De leeuw omarmt Verviers
Vlamingen in Wallonië? Die werden door de ‘geëvolueerde’ Walen beschimpt om hun afkomst en boertigheid, zo wil de overlevering. Een nieuwe studie van het KADOC, het centrum voor geschiedenis van de K.U.Leuven, en een bijbehorende expo nuanceren het cliché.
‘Herhaaldelijke toejuichingen onderbreken meermaals het kernachtige woord des Burgemeesters; en wanneer tenslotte de eerste magistraat der waalsche stad Verviers de Leeuwenvlag overhandigt aan den heer Wynants, voorzitter der Vereenigde Vlamingen, en den gelegenheidsheildronk instelt, dan stijgt de geestdrift ten top’.
Het verslag uit Echo uit het Walenland – ‘Onpartijdig maandblad uit Verviers en omliggende; bijzondere uitgave Juni 1901’ – leest als een filmscript, ook wanneer de reporter van dienst verder meedeelt ‘dat buiten ene kletterende regenvlaag de groote massa volks, dat zich voor het stadhuis bevond, in de naastgelegen bierhuizen tot schuilen dwingt’. Onze reporter heeft bijna hoor- en zichtbaar dorst, en hij dronk misschien liever bier met het gewone volk dan een ‘gelegenheidsheildronk’ met de notabelen op het stadhuis.
Maar uit de lectuur van dit en een aantal gelijkstemmige artikelen uit deze Echo uit het Walenland blijkt niet alleen dat de reporters met dienst dicht bij hun onderwerp stonden, maar vooral dat de toestand van de Vlamingen in Wallonië, de perceptie van hun aanwezigheid door de Walen, Waalse gezagsdragers inbegrepen, net als de perceptie daarvan in Vlaanderen, aan een herziening toe zijn. Met dank aan het studiewerk van het KADOC, het centrum voor geschiedenis van de K.U.Leuven.
Tot nu overheerste het beeld van de verknechte Vlaamse migrant, die om zijn afkomst en boerse manieren geminacht en bespot werd door de meer ‘geëvolu-eerde’ Waal – een beeld dat wellicht beïnvloed werd door de behandeling van Vlaamse seizoenarbeiders door Waalse (en Noord-Franse) grote bietenboeren. In het arbeidsmilieu kwamen daar de pogingen van de kerk bij om de Vlaamse migranten in Wallonië bij hun christelijke geloof te houden, dat bedreigd werd door ‘de socialisten’ of andere goddeloze Walen. Maar de Vlamingen in Wallonië beschikten in vrijwel alle grote Waalse steden ook over een bijzonder goed uitgebouwd sociaal, cultureel en zelfs politiek leven, en uit het verslag uit Verviers – waar nota bene de ‘eerste magistraat’ aan de ‘Vereenigde Vlamingen’ een Leeuwenvlag overhandigt – blijkt dat de Vlamingen ook als een respectabel onderdeel van de bevolking werden erkend. Op die Leeuwenvlag, die vermoedelijk verloren ging, was trouwens te zien hoe de Vlaamse Leeuw het stadhuis van Verviers omarmt. Daar kun je moeilijk een vijandbeeld zien.
Dat vijandbeeld was er wél tussen (Vlaamse) katholieken en (Waalse) socia-listen. Maar de klassieke communautaire tegenstelling, die op basis van het taalgebruik, werd vermoedelijk pas meer merkbaar na de (geleidelijke) invoering van een taalwetgeving in dit land, waarbij men de aanwezigheid van een francofonie in Vlaanderen en van Vlamingen in het Walenland als een probleem of zelfs een aberratie begon te beschouwen. Je zou dat proces kunnen laten beginnen vanaf 1873, toen een allereerste taalwet werd goedgekeurd (op het gebruik van het Nederlands in gerechtszaken), waarbij meteen het probleem van het toepassingsgebied van dat soort wetten naar boven kwam. Uiteindelijk heeft dat geleid naar een definitieve indeling van het land in taalgebieden, en nadien naar de oprichting van eigen regeringen en parlementen per taalgebied. Dat proces is nog altijd aan de gang.
