Vijf zeemijl buiten de Belgische kust pionieren twee kwekers met de eerste mosselen van eigen – nou, ja – bodem. De een met meer geld dan de ander, en dat steekt. Afgelopen zomer bereikte hun bittere ruzie een dieptepunt, toen de voor het eerst geveilde Belgica’s uit de rekken moesten. Dezer dagen is diens concurrent, de Flanders Queen-mussel, eindelijk klaar voor consumptie. Knack reisde mee met de Musselboot I.
Nieuwpoort, 8.45 uur. Het front van de Vlaamse mosseloorlog oogt op deze woensdagochtend in september bijzonder vredig. De Nieuwpoortse havengeul baadt in rust en in de kleinste vismijn van het land is het opruimen al bijna achter de rug. Vlakbij ligt de Musselboot I aangemeerd, en aan boord hebben kapitein Philippe Godfroid en zijn drie bemanningsleden het harde werk al hervat, zij het met kleine oogjes. De mannen van de vzw Stichting voor Duurzame Visserijontwikkeling (SDVO) hebben de dag voordien nog tot middernacht doorgewerkt om de binnengehaalde Flanders Queen-mosselen te verwerken. Twee van hen zijn zelfs blijven slapen op de boot. De doorgewinterde François mompelt wat over hoe weinig hij zijn vrouw ziet dezer dagen, maar met een vette knipoog naar de belangstellenden die op de kaai zijn werk van commentaar voorzien. De mosselvissers begrijpen wel dat de oogst nu dringend ingehaald moet worden. ‘Ge kut gie nie anders’, zeggen ze schouderophalend.
Kapitein Phil, een geboren Brabander, beveelt zijn mannen in nagenoeg accentloos kustdialect. Zesentwintig jaar in de visserij hebben duidelijk hun sporen nagelaten. François en zijn maats maken twee grote gele boeien met daaronder een stalen kooi klaar om straks weer uit te zetten op volle zee. Het zijn enorme gevaartes van zes ton per stuk, waarop de mosselen groeien. Om die in en uit de Noordzee te halen, huurt SDVO een boot die voordien op het IJselmeer dienstdeed als werkponton bij de controle van gasleidingen. Nu is hij omgebouwd tot de Musselboot I, compleet met hijskraan en machines voor het afoogsten van de mosselkooien. Aan boord lijkt iedereen ondanks de lange werkdagen opgetogen dat de oogst eindelijk begonnen is, want die was eigenlijk al aangekondigd voor eind augustus. ‘We hebben tot nu gewacht omdat we een lange periode van mooi weer nodig hebben om te oogsten’, zegt Phil, die het mosselproject coördineert bij SDVO. ‘Wel ja, dat en nog andere factoren…’ Die wil de kapitein niet verduidelijken, maar kwatongen beweren dat er tot nu is gewacht om de Flanders Queen-mossel voor het eerst op de markt te brengen, opdat de onverkwikkelijke soap rond de Belgische mosselen van deze zomer wat vervaagd zou zijn in het geheugen van de consument.
De Vlaamse mosselruzie kreeg in volle komkommertijd alle ruimte in de kranten. Op 1 augustus slaagde SDVO’s enige Belgische concurrent, de bvba Reynaert-Versluys, er na jaren experimenteren voor het eerst in zijn Belgica-mosselen te oogsten en te laten veilen. Maar de dag na de verkoop moesten ze al meteen uit de winkelrekken. Het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen (FAVV) had te veel van de algengifstof diarrheic shelfish poison (dsp) aangetroffen in een staal uit het oogstgebied. Diarree kreeg voor zover bekend echter niemand die de al verkochte Belgica’s opat, en in nieuwe stalen werd geen dsp meer gevonden. De kerngezonde oogst van José Reynaert en Willy Versluys was inmiddels vernietigd, en dat leidde tot veel frustratie, vooral ook omdat de producent pas negen dagen na de staalafname was gewaarschuwd door het FAVV.
