschil tussen een socialist en een liberaal?
VANDE LANOTTE: Het verschil is dat wij een beetje logischer denken en – anders dan Karel De Gucht – geen last hebben van dogma’s. Ik word ’s morgens niet wakker met de gedachte ‘ik moet vandaag de vrije-markteconomie res- pecteren’.
En zodoende wilt u, in het kielzog van Steve Stevaert, het treinverkeer voor pendelaars gratis maken. Maar ‘gratis’ bestaat toch niet?
VANDE LANOTTE: O nee? Ik heb Karel De Gucht nog nooit horen zeggen dat het een schande is dat Aimé Desimpel gratis op de autosnelweg mag. Maar als Jan-met-de-pet gratis – dat wil zeggen: betaald door zijn werkgever – van Oostende naar Brussel zou mogen sporen, is dat ineens een doodzonde. Die logica ontgaat mij. Iedereen is het erover eens dat we het mobiliteitsvraagstuk alleen kunnen oplossen als meer mensen van het openbaar vervoer gebruik maken. We hebben van alles geprobeerd. En de enige maatregelen die tot nu toe enigszins blijken te werken, zijn prijsverlagingen. Dat zou ons eigenlijk niet mogen verbazen. Waar wordt de concurrentieslag tussen de grootwarenhuizen over gevoerd? Niet over de kleur van hun logo of de vestigingsplaats, maar over de prijs. Bij de telecombedrijven idem dito. Maar als het over openbaar vervoer versus privévervoer gaat, mogen we niet over de prijs spreken, want dat is platvloers.
Gratis woon-werkverkeer is voor uw partij een prioriteit?
VANDE LANOTTE: Het is meer dan een bevlieging en we zullen er in ieder geval hard voor vechten. Maar ik heb al gezegd dat er weinig of geen ruimte is voor nieuwe initiatieven en ik zal dus ook mijn eigen ideeën moeten toetsen aan de haalbaarheid van het moment. Vroeg of laat zal het ervan komen. Veeleer vroeger dan later.
Karel De Gucht riep in het al geciteerde interview de sociale sector uit tot de ‘core business’ van de VLD. Bij een volgende regering wil hij zelfs sociale departementen claimen.
VANDE LANOTTE: Voor ons niet gelaten. Wij willen best wisselen: een liberaal op Sociale Zaken en een socialist op Financiën – al zijn we er nog niet uit of dat Stevaert of Vandenbroucke moet zijn. Voor mij is dat in ieder geval te moeilijk. Ach, het behoort allemaal tot de plaagstoten van de politiek. In regeringsonderhandelingen met de CVP hebben wij ooit zelfs Landbouw opgeëist. Als het de liberalen echt menens zou zijn met hun sociale bekommernis zouden ze nu al heel veel kunnen doen op het departement van Huisvesting dat ze beheren. Ik heb er nog niet veel van gemerkt.
Als we ons even tot de minister van Maatschappelijke Integratie mogen richten: hoe reageert die op het interview met Dyab Abou Jahjah in dit blad?
VANDE LANOTTE: Het zal u niet verbazen dat ik weinig sympathie heb voor de standpunten van mijnheer Jahjah. Ik heb ook niet de indruk dat we hem moeten beschouwen als de unieke spreekbuis van de allochtone gemeenschap. Zijn uitspraak dat Arabisch erkend zou moeten worden als de vierde landstaal vind ik negatief. Want impliciet zegt hij daarmee: leer geen Nederlands meer.
Dat is niet wat hij zegt.
VANDE LANOTTE: Nee, maar zo wordt het wel verstaan. Het is een flauwe jezuïetentruc om dan te beweren dat hij het niet gezegd heeft. Het verhaal van Jahjah is een verhaal van niet-integratie. Misschien weet u dat ik behalve met mijn hobby, die de politiek is, beroepsmatig ook nog bezig ben met mensenrechten. Er wordt veel gediscussieerd over de universaliteit van mensenrechten. Mogen we onze eigen perceptie van mensenrechten ‘opdringen’ of niet? Ik ben daar tamelijk eurocentrisch in. Ik vind niet dat we moeten zeggen: iedereen heeft zijn eigen cultuur en waarden. En dus jammer maar helaas de schouders mogen optrekken als dat excuus wordt gebruikt om mensenrechten te schenden. Dat hebben we eeuwenlang gehoord. Wij hebben – na heel veel discussie – de gelijkheid tussen man en vrouw proberen te bereiken en een aantal rechten en plichten afgesproken daaromtrent. Ik vind dat die moeten gelden voor iedereen die hier leeft.
