Fehriye Erdal werd in september 1999 in Duinbergen bij Knokke opgepakt wegens medeplichtigheid aan een driedubbele moordaanslag van de terreurorganisatie DHKP-C in Istanbul. Toenmalig minister van Justitie Marc Verwilghen kneep evenwel liever een oogje dicht. De gevolgen zijn bekend.
Afgelopen week maandag loopt alles plotseling fout voor de agenten van de Belgische Staatsveiligheid die de Turkse DHKP-C-militante Fehriye Erdal moeten schaduwen. Erdal verlaat in de vooravond haar schuiladres in de Brusselse Stevinstraat, waar ook het informatiebureau van het Revolutionaire Volksbevrijdingsfront DHKP-C is gevestigd. De agenten zien hoe ze in de Opel Astra van haar mentor en strijdkompaan Musa Asoglu stapt. Vrijwel meteen ontsnapt de wagen met het tweetal aan het blikveld van de agenten en verdwijnt in de Brusselse avondspits, die in de Europese buurt rond de Stevinstraat altijd al wat drukker is dan elders in de stad.
Omdat Erdal onder het toezicht staat van de Staatsveiligheid, worden het federaal parket en het crisiscentrum van Binnenlandse Zaken onmiddellijk op de hoogte gebracht van haar verdwijning. Die avond nog, tussen 22 en 24 uur, bereikt het nieuws het kabinet van Justitie en van Binnenlandse Zaken. De logboeken van de Veiligheid van de Staat geven, volgens insiders, een compleet overzicht van de gebeurtenissen.
Als een dag later Erdal, in haar afwezigheid, en Asoglu, wel aanwezig, samen met vier andere beklaagden door voorzitter Freddy Troch van de Brugse correctionele rechtbank tot 4 en 6 jaar cel worden veroordeeld wegens bendevorming, wapenbezit en valsheid in geschrifte, en hun onmiddellijke arrestatie wordt bevolen, is de verdwijning van de Turkse plots wereldnieuws.
De vlucht van Erdal is bijzonder gênant voor de federale regeringstop, die dacht van een rustige krokusvakantie te kunnen genieten. Minister van Justitie Laurette Onkelinx, die de voogdij voert over de Staatsveiligheid, voelt er niets voor om in haar eentje de opgewonden persmeute te trotseren. De Waalse socialiste wil dat de hele regering haar verantwoordelijkheid opneemt.
Uiteindelijk zal premier Guy Verhofstadt zijn vicepremier en minister van Binnenlandse Zaken Patrick Dewael overtuigen om zijn skivakantie in de Franse Savoie te onderbreken en samen met Onkelinx tekst en uitleg bij dit debacle te verschaffen.
In de loop van donderdag 2 maart, twee dagen na de verdwijning van Erdal, licht ontslagnemend administrateur-generaal Koen Dassen van de Staatsveiligheid zijn voogdijminister Onkelinx uitgebreid in over het verloop van de gebeurtenissen.
De briefing vindt plaats vlak voor de drukke persconferentie waar Onkelinx die dag samen met Dewael spitsroeden moet lopen. Minister Dewael zou pas op vrijdag, een dag na de persbijeenkomst, een kopie krijgen van het rapport dat de Staatsveiligheid aan Onkelinx bezorgde.
Dat laatste wekt in politieke kringen geen verwondering, want alle partijen houden in deze affaire hun kaarten dicht bij de borst. ‘Ik kan me indenken’, zegt een topman van de Staatsveiligheid, ‘dat in de Wetstraat de bazooka’s in gereedheid worden gebracht.’
De meeste van die politieke bazooka’s staan overigens gericht op de chef van de Staatsveiligheid Koen Dassen wiens agenten hier, volgens kabinetsleden van Justitie en van Binnenlandse Zaken, duidelijk in de fout gingen. Dassen zelf werd een tijdje geleden tot ontslag gedwongen vanwege de betwistbare manier waarop hij de Staatsveiligheid de voorbije jaren heeft geleid.