SCHULD VAN DE NATUUR
‘Dat daar is van onze fameuze concurrent’, zegt kapitein Phil met gefronste wenkbrauwen. Vanaf de brug van zijn Musselboot wijst hij richting een rood ijzeren frame dat slechts vijf meter achter hem aan de kade ligt. ‘Hij heeft er zo maar twee waaraan mosselen groeien, is dat dan eigenlijk een concurrent? Wij hebben zeventig van die boeien vol mosselen liggen. En hij kan zijn systemen niet zomaar om de haverklap uit het water halen. Dus nemen wij alle stalen voor het FAVV, en hij betaalt dan de helft van de analysekosten.’ Het Voedselagentschap vond dat goed omdat de twee kwekers toch in hetzelfde gebied aan de slag zijn, en volgens SDVO is die werkwijze in ieders voordeel. Toch verbaasde het niemand dat net dat de twistappel werd toen een negatief staal Reynaert zijn hele oogst kostte. ‘Ach,’ zucht Phil, ‘hij zocht een schuldige omdat zijn mosselen uit de rekken werden gehaald, maar het was gewoon de natuur! Toxische algen zijn niet te vermijden, ze komen elk jaar voor in de Noordzee bij de eerste warmte.’
Hun concurrent zag dat even anders. Het bewuste staal dat hem zijn oogst kostte was door SDVO genomen, en een emotionele Reynaert zocht naar een verklaring voor zoveel pech. In de krant De Morgen beweerde hij zelfs dat de Musselboot een van zijn eigen mosselkooien in een vuil dok was gaan leggen, opdat het een giftig staal zou opleveren. Hij dreigde met een rechtszaak. ‘Dat kan eenvoudigweg niet’, zegt kapitein Phil. ‘Ik moet al onze bewegingen melden en inschrijven in mijn logboek. Je kunt hier niet zomaar eventjes 100 meter omvaren. Reynaert kon zijn beschuldigingen echt niet hard maken. Daar zal hij volgens mij mee in z’n eigen vel snijden. Nochtans, ik wil niets liever dan dat zijn project lukt. Er is ruimte genoeg voor twee, zelfs voor nog meer kwekers. Al komen er nog tien concurrenten, je kunt de markt toch nooit verzadigen, als je weet dat de Belgen 30.000 ton mosselen per jaar eten.’ Bovendien blijkt dat de vissers van SDVO het eigenlijk prima kunnen vinden met het personeel van de concurrentie dat ze in de kleine Nieuwpoortse haven vaak tegen het lijf lopen. ‘Natuurlijk’, zegt Phil. ‘Dat is toch logisch? We delen ervaringen en we leren van elkaar.’
100 MOSSELKOOIEN
Even na het middaguur maakt de Musselboot I zich klaar om uit te varen. De bemanning leeft op, de toeschouwers op de kaai wensen hen een goede oogst en de trossen gaan los. In twintig minuten zijn we de Nieuwpoortse havengeul uit en dan moet er nog een uurtje gevaren worden. Vijf zeemijl buiten de kust, een kleine tien kilometer, ligt de zone waar de Belgica’s en de Flanders Queen-mosselen gekweekt worden.
Omheen de mosselkooien die straks teruggezet zullen worden, hangt opnieuw touw gewonden waarop de mosselen kunnen groeien. Als de mossellarven tijdens wat men de spatval noemt, in mei en juni, door de Noordzee passeren, zetten ze zich vast op dat touw. Enkele weken later worden de jonge mosseltjes er al afgehaald, en zetten de vissers ze iets verder uit elkaar weer op het touw. Ze zijn namelijk met zoveel dat ze anders de kans niet zouden krijgen om groot genoeg te worden. De babymosselen die straks weer de zee in mogen, hangen nu nog smakkend aan hun touw. ‘Ze zoeken water’, verklaart visser Michel ons het gekke geluid. ‘De boeien halen we daarna om de twee à drie maanden boven’, zegt Phil. ‘Dan nemen we foto’s om de evolutie te bestuderen. Ze mogen natuurlijk ook niet te groot worden voor consumptie.’ Ook op de boeien waar al een jaar mosselen op groeien, zetten zich in de lente nieuwe larven vast. ‘Bij het afoogsten van een boei wordt dus de selectie gemaakt tussen de volwassen mosselen van een jaar oud die klaar zijn voor de markt, en de kleintjes van drie à vier maanden die als zaad worden teruggezet. Met het zaad dat ervantussen komt als een boei wordt afgeoogst, kunnen twee nieuwe gevuld worden.’