In alle commotie rond de uitspraken van Jahjah is misschien wel de essentie van zijn betoog uit het oog verloren: veel werkgevers weigeren nog altijd allochtonen in dienst te nemen.
VANDE LANOTTE: Daar heeft hij een punt, maar hij is helaas de slechtste pleitbezorger die de Arabische gemeenschap zich kan dromen. Als we zeggen dat integratie nodig is, moeten we de consequenties daarvan durven nemen. Dan moeten we ook stoppen met zagen over taallessen en het feit dat er niet genoeg leerkrachten voor zijn. Dan moeten we durven zeggen: we gaan taallessen verplichten , punt uit.
Maar het tekort aan leerkrachten om taallessen te geven is toch reëel? In een stad als Antwerpen staan honderden anderstalige nieuwkomers die Nederlands willen leren op de wachtlijst.
VANDE LANOTTE: Het is evident dat we daar iets aan moeten doen, maar ik vind het een kromme redenering om te zeggen: we kunnen nog niet over een verplichting praten, want we hebben nog niet genoeg aanbod. Je moet de redenering omdraaien: je zult nooit voldoende aanbod hebben als je er geen verplichting van maakt. Als er geen onderwijsplicht was, had je nooit genoeg onderwijzers en leraren voor iedereen. Kijk naar Nederland, waar de leerplicht pas geldt vanaf zes jaar. Het gevolg is dat ouders al heel veel chance moeten hebben om een kleuterklas te vinden waar ze hun kind van drie naar toe kunnen sturen.
Maar taallessen geven allochtonen toch geen garantie op werk?
VANDE LANOTTE: Helaas niet, nee. Daarom vind ik ook dat we discriminatie op de werkvloer niet langer mogen tolereren en werkgevers desnoods quota moeten opleggen, zoals ze dat ook in de Verenigde Staten hebben gedaan. Ik herinner me nog hoe ik destijds na de migrantenrellen in Kuregem samen met Philippe Moureaux ging discuteren met zo’n driehonderd jonge gasten. We hadden het twee uur lang over de noodzaak van vorming en taallessen. En toen stond er ineens een jongen op, die zei: ‘Dat is allemaal kul. Ik spreek perfect Nederlands, Frans en Duits, en als ik opbel om te solliciteren, zijn ze ongelooflijk geïnteresseerd, gezien mijn opleiding. Tot ze mijn naam vragen en horen dat ik Rachid heet.’ Ik zal dat niet gauw vergeten. Met alle respect: een gehandicapte Vlaming heeft nog altijd meer kans op werk dan een valide Marokkaan. In de Brusselse rand, in Vlaams Brabant bijvoorbeeld, zijn er al tien jaar arbeiders te kort. En in Brussel, waar al die Marokkanen wonen, zijn er al tien jaar arbeiders te veel. Dat is toch vrágen om problemen? In Gent, waar ik de situatie een beetje ken, verloopt de integratie van de Turkse gemeenschap nu moeilijker dan twintig jaar geleden, omdat veel jonge Turken vandaag geen werk meer vinden. Ik denk dat we daar met quota iets aan kunnen doen.
Bestaat daarover eensgezindheid binnen uw partij?
VANDE LANOTTE: Er wordt terecht opgemerkt dat met zo’n systeem het gevaar bestaat dat allochtonen een stempel van onbekwaamheid krijgen: ‘Die werkt hier omdat hij hier móét zijn.’ Er is dus nog geen definitief partijstandpunt over hoe het moet, maar we zullen in ieder geval íéts dwingends moeten ondernemen om jonge allochtonen aan de slag te helpen.
Een vraag voor de vice-premier in u: hoe diep zijn de wonden die de crisis rond de wapenleveranties heeft geslagen in de coalitie?
VANDE LANOTTE: Het was niet het meest aangename moment, zoals u zich misschien kunt voorstellen. Maar om heel eerlijk te zijn: wat die crisis in de coalitie teweeggebracht heeft, bekommert mij minder dan wat het voor mijn partij betekent. We hebben daar de voorbije weken stevig over gediscussieerd. Ik heb begrip voor de pacifisten die zeggen: je kunt een conflict nooit met wapens beslechten, geweld betekent altijd dat de ene maatschappelijk achtergestelde de andere uitmoordt – het zijn zelden de wereldleiders die elkaar toetakelen, helaas. Dat is een thesis waar ik gevoelsmatig heel dichtbij sta. Maar je kunt de zaak ook rationeel benaderen en je bijvoorbeeld afvragen: zou geweldloos verzet tegen het nazisme iets hebben uitgehaald? Je kunt wel zeggen dat gewapende strijd niets oplost, maar hadden bijvoorbeeld de sandinisten in Nicaragua een andere keuze om de dictatuur omver te werpen? Hadden we hen nooit aan wapens mogen helpen? Onze wetgeving, zoals die nu is, zou dat niet toelaten. Die wetgeving is een mengeling van pacifisme en rationaliteit, en daarom op den duur niet houdbaar.
