Svetlana Ivanova wachtte geduldig tot haar lief zijn tien jaar strafarbeid in een afgelegen goelag had uitgezeten. De 1500 brieven waarmee ze hun relatie levendig hielden, geven ook een intrigerend beeld van het leven in de strafkampen van de Sovjets. De Britse historicus Orlando Figes gebruikte ze als fundament voor zijn boek Schrijf je me?
Op een dag in september 1947 stapt Svetlana Ivanova in het Jaroslavl-station in Moskou op de trein naar Kirov. Ze is de tweede in rang van het Wetenschappelijk Instituut voor de Rubberindustrie en gaat in Kirov de bandenfabriek bezoeken. Officieel duurt de inspectie minstens drie dagen, maar ter plaatse stuurt ze haar baas een telegram met de mededeling dat ze een paar dagen vertraging heeft opgelopen. Haar chef is niet verbaasd, hij zit mee in het complot.
De jonge vrouw heeft het bedrijfsbezoek namelijk gepland om door te reizen naar het noordelijk gelegen plaatsje Kozjva. Een riskante onderneming aangezien ze in de nabijgelegen goelag in Petsjora haar geliefde, Lev Misjtsjenko, wil bezoeken. Ze heeft hem sinds het uitbreken van de oorlog niet meer gezien en kwam hem pas in de zomer van 1946 weer op het spoor.
Lev is kort na het begin van de oorlog krijgsgevangen genomen door de Duitsers. Omdat hij vlot met de Duitsers converseert, wordt hij al snel verdacht van spionage. Samen met een andere officier ontsnapt hij aan het einde van de oorlog uit het concentratiekamp in Buchenwald, nabij Weimar. Na zijn repatriëring naar de bezettingszone van het Rode Leger onderwerpen de Russen Lev aan slopende ondervragingen. Uiteindelijk tekent hij het verslag van zijn verhoor, dat hij zich heeft laten voorlezen. Hij beseft niet dat hij ook de schuldbekentenis, die hem niet is voorgelezen, ondertekent. Hij krijgt levenslang, een straf die is omgezet tot tien jaar strafkamp. Zo belandt hij in Petsjora, waar hij aanvankelijk stammen uit de rivier moet halen en naar de drogerij moet verslepen. Later krijgt hij er een wat meer geprivilegieerde positie als elektricien.
Svetlana, die tewerkgesteld is in een project van strategisch-militair belang, neemt een groot risico als ze in september 1947 deze ‘vijand van het volk’ probeert te bezoeken. Vanaf Kirov reist ze met een treinkaartje dat ze via haar vader van een legerofficier heeft gekregen. Haar jurk is gemaakt van de stof van een legeruniform, wat haar redding blijkt te zijn. Een controleur die bemerkt dat er iets niet in orde is met het kaartje, wil haar van de trein zetten of meenemen voor ondervraging. ‘Hoe moest ik dat valse kaartje verklaren?’ zou Svetlana later schrijven. ‘Ik wist niet op wiens naam het stond – misschien was het de naam van een man, en ik was een vrouw, en ik wist niet eens waar ik vandaan kwam en waar ik heen ging. En ik moest het kaartje aan de legerofficier teruggeven. Maar toen stortten de andere passagiers, allemaal militairen die mij als een van hen zagen, zich op een vriendelijke manier op de burgercontroleur: als er iets fout is dan kan zij daar niets aan doen! En de controleur liet me blijven.’
In Kozjva duikt ze onder bij een vrije arbeider uit het kamp, Lev Izrailevitsj, met wie Lev goede relaties onderhoudt. Samen lopen ze van bij zijn in de aarde uitgegraven hut naar het kamp in Petsjora. Svetlana zal zich uitgeven voor de vrouw van een vrije arbeider die binnen de poorten van het kamp woont. Hoewel er een honderdtal bewakers in de gevangeniszone patrouilleert, vraagt niemand hen ook maar iets. De meesten zijn ongeletterde boeren die zich na de oorlog als bewakers hebben aangemeld, omdat ze niet terug willen naar de collectieve boerderijen. Ze drinken zich vaak lazarus tijdens hun opdracht, nemen smeergeld aan en stelen van de gevangenen. Ze verhandelen ook zelfgestookte wodka aan de gevangenen en vrije arbeiders.