SDVO wil binnenkort 100 kooien hebben liggen en mikt voor volgend jaar al op een oogst van 500 ton. Nu zijn vijftien boeien rijp voor de oogst, en volgend jaar moeten er 70 ingehaald kunnen worden. In 2007 werd de allereerste oogst, zo’n drie ton, nog gratis weggegeven in de Nieuwpoortse vismijn als promotiestunt. Dit jaar wordt de beoogde oogst van 50 ton voor het eerst op de markt gebracht. ‘We commercialiseren de mosselen nu eenmalig’, aldus kapitein Phil. ‘Om aan te tonen dat het kan, en dat er een markt voor is. Maar we zijn een vzw, dus moet er gezocht worden naar een juridische structuur om verder te gaan, met meer mensen, en met het oog op commercialisering.’ Dat was vanaf het begin het uiteindelijke doel.
Concurrent José Reynaert was al sinds 1997 voor de Noordzeekust aan het experimenteren met de mosselkweek. Maar SDVO wou het meteen groot aanpakken zodat de industriële mosselkweek in relatief korte tijd rendabel zou zijn en werkgelegenheid zou opleveren. Dat is misschien wel de belangrijkste reden voor de frustratie tussen de twee. Het project van kapitein Godfroid en de zijnen draait op subsidies van de EU, de Vlaamse overheid en op een deel van de bedrijfsvoorheffing van de vissers. Dat geld krijgt SDVO omdat het om een reconversieproject gaat dat nieuwe duurzame mogelijkheden zoekt voor de visserij, die de laatste jaren door verloren visgronden en strengere quota rake klappen kreeg. Reynaert zag na jaren hard werken plots een overheidsgesteunde concurrent opduiken in Nieuwpoort die meteen een boot uitrustte, een verwerkingsfabriek neerzette, solidere mosselkooien liet bouwen en dit jaar logischerwijs ook een tienvoud van zijn oogst inhaalde. Natuurlijk steekt dat.
STERKE STROMING
De bedrijvigheid aan boord van de Musselboot I neemt toe wanneer we de kweekzone naderen. In de verte zien we een hele rist knalgele boeien opduiken, en een wat eenzaam ronddobberend rood frame. De bemanning is ontgoocheld dat de tuimelaar die hen bijna elke dag vergezelt aan de mosselbank, vandaag niet op de afspraak is. De kapitein speurt de horizon af naar de plek waar de meegebrachte boeien teruggezet moeten worden. Aan de eerste wordt een betonblok gekoppeld van 6 ton, dat de mosselkooi op zijn plek moet houden. Met een enorme klap in het water verdwijnt het richting zeebodem.
De tweede boei moet vastgemaakt worden aan een blok dat al op de zeebodem ligt, en dat blijkt geen sinecure. De bemanning heeft de ketting beet, maar door de sterke stroming is het blok van de bodem losgekomen. ‘Als je er nu in valt, ben je voor je het weet twintig kilometer verder’, roept kapitein Phil ons toe, en hij lacht niet. De vissers houden zich sterk, maar wanneer een opgespannen touw knapt en wild rondzwiepend bijna Michel in zee slaat, wordt een indrukwekkend arsenaal aan West-Vlaamse krachttermen bovengehaald. De kapitein stormt naar het dek om zijn mannen bij te springen. Even is er discussie over de te volgen strategie, maar Phil laat zijn gezag gelden. ‘Ik ben de schipper’, klinkt het kordaat. Nu wordt de ketting uit verschillende hoeken opgetakeld, en uiteindelijk moet de Noordzee zich toch gewonnen geven. De kooi ligt waar ze hoort.
‘Met die boeien doe je niet zomaar wat je wilt’, zegt kapitein Phil. ‘Een volle boei kan tot 22 ton wegen. Het is ook een duur systeem, en daarom zoeken we nog naar alternatieven. Maar de boeien zijn wel heel solide en bieden de beste bescherming tegen de stormen op de Noordzee, zodat onze mosselen de winter doorkomen. De Nederlanders werken met een beter hanteerbaar touwensysteem, maar zij kweken in de Oosterschelde en daar hebben ze minder last van stormweer. Wij gaan dit najaar een soortgelijk systeem uittesten, met nog sterkere kabels, om te zien of dat solide genoeg is.’ Hoewel de boeien de nodige bescherming bieden, houdt SDVO er nu nog rekening mee dat twintig procent van de mosselen verloren gaat. ‘Het gebeurt bijvoorbeeld regelmatig dat boeien losgeslagen worden. Gelukkig staat mijn gsm-nummer er in grote cijfers bovenop, zodat schippers me kunnen waarschuwen als ze een verloren boei zien. Dan gaan wij ze meteen oppikken.’