Ook bij de achterban van de SP.A zijn er dus veel zieltjes gekneusd?
VANDE LANOTTE: (fel) Niet alleen bij onze achterban! Dat begint bij de top van de SP.A. Denk je dat je al fluitend naar huis gaat als je zoiets beslist hebt? Excuseer, maar dat soort cynisme van de macht ken ik niet. Het was een moeilijke afweging, maar toen we de beslissing een keer genomen hadden, hebben we ook gezegd: we nemen daar de verantwoordelijkheid voor.
De SP.A ziet zichzelf graag als het cement van de coalitie: de bruggenbouwers tussen groen en blauw.
VANDE LANOTTE: Dat hebben wij nooit beweerd. Dat is wat de journalisten ervan maken.
Maar in ieder geval hebt u geen pink uitgestoken om Agalev uit de problemen te helpen en de premier bijvoorbeeld tot een wat soepeler houding te bewegen.
VANDE LANOTTE: Hoor eens, Agalev heeft zichzelf in de problemen gebracht. Als Agalev vanaf de eerste dag gezegd had waar het op stond en niet met drie of vier verschillende versies van de feiten was gekomen, had het zich heel wat ellende kunnen besparen. Het is misschien jammer, maar ik ben niet de communicatieadviseur van iemand anders. En het is absoluut niet waar dat Agalev op 18 juli, toen er in het kernkabinet beslist werd, alleen stond. Ik zou bijna het omgekeerde durven zeggen: wij hebben de meeste vragen gesteld. Over die exportlicenties is bijna een uur gediscuteerd, en in die discussie zijn wij het die het voortouw hebben genomen en finaal gezegd hebben dat er genoeg argumenten waren om wél te leveren. Punt. Het is natuurlijk jammer dat de discussie achteraf in een partijpolitieke en communautaire mallemolen is terechtgekomen. Als het Vlaams Blok al van oordeel is dat we geen wapens mogen leveren om tegen maoïsten te vechten, is het wel duidelijk dat het debat op een rare manier geperverteerd is geraakt.
Hoe kijkt u aan tegen het bondgenootschap van Ecolo met enerzijds de PS en anderzijds Agalev?
VANDE LANOTTE: Over de wapenleveranties waren PS en Ecolo zéér eensgezind, moet ik zeggen.
Heeft de SP.A nog een bevoorrechte partner?
VANDE LANOTTE: Wij zeggen al drie jaar dat Agalev en SP.A beter zouden kunnen samengaan. Maar goed, een jonge man die een meisje zes keer zijn liefde verklaart en zes keer de deur wordt gewezen, is een steenezel als hij het nog een zevende keer probeert. De liefde kan niet van één kant komen.
Liefde bewijs je niet met woorden maar met daden, zeggen ze wel eens.
VANDE LANOTTE: Nogmaals: we hebben Agalev niet laten vallen. Maar als we onze liefde ook moeten bewijzen door nadien de waarheid te verdoezelen – zo ver gaat onze liefde niet.
In de crisis rond de wapenleveranties bleek ook een grote tweespalt met uw toekomstige alliantiepartners van Spirit.
VANDE LANOTTE: Dat kon ook moeilijk anders. Bij Spirit is de traditie van het pacifisme dominant, de traditie van Nooit Meer Oorlog. In de SP.A hebben we twéé tradities: enerzijds de traditie van het gebroken geweer, die alle geweld afwijst, en anderzijds de traditie van mensen die geld inzamelden voor de Spaanse burgeroorlog en – in een recenter verleden – voor de sandinisten. Ik besef ook wel dat deze crisis niet leuk geweest is voor onze alliantie met Spirit. Maar we hebben ook nooit gezegd dat we één partij zouden gaan vormen, we hebben niet gekozen voor eenheidsworst maar voor een kartel waarin mensen kunnen zitten met soms heel verschillende ideeën.