Noch minister Onkelinx, die gediend door haar gebrekkige kennis van het Nederlands erin slaagt op de achtergrond te blijven, noch minister Dewael, die het zwaarst onder vuur ligt, ook al omdat hij na de persconferentie opnieuw richting Savoie is vertrokken, lijken geneigd de verantwoordelijkheid voor de Erdal-erfenis van de vorige paarse regering op zich te nemen.
De paarse meerderheid heeft afgelopen maandag in de Kamer van Volksvertegenwoordigers de aanvallen van de oppositie afgeslagen en haar vertrouwen in Dewael en Onkelinx bevestigd.
BIJ WIJZE VAN VOORZORG
Toch was duidelijk rekening gehouden met de mogelijkheid dat Erdal nog voor de uitspraak van de rechtbank in Brugge zou onderduiken.
Een tweetal weken voor Erdals verdwijntruc, op 17 februari, had op het crisiscentrum van Binnenlandse Zaken een bijeenkomst plaats waar, zo toont een nota aan, de vertegenwoordiger van de Antiterroristische Gemengde Groep (AGG) die mogelijkheid opperde (zoals eerder ook de staatsveiligheid deed). ‘Maar dat was niet meer dan een werkhypothese’, zegt een van de deelnemers aan de vergadering. ‘Op dat moment liet geen enkel element toe te denken dat Erdal op het punt stond het maquis te kiezen. Na de aanslagen in de Londense metro (op 7 en 21 juli 2005, nvdr) werden ook bij ons de veiligheidsmaatregelen opgevoerd. Gewoon als voorzorg, zonder dat we over aanwijzingen beschikten over naderend onheil. Zo hebben we toen ook besloten de veiligheidsmaatregelen rond het Brugse gerechtsgebouw en de bescherming van bepaalde magistraten te verhogen, eveneens als voorzorg.’
Na de bijeenkomst op het crisiscentrum onderzochten juristen op Binnenlandse Zaken of Erdal preventief kon worden opgepakt. Zij kwamen tot de bevinding dat de uitspraak van de Kamer van Inbeschuldigingstelling en het asielstatuut van Erdal daarvoor niet de minste juridische ruimte bieden.
Immers, nadat ze in september 1999 in Duinbergen bij Knokke was opgepakt, samen met andere DHKP-C-militanten, was Erdal in maart 2000 op bevel van de Kamer van Inbeschuldigingstelling weer in vrijheid gesteld. Dat gebeurde weliswaar onder bepaalde voorwaarden, maar die werden drie maanden later alweer ingetrokken.
Het was toenmalig minister van Binnenlandse Zaken Antoine Duquesne die Erdal toch onder toezicht van de Staatsveiligheid liet plaatsen, ook al voor haar eigen veiligheid. Er werd immers in die dagen rekening gehouden met represailles van de Turkse veiligheidsdiensten. Die hadden een jaar eerder Abdulah Öcalan, de leider van de Koerdische rebellenbeweging PKK, in Kenia van de straat geplukt en met een legervliegtuig naar Turkije overgebracht.
Ironie van het lot: de kabinetschef van Duquesne was Koen Dassen, vandaag ontslagnemend administrateur-generaal van de Staatsveiligheid en daarom rechtstreeks verantwoordelijk voor de blunder van zijn agenten.
Uitgerekend Dassen zegt vandaag dat de Staatsveiligheid niet is uitgerust voor intens observatiewerk van activisten als Erdal. Een wat late vaststelling, al blijft de vraag waarom, gezien de ernst van het dossier, nooit een beroep werd gedaan op de diensten gespecialiseerd in terreurbestrijding om de DHKP-C-leden onder controle te houden.
HET SABANCI CENTER
In Turkije kunnen ze er niet om lachen. Daar vinden ze dat de Belgen de voorbije jaren al te nonchalant waren in de manier waarop ze de DHKP-C-terroristen in het oog hielden. In 2005 al, vlak voor het bezoek van de Amerikaanse president George W. Bush, was Erdal plots onvindbaar. De Turkse inlichtingendiensten, die haar Brusselse schuilplaats kenden, beweren over bewijzen te beschikken dat Erdal in augustus vorig jaar aanwezig was in Parijs, op een discrete bijeenkomst van de DHKP-C-top.