Die Noordzeestormen vormen voor de Vlaamse mosselkwekers het grootste concurrentiële nadeel tegenover hun Nederlandse collega’s. Toch moet het volgens kapitein Phil lukken om een aanzienlijk deel van de Vlaamse mosselconsumptie van eigen bodem te laten komen. ‘Onze mosselen zijn beter van kwaliteit en worden in zuiverder water gekweekt. Ze hangen hier tien meter boven de bodem op volle zee, zuiverder water kun je echt niet hebben. Bovendien is deze kweek zeer ecologisch, want je maakt er helemaal niets mee kapot. Je moet gewoon je boei in de Noordzee hangen en de mossellarven komen erop zitten.’ De eerste aanvoer van de SDVO-oogst haalde een gemiddelde prijs van 6,66 euro per kilo op de visveiling, en de Flanders Queen-mossel wordt nu in de winkel verkocht tegen 12 à 14 euro per kilo. ‘Niet goedkoop,’ geeft Phil toe, ‘maar wat mij betreft mag daar in de toekomst nog heel wat af. We draaien immers break-even vanaf een veilingprijs van 2,5 euro.’
De boei wordt binnengehaald en met de hijskraan op de carrousel op het dek geplaatst. Honderden zeesterren vallen ervantussen. De boei is helemaal overwoekerd met mosselen. Het afoogsten zal drie uur in beslag nemen. Traag wordt het 460 meter lange touw dat omheen de boei hangt afgewonden. De bemanning maakt alle schelpdieren voorzichtig met de hand los. Daarna haalt een machine er de onvolwassen mosselen en de viezigheid tussenuit. Ondertussen wordt door de machine en de bakken met de al geoogste mosselen onophoudelijk zeewater gepompt. ‘De hele kooi wordt nog op zee leeggehaald, zodat we geen minder proper water uit de havengeul hoeven te gebruiken’, verduidelijkt Phil.
Terwijl zijn mannen oogsten, krijgt de kapitein bericht van het Voedselagentschap dat er nog een staal genomen moet worden. Er is ‘verhoogde waakzaamheid’ voor toxische algen. Maar de resultaten liggen nog ver onder de norm van het FAVV, dus een probleem is het zeker niet. Maar uit voorzichtigheid is bijkomende controle nodig. ‘Zowel het zeewater als de mosselen worden wekelijks getest op toxische algen en salmonella’, zegt Phil. ‘En sinds de problemen met onze concurrent worden we nog dubbel zo streng gecontroleerd. Het FAVV komt nu ook om de twee weken zelf mee om stalen te nemen.’
EEN PORTIE BENEDENDEKS
20.38 uur. De oogst van de dag is binnen. De bemanning staat erop ons benedendeks een flinke portie Flanders Queen-mosselen te serveren, recht uit de Noordzee. ‘Vesjer kun je ze nie èn’, zeggen ze trots. En hoewel ze weten wat we zullen antwoorden op hun vraag, blinken hun ogen toch wanneer we zeggen dat ze uitstekend zijn. Kapitein Phil vaart intussen weer op de haven aan. Het is al tegen negenen en pikdonker als we aanmeren bij de fabriek, naast de visveiling. De kraanman klimt nog een laatste keer in zijn hijskraan om de oogst aan wal te brengen. We brengen ook 60.000 liter zeewater mee vanop volle zee, dat wordt overgepompt. ‘Dat gebruiken we om de mosselen hier aan wal in leven te houden’, legt Phil uit. ‘Ze kunnen zo nog vijf à zes dagen overleven als dat nodig is. Zo komen ze dus ook met niks anders dan hun natuurlijke omgeving in contact voor ze verkocht worden.’ De oogst van vandaag zal in de fabriek nog onder stromend zeewater geschrobd en geselecteerd worden, en moet dan over enkele uren van de hand op de Nieuwpoortse visveiling.
Kapitein Phil monstert vanaf de kaai nog even zijn schoongemaakte Musselboot. Hij weet dat zijn mannen naar huis willen na de lange dag op zee. Hij besluit dat het genoeg is geweest voor vandaag, wat hem een dankbare maar stevige klap tussen de schouderbladen oplevert.
DOOR THOMAS VERBEKE/foto’s franky verdickt