Wanneer ze met haar begeleider bij de poort van het houtbedrijf komt, waar Svetlana’s geliefde werkt en verblijft, mag ze niet door. De wacht wil dat de arbeider die zogezegd haar man is, haar daar zelf komt opzoeken. Lev Izrailevitsj zegt dat hij hem zelf zal halen en komt uiteindelijk met een ladderzatte man aanzetten. Na nog wat verwikkelingen kunnen Svetlana en haar geliefde twee nachten bij elkaar vertoeven. Ze wordt daarna weer het kamp uit gesmokkeld en neemt overmand door slaap de trein naar de bewoonde wereld, 4500 kilometer verder.
Lev schrijft haar dezelfde dag nog een brief: ‘Mijn eigen lieve Sveta, zelfs het weer is vandaag bedroefd. De wind is guur en het hagelde vanmorgen; alles is zo somber en mistroostig. Ik zit te wachten of mijn naamgenoot vandaag komt – of misschien komt hij morgen.’
1500 brieven
Die naamgenoot is Lev Izrailevitsj, die de meeste brieven en pakjes van Lev en Svetlana in en uit het kamp smokkelt. Svetlana schrijft haar eerste brief in juli 1946 en Lev verstuurt zijn laatste brief in het strafkamp in juli 1954. Ze schrijven elkaar gemiddeld twee keer per week, goed voor zowat 1500 brieven. Het mag een wonder heten dat de totale correspondentie tussen beide geliefden bewaard is gebleven.
Orlando Figes stoot ertegenaan in de herfst van 2007, tijdens een ontmoeting in Moskou met onderzoekers van het Memorial, de mensenrechtenorganisatie die de misdaden onder Stalin onderzoekt. De brieven vertellen het verhaal van een trouwe, standvastige liefdesrelatie tussen mensen die van elkaar verwijderd zijn en, afgezien van de riskante bezoeken van Svetlana, elkaar jarenlang niet kunnen omhelzen. Natuurlijk kennen ze momenten van wanhoop, twijfel en neerslachtigheid, maar volgend citaat uit een brief van Svetlana geeft het wederzijdse geloof in elkaar goed weer: ‘Je moet je nergens druk over maken. Tenslotte zijn wij gelukkiger dan velen – gelukkiger dan degenen die geen liefde kennen en dan degenen die geen liefde weten te vinden.’
Lev en Sveta leren elkaar kennen in 1935 op de inschrijvingsdag van de faculteit natuurkunde in Moskou. Aanvankelijk is er alleen sprake van affiniteit, ze trekken graag samen op, lezen dezelfde dichters. Pas later worden de gezellen geliefden. Ondanks zijn andere achtergrond wordt Lev door zijn schoonfamilie als een zoon begroet.
Lev is een weeskind van wie de ouders als bourgeois contrarevolutionairen zijn doodgeschoten. Hij groeit op bij zijn twee tantes en zijn grootmoeder. Zijn eerste brief die hij in 1946 in het strafkamp schrijft, is gericht aan zijn tante Olja. Op het einde van die brief informeert hij omzichtig naar de familie van S. Hij voegt eraan toe: ‘Vertel hun niets over mij, maar schrijf mij, als u iets weet, over hen.’ Olja zoekt de familie van Sveta wel op, waarna Sveta zelf in de pen kruipt.
Sveta is de dochter van een industriële wetenschapper die tot de technische intelligentie behoort. Haar vader heeft de Communistische Partij echter met stille trom en een paar illusies armer verlaten. Sveta zelf haat de onrechtvaardigheid en de wreedheid van het systeem. Maar ze blijft met haar verantwoordelijke positie binnen het rubberonderzoek een radertje in het systeem. Een systeem dat mede draaiende wordt gehouden door de goelag.
Vreemd genoeg voelt ook Lev een zekere trots over sommige verwezenlijkingen van de Sovjet-Unie, al zijn ze mede de vrucht van straf-arbeid. Als in maart 1953 de dood van Stalin wordt bekendgemaakt in de goelag noteert hij wel de ingehouden vreugde bij de gevangenen. Maar dissidenten zijn ze eigenlijk geen van beiden.
Leven in de goelag
De geselecteerde brieven in Schrijf je me? schetsen tegelijk een beeld van het leven in het strafkamp. De miljoenen mensen die in de afgelegen goelags zijn geïnterneerd mogen gemiddeld eens per maand brieven schrijven en ontvangen, maar doorgaans leest de censuur mee. Ook Lev en Svetlana versturen een deel van hun brieven via dit kanaal en gebruiken daarom ook veel codewoorden en initialen om de censuur te verschalken. Vitamine C betekent bijvoorbeeld wodka om de bewakers om te kopen en vitamine D is smeergeld. Paraplu en andere woorden die met de regen hebben te maken verwijzen naar de goelag zelf.