De Turken, die meteen na haar veroordeling in Brugge voor de tweede keer haar uitlevering hebben gevraagd, beschikken over een omstandig dossier over Erdals betrokkenheid bij de moordaanslag op 9 januari 1996 in het Sabanci Center in Istanbul die heel Turkije in beroering bracht.
Erdal, geboren in 1977 in een Koerdisch gezin in het stadje Adana, studeert aan de universiteit in Istanbul wanneer ze in 1995 toetreedt tot de extreemlinkse terreurgroep DHKP-C, wat staat voor Devrimci Halk Kurtulus Partisi-Cephesi (Revolutionaire Volksbevrijdingspartij/Front).
Die groep is een uitloper van het oudere Dev Sol, dat op zijn beurt een loot is van het nog oudere Turkse Bevrijdingsfront/partij (THKP-C), dat ook al, net als de DHKP-C, de gewelddadige vernietiging van de Turkse staats- en maatschappijorde nastreefde en dat, zo leren de archieven, een groot deel van zijn financiële middelen vanuit de Sovjet-Unie betrok.
Tussen 1978 en vandaag pleegde de organisatie 357 moordaanslagen. De spectaculairste en veruit de geruchtmakendste was de moord in januari 1996 op Ozdemir Sabanci en twee van zijn medewerkers.
Het Sabanci Center, waar de moordaanslag werd uitgevoerd, is een dubbele spits in de skyline van Istanbul. De Sabanci’s zijn vooraanstaande ondernemers, te vergelijken met de Solvays in België. Tot hun patrimonium behoren banken, verzekeringsmaatschappijen, textielfabrieken, de agro-industrie, elektronica- en zelfs cementbedrijven. De Sabanci’s spelen ook een belangrijke maatschappelijke rol als bouwheren van moskeeën en cultuurpaleizen, en als oprichters van de Sabanci Universiteit – die contacten onderhoudt met de belangrijkste Belgische universiteiten.
Voor de DHKP-C, die de moordaanslag opeist, zijn de Sabanci’s de verwerpelijke vertegenwoordigers van het Turkse kapitalisme en suppoosten van de opeenvolgende regimes, en bijgevolg een legitiem doelwit als de dood van een drietal medestanders moet worden gewroken.
DE AANSLAG
Op 9 januari 1996 omstreeks 10 uur dienen de twee huurmoordenaars Mustafa Duyar en Ismaël Akkol zich via een dienstingang bij het Sabanci Center aan. Ze doen zich voor als vertegenwoordigers van schoonmaakproducten die hun waar komen demonstreren bij de onderhoudsploeg die in het gebouw aan het werk is.
De twee nemen de lift naar de 15e verdieping waar ze zich een tijdje terugtrekken in de toiletten, lang genoeg om de semi-automatische pistolen Walther PPK, die elk van hen aan de enkel had bevestigd, van munitie en van een geluidsdemper te voorzien.
Erdal zal de twee killers, die door de DHKP-C in het Turkse criminele milieu werden gerekruteerd, van de 15e verdieping naar de 25e verdieping loodsen, waar de Sabanci’s hun kantoren hebben.
Enkele maanden eerder had Erdal daarom emplooi gezocht bij het schoonmaakbedrijf dat het Sabanci Center netjes houdt. Bij het bedrijf en de veiligheidsverantwoordelijken van het Sabanci concern kenden ze, vreemd genoeg, haar DHKP-C-sympathieën. Op een keer was Erdal immers door de politie gearresteerd terwijl ze pamfletten voor de groepering maakte. Ze was opnieuw vrijgelaten, maar de politie had haar werkgevers ingelicht over haar contacten.
Het aandeel van Erdal in de moordaanslag staat vast. De elektronische controleapparatuur en de bewakingscamera’s hebben elk van haar bewegingen en die van de twee moordenaars geregistreerd.