Verbaast het u dat mensen als Patrik Vankrunkelsven en Sven Gatz uiteindelijk niet voor de SP.A gekozen hebben?
VANDE LANOTTE: Volgens mij is dat niet meer dan een accident de parcours. Ik weet niet of Vankrunkelsven bij ons overgelukkig zou zijn geworden, maar ik vermoed dat zijn beslissing om voor de VLD te kiezen in ruime mate het gevolg was van zijn controverse met Anciaux.
Zou het niet kunnen dat de SP.A nog altijd het imago heeft van een wat suffe, muffe partij?
VANDE LANOTTE: Dat beeld is niet terecht, maar het bestaat – en er zijn mensen die hun uiterste best doen om dat te bestendigen. Maar we zijn een partij met zowel een progressieve als een conservatieve vleugel. Mij maakt het niet uit of iemand een stropdas wil dragen of in zijn blote kont in de Gay Parade wil meelopen, zolang we samen voor dezelfde dingen willen vechten. U weet dat ik altijd heel bescheiden ben in mijn ambities, maar ik hoop dat de mensen van Spirit onze progressieve vleugel kunnen versterken en dat we samen de krachtsverhoudingen in de Vlaamse politiek lichtjes kunnen veranderen. We zijn op dit moment de grootste progressieve partij en we hebben och here vijftien procent.
Hoe hoog mikt de SP.A straks bij de verkiezingen?
VANDE LANOTTE: Zoals we altijd gezegd hebben: de doelstelling blijft achttien procent.
Is het nog altijd uw ambitie om ‘de oude wijken te heroveren’?
VANDE LANOTTE: Dat soort praat heb ik nooit verkocht. In mijn stad Oostende is de SP.A ook in de volkswijken nog altijd de grootste partij en we hebben ons nooit afgevraagd van wie we stemmen moesten afpakken. Ik redeneer misschien simplistisch, maar als de vijf democratische partijen in 2003 nu eens allemáál meer stemmen zouden halen, dan is het toch afgelopen met het Vlaams Blok? Verkiezingen win je met een coherent programma en een sterke lijst. Zo simpel is dat.
Of zo moeilijk. De SP.A heeft de vier ’teletubbies’ – Frank Vandenbroucke, Steve Stevaert, Johan Vande Lanotte, Patrick Janssens – plus Freya Van den Bossche. Maar daarachter gaapt toch een leegte?
VANDE LANOTTE: Vier boegbeelden? Dat is al niet slecht. Niet alle partijen hebben die luxe. En het is tamelijk uniek dat die vier mensen ook nog eens overeenkomen.
Het verhaal dat het leiderschap van Patrick Janssens ter discussie staat, mogen we dus afdoen als vuige roddel?
VANDE LANOTTE: Ik denk dat veel mensen zich in Patrick vergissen. Het is niet omdat hij niet de stijl van het haantje-de-voorste heeft dat hij geen leiderscapaciteiten zou hebben. Maar leiderschap in een partij krijg je met verkiezingen. Zolang je die niet gewonnen hebt, ben je nooit de baas. Bij de SP.A hebben we niet één echte leider – de enige die dat een beetje zou kunnen claimen, is Steve Stevaert, omdat hij electoraal het grootste potentieel heeft. Niemand van ons heeft daar een probleem mee. Patrick heeft in Antwerpen de gemeenteraadsverkiezingen gewonnen en daar is hij dus moreel wél de baas. Het probleem is dat er soms grote druk op hem wordt uitgeoefend om naar Antwerpen te gaan en dat hij ook zijn hart aan die stad verpand heeft. Ik begrijp dat maar al te goed. Maar Patrick is ook rationeel genoeg om te weten dat zoiets nog niet kan. Het is juist dat er recent scenario’s hebben gecirculeerd waarin Patrick als partijvoorzitter zou worden vervangen, maar finaal hebben we hem kunnen overtuigen in Brussel te blijven tot na de volgende verkiezingen. Dan zien we wel weer verder. Ik kan me voorstellen dat het voor sommige mensen heel vervelend is dat bij de SP.A vier mensen – elk met hun eigen persoonlijkheid en met redelijk imposante ego’s – zo’n hecht team vormen. En dus proberen ze ons uit elkaar te spelen. Het zal ze niet lukken.
Piet Piryns Hubert van Humbeeck
‘Ik vind dat we de discriminatie op de werkvloer niet langer mogen tolereren.’
‘Ik hoop dat de mensen van Spirit onze progressieve vleugel kunnen versterken.’