Zoals aangegeven, heerst er in een goelag een chaotische symbiose tussen vrije arbeiders, gevangenen en voormalige gevangenen die ertegenop zien elders een leven uit te bouwen. Om te overleven in het kamp zijn solidariteit en een tikkeltje toeval belangrijk. Sommigen slagen erin een zekere mate van onafhankelijkheid te verwerven.
Lev is een sterke kerel, maar dreigt aan zijn aanvankelijke taak, boomstammen sjouwen, ten onder te gaan. Het is moeilijk om zich ’s avonds droog en warm te krijgen. Hij wordt gered door de oude bolsjewiek Georgii Strelkov, die hem rekruteert voor een andere job. Strelkov is een vroegere beheerder van goelags die in ongenade is gevallen. Hij zit een straf van 25 jaar uit, maar met zijn kennis heeft hij een machtspositie opgebouwd waar zelfs de kampoversten niet aan tornen. Ze hebben zijn kennis en talent nodig om hun streefcijfers te halen. Strelkov geniet allerlei privileges in zijn laboratorium en een aparte woonruimte. Hij stookt in het geheim wodka, beschikt over een grammofoon, houdt een kat en kweekt bloemen en groenten onder glas. In het lab van Strelkov schrijft Lev ’s avonds zijn brieven en hij verbergt er de brieven die hij ontvangt.
Lev helpt ook zelf vele lotgenoten. In zijn brieven aan zijn lief vraagt hij voor zijn medegevangenen geregeld warme kleren, brood, vitamine C en medicijnen. Soms beschrijft hij de symptomen van hun kwalen, waarna Sveta een arts vraagt een diagnose te stellen en medisch advies te geven.
Allemaal boeiende informatie, maar toch moeten we de bewering dat deze grotendeels ongecensureerde brieven ons een documentair beeld van het leven in het kamp geven met een korrel zout nemen. Lev correspondeert met zijn lief, dat vaak depressief is, en dus heeft hij wellicht informatie over minder fraaie toestanden verzwegen. Bijvoorbeeld over het seksuele gedrag in het kamp, waar ook een minderheid van vrouwen leefde. Zoals in alle gevangenissen waar veel mannen voor een lange tijd dicht op elkaar leven, ontstonden er ongetwijfeld ook seksuele relaties tussen mannen. In een brief maakt Lev daar heel kort en op verbloemende wijze allusie op. ‘Wat het familie-ideaal aangaat,’ schrijft hij, ‘lijkt het me werkelijk verkeerd wanneer het in een vriendschap tussen mannen aanwezig is, het is zelfs meer dan verkeerd; het is een afwijking die ik echt walgelijk vind.’
Naarmate hij langer in het kamp zit, sluipt er ook ergernis in zijn brieven over het gedrag van zijn makkers. Maar als hij eindelijk afscheid mag nemen van de goelag, valt het hem zwaar zijn vrienden achter te laten.
Met zijn vrijlating op 17 juli 1954 zijn niet alle problemen van Lev opgelost. Zijn nieuwe paspoort verraadt nog altijd dat hij een vijand van het volk is, wat het hem moeilijk maakt werk te vinden. Bovendien is het hem verboden in Moskou te vertoeven. Na een tijd doet hij het toch, op het gevaar af opgepakt te worden. Als hij zich op straat begeeft, laat hij zijn paspoort thuis, maar neemt geregeld een zakje met een fles wodka mee. Hij hoopt dat de politie bij een eventuele controle alleen de fles in beslag zal nemen en hem zal laten gaan.
In 1955 krijgt hij met andere ‘landverraders’ uit de Tweede Wereldoorlog amnestie, en niet veel later trouwen ze. Het meisje dat het huwelijk moet bezegelen, probeert Svetlana nog op andere gedachten te brengen als ze het paspoort van Lev ziet. ‘Ik zou u niet aanraden met hem te trouwen’, zegt ze. ‘Registreer ons gewoon en voeg zijn naam toe als mijn echtgenoot’, antwoordt Svetlana met een glimlach.
ORLANDO FIGES, SCHRIJF JE ME?, NIEUW AMSTERDAM UITGEVERS, 368 BLZ., 24,95 EURO. ISBN 9789046812433.
DOOR ERIC BRACKE
Het mag een wonder heten dat de totale correspondentie van 1500 liefdesbrieven bewaard is gebleven.
De brieven zijn grotendeels ongecensureerd. Maar een documentair beeld van het kampleven krijgt u nu ook weer niet.