Op de 25e verdieping aangekomen maakt Erdal meteen rechtsomkeert, en stapt een van de twee moordenaars, Ismaïl Akkol, naar het bureau van secretaresse Ayse Hasefe, een wat oudere vrouw en een goede bekende van Erdal – later zou blijken dat de secretaresse nu en dan Erdal geld had gegeven om haar studies te bekostigen. De vrouw wordt met vier kogels afgeknald.
De tweede killer, Duyar, stormt het kantoor van Ozdemir Sabanci binnen en vuurt de acht kogels in zijn wapen af op de zakenman en diens medewerker Haluk Görgun, de directeur van de Toyota-assemblagefabriek in Turkije.
In een belendend kantoor vergadert intussen Akip Sabanci, hoofd van het concern, met vier van zijn broers. Wat sommige speurders doet vermoeden dat de moordenaars zich hebben vergist en dat Akip en niet Ozdemir het echte doelwit was.
Die laatste bewering wordt dan weer tegengesproken door een andere werkhypothese van Turkse onderzoekers die menen dat de DHKP-C hier mogelijk als onderaannemer werkte voor Franse opdrachtgevers. Want als gevolg van de moord schrapte Toyota prompt de plannen om de Toyota Yaris in Turkije te assembleren, in de fabriek van Ozdemir Sabanci, en verkoos het de vestiging in de buurt van Valenciennes.
Luttele minuten na de aanslag verdwijnen de twee doders. Erdal, die voor de operatie de elektronische badge van een collega leende, heeft het gebouw iets eerder verlaten. De vlucht van de drie uit het Sabanci Center wordt door de bewakingscamera’s nauwkeurig geregistreerd en getimed.
VAN TURKIJE NAAR DUINBERGEN
De klopjacht op de moordenaars komt meteen op gang. Maar het is vooral Erdal die al snel in heel Turkije symbool staat voor de DHKP-C-terreur. De moordenaars blijven spoorloos. Tot een van hen, Mustafa Duyar zich eind 1997 in Syrië aanmeldt op de Turkse ambassade in Damascus. Moe gevlucht voor de Turkse veiligheidsdiensten wil Duyar in ruil voor zijn bekentenissen een voorkeursbehandeling in een van de Turkse gevangenissen, die sinds de film Midnight Express wereldwijd berucht zijn.
Het getuigenis van Duyar, die later in de gevangenis wordt vermoord – volgens de Turken op last van de DHKP-C, volgens de terreurbeweging door de Turkse veiligheidsdiensten – loopt gelijk met wat de elektronische beveiliging en de camera’s vastlegden. Duyar bevestigt ook de assistentie verleend door Erdal. Van Duyars compagnon, Akkol, wordt nooit nog iets vernomen. Het wordt niet uitgesloten dat (ook) hij door de DHKP-C is uitgeschakeld.
Erdal verdwijnt meteen na de aanslag richting Duitsland. Daar was ze eerder al geweest. Bovendien had de DHKP-C, als een vis in het water in de grote Duits-Turkse gemeenschap, er haar belangrijkste Europese antenne geïnstalleerd. Toch wordt ook de Duitse lucht kennelijk te zwaar voor de terreurbeweging, want in 1997 laat de veiligheidsdienst van de Bondsrepubliek de Belgische collega’s van de Staatsveiligheid weten dat de DHKP-C haar hoofdkwartier naar ons land heeft verlegd.
Twee jaar lang zijn de Belgen zich van geen kwaad bewust. Tot die zondagnamiddag 26 september 1999 een bezorgde maar anoniem gebleven burger de brandweer van Knokke-Heist waarschuwt dat er verdacht veel rook komt uit het bovenste appartement van de Residentie Belle Rive op de zeedijk in Duinbergen.
Wanneer de brandweer en de politie ter plekke verschijnen leggen drie bewoners, drie Turken, hen uit dat ze oud papier hebben verbrand in de open haard en dat de rook naar binnen was geslagen, maar dat het gevaar is geweken.
Korte tijd later wordt de politie opnieuw gebeld, vermoedelijk door de man die ook de eerste keer alarm sloeg, maar nu met de melding van verdacht veel beweging van auto’s met buitenlandse nummerplaten rond de residentie waar eerder de verdachte rook was gemeld.
Bij hun terugkeer onderschept de politie eerst een wagen met daarin twee Turkse vrouwen, Sari Zerrin en ene Yildrim Nese. Een tweede auto, die richting Nederlandse grens naar Retranchement tracht te ontkomen, wordt klemgereden en de bestuurder gearresteerd. Het gaat om Musa Asoglu, een Turk met vaste verblijfplaats in Rotterdam.
DE MADONNA VAN DE MENSENRECHTENORGANISATIES
Wanneer de politielui het appartement doorzoeken, stoten ze op wapentuig verborgen in de stereo-installatie: een uzimitrailleur, een Walther PPK-pistool en een geluidsdemper. Ze vinden ook een stemvervormer, zendapparatuur, tal van mobiele telefoons, valse paspoorten en documenten over aankopen van kalasjnikovs en ander wapentuig en zelfs over een poging om uranium te verwerven. Er worden ook een tiental gruwelijke foto’s in beslag genomen, onder meer van een man die met een metalen halsband aan een boomstam is vastgemaakt en die levend in brand was gestoken. Op de meeste foto’s prijkt een vlag met het DHKP-C-embleem.
Naderhand zal Musa Asoglu de speurders uitleggen dat het hier gaat om foto’s van door de DHKP-C uitgevoerde terechtstellingen van politiemannen en van verraders. Want al vrij snel blijkt dat de speurders in Duinbergen een deel van het DHKP-C-archief hebben ontdekt. Kennelijk waren de opgepakte bewoners van het appartement op de zeedijk het archief aan het digitaliseren. Het was bij het verbranden van gescande documenten in een open haard die daarop niet voorzien bleek, dat een verontruste buurman de brandweer alarmeerde.
Zowat een maand later volgt een cruciale doorbraak in het dossier. De Brugse onderzoeksrechter Peter Buysse, die intussen de zaak leidt, krijgt dan de bevestiging dat Yildrim Nese, die in de gevangenis zit, in werkelijkheid Fehriye Erdal is: de vrouw tegen wie de Turken een internationaal arrestatiebevel hadden uitgeschreven wegens haar aandeel in de moordaanslag in Istanbul.
Meteen begint een juridische krachtmeting waarin het Turkse uitwijzingsverzoek, de asielaanvraag van Erdal en het onderzoek naar wat in Duinbergen werd gevonden door elkaar gaan lopen. De advocaten van Erdal en haar compagnons rijden een foutloos parcours en krijgen de publieke opinie op hun hand. Het dossier-Erdal gaat niet langer over een brutale moordaanslag en een terreurorganisatie, maar over de krachtmeting van een frêle hongerstakende Koerdische, linkse activiste met het Turkse fascistoïde regime. En prompt werd Fehriye Erdal de madonna van de mensenrechtenorganisaties – zij het een madonna die een Walther PPK weet te hanteren. Zelfs Daniëlle Mitterrand, de weduwe van de Franse president François Mitterrand, tekent een petitie voor haar vrijlating.
De DHKP-C-verdachten worden prompt omringd door advocaten die hun sympathieën voor klein links en meer bepaald voor de Partij van de Arbeid niet wegsteken. Ook dat is niet verwonderlijk: in mei 1996 hield een vertegenwoordiger van DHKP-C op een internationaal colloquium georganiseerd door de PvdA een uitvoerige uiteenzetting over de gewapende strijd van de beweging, die wat later zowel in Duitsland als in Groot-Brittannië buiten de wet werd gesteld.
Ook na de moord op Sabanci en zijn twee medewerkers gaat de terreurcampagne van de DHKP-C gewoon door. Tussen de moord en de veroordeling van Erdal en haar compagnons vorige week in Brugge organiseert de beweging in Turkije ruim zestig moord- en bomaanslagen.
DE VREES VAN VERWILGHEN
Het grondige speurwerk van onderzoeksrechter Peter Buysse en de in het appartement in Duinbergen in beslag genomen wapens en documenten toonden in elk geval aan dat de DHKP-C een echte terreurbeweging is, en dat ook de feiten ten laste van Erdal bijzonder zwaar wegen.
Fernand Schmitz en Kris Vincke, advocaten van de familie Sabanci en van de Turkse staat, hebben geen woorden voor de nonchalance waarmee het dossier destijds zowel door het Belgische gerecht als door de politieke overheid werd afgehandeld.
Op Binnenlandse Zaken geven de medewerkers van Antoine Duquesne er zich wel rekenschap van dat het dossier bijzonder vervelend kan worden en wordt de uitwijzing van Erdal gevraagd.
2000 is een scharnierjaar in het dossier. Want de Belgen willen graag van Erdal af. In alle discretie, volgens sommigen in overleg met de Turken, wordt gezocht naar een derde land dat Erdal wil opnemen. Er wordt gedacht aan een Afrikaans land, sommige bronnen spreken van Ivoorkust, waar de Turken dan naderhand, zoals met Öcalan in Kenia, Erdal kunnen oppikken om haar daarna in Turkije te berechten.
Maar, zo wordt vernomen, de Ivorianen blijken te veeleisend. Bovendien zijn ze op het kabinet van minister van Justitie Marc Verwilghen bang dat de hele affaire, in geval van een fiasco, op hun politieke conto komt.
In het getouwtrek rond de status van Erdal wordt een cruciaal element uit het oog verloren. Het scheelde immers niet veel of de politie van Knokke-Heist had in Duinbergen de leider van de DHKP-C, Dursun Karatas, gearresteerd. Maar hij kon, als vrouw verkleed, ontkomen.
Karatas werd afgelopen week in Brugge bij verstek veroordeeld, maar inlichtingendiensten houden er rekening mee dat de man, die destijds al aan een ernstige leverkanker leed, intussen is overleden.
Karatas’ rol is in elk geval overgenomen door Musa Asoglu, de man die Erdal hielp ontkomen. Asoglu werd de voorbije jaren ook genoemd in een Nederlands onderzoek naar een trafiek van wapens en drugs met Turkije. Want om de financiën van de organisatie bij te spijkeren, tapte de organisatie uit alle vaatjes. Vreemd genoeg werd Asoglu, die heen en weer pendelde tussen Nederland en België en die Erdal assisteerde bij haar vlucht, nooit door de Belgische terreurbestrijders in het oog gehouden. Wat zijn interventie bij de vlucht van Erdal geen klein beetje vergemakkelijkte.
In de zaak-Erdal heeft vooral minister van Justitie Marc Verwilghen alles in het werk gesteld om een uitwijzing van de terroriste te voorkomen. De minister, bezorgd om zijn imago van Witte Ridder, vreesde een aanvaring met de mensenrechtenorganisaties. Bovendien namen ook de groenen en de Franstalige socialisten in de regering het op voor Erdal.
Daarom ook volgde Verwilghen strikt de bevindingen van advocaat-generaal Johan Delmulle, die de weigering tot uitwijzing wettigde met de vaststelling dat de moordaanslag in het Sabanci Center politiek geïnspireerd was en dat in Turkije nog altijd de doodstraf gold.
Delmulle steunde een deel van zijn argumentering ook op de tekst van de Europese overeenkomst ter bestrijding van het terrorisme, waarin staat dat het geweld moet zijn gepleegd met een automatisch wapen. De Walther PPK, waarmee Sabanci en zijn medewerkers werden neergeschoten, staat niet als een automatisch maar als een semi-automatisch wapen gecatalogiseerd. Bijgevolg werd het Turkse uitwijzingsverzoek van Erdal afgewezen.
De familie Sabanci heeft daarover een zaak lopen bij het Hof van Cassatie. Want intussen werd in Turkije de doodstraf afgeschaft en onderhoudt het land een nauwere relatie met de Europese Unie. Wat ook maakt dat Erdal, mocht ze weer opduiken en haar straf uitzitten, weinig of geen verweer meer heeft tegen een uitlevering aan haar moederland, dat stilaan in aanmerking komt voor het EU-lidmaatschap.
RIK VAN CAUWELAERT