Vlaamsche mostaard
Deze Echo uit het Walenland was geen alleenstaande publicatie. De Vlaamse pers in Wallonië was ongemeen rijk en veelzijdig, bijna altijd christelijk of juist antikatholiek georiënteerd, geëngageerd dus. Wat deze ‘Echo’ uit Verviers zo uitzonderlijk maakt, is precies het ontbreken van dat engagement, behalve dan een als natuurlijk aangegeven en ervaren Vlaams bewustzijn. Deze Echo teert in de eerste plaats op advertenties. Hier gaat het om de centen, niet om propaganda – in de edele zin van het woord. In het nummer waarin de vaandelfeesten worden beschreven, staat een hele bladzijde met advertenties: voor cafés, rieten manden (Huis Frans Riské; keus van duivenkorven), meubelen, schoenen, lakens, kindervoeding (‘Farine Renaux, met melk en phosphoorzuurzout gemengd voedsel ten dienste van kinderen in lagen ouderdom’), maar ook voor ‘Vlaamsche Mostaard’ (te verkrijgen bij Edouard Abels) en zelfs voor een ‘Vlaamsche Kostschool (‘Warm aanbevolen voor het aanleeren van de Vlaamsche Taal’), maar die ligt dan wel in Herentals, ‘bij H. Suykens-Verelts, Koster-organist, Oud Hoofdonderwijzer’.
Op een heel andere toon schrijven de ‘opstellers’ van Het Luiker Nieuws, dagblad voor de provincie Luik. Dit blad wordt GRATIS (in hoofdletters in de tekst) uitgedeeld, met in het eerste nummer (dinsdag 7 januari 1902) een ‘Woord voorop’, dat gericht wordt ‘aan de 40.000 Vlamingen van Luik’. Op de voorpagina prijkt een tekening van de ‘Burenberg’, waar het lokaal van de Vlamingen gevestigd is. Die ‘Burenberg’ is de bekende ‘Montagne de Bueren’, de vermoedelijk steilste trapstraat van het hele land, dicht bij stadhuis en Perron van Luik. Daar hadden de Vlamingen dus hun lokaal, of beter gezegd een van hun lokalen. In het ‘Woord voorop’ wordt de lijn van dit dagblad uitgetekend. ‘Onze leuze is: Vlaamsch en Katholiek! Wij doen er geene doekstens om: onze vaderen, ja, Vlamingen, uwe ouders waren Vlaamsch en Katholiek, en wij zouden niet weten waarom wij anders zouden zijn. (…) En wat willen wij? Wij willen drie dingen: 1. Onderwijzen; 2. Verheffen; 3. Vermaken.’
De Verbroedering, ‘weekblad voor de Provincieën Luik en Limburg’, met een redactie in Luik en een administratie in Tongeren, slaat een heel andere toon aan. Op de voorpagina staat een tekening van ‘een meeting van koolmijnwerkers in Frankrijk’, en in een wat wij nu een hoofdartikel noemen staat onder de titel ‘Volksbedriegers’ dat dit woord van toepassing is op ‘de katholieken’ ‘die niets anders doen dan hun volk voor den aap houden en bedriegen’. En verder: ”s Werkers hoop op verbetering is gevestigd op het socialisme.’ Toch had zowel Het Luiker Nieuws als De Verbroedering ook advertenties, en bij de socialistische De Verbroedering staat dan bijvoorbeeld reclame voor ‘La Populaire’, een samenwerkende vennootschap met kas van onderlinge bijstand en bakkerij (‘Kosteloos brood in geval van ziekte’) en zelfs met een aanbod aan ‘Gemaakte Kostumen’.
De Vlaming in het Walenland is bijzonder interessant. Dit ‘Volksblad verschijnende ’s zondags’ werd uitgegeven voor de Vlamingen van Charleroi en omstreken, en er verschenen twee complete jaargangen van in 1913 en 1914, tot vlak voor het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog. Het laatste nummer is dat van 12 augustus 1914. Onder de titel ‘De oorlog’ stelde een nuchtere redacteur vast ‘dat het op dit ogenblik nog niet zeker is of de oorlog (tussen Oostenrijk en Servië) zich over andere landen zal uitbreiden of niet…’. Het weekblad is eerder lauw katholiek, maar resoluut tegelijk flamingantisch en belgicistisch. In het eerste nummer (12 oktober 1913) staat dat ‘in de voornaamste nijverheidsstreken van Henegouwen men nu met duizenden vlaamsche familiën telt, die ‘vlaamsche dorpen’ vormen, aangezien zij in elkaars buurt gaan wonen’. Dat gebeurt ‘in de taal door zijne ouders gesproken, toen hij, nog kind zijnde, nog een kommerloos leven leidde. Een Vlaams blad hoort bij een dergelijke samenleving’.
Maar er is nog een tweede bestaans-reden voor De Vlaming in het Walenland, en hier en nu (Charleroi, 1913) ontdekken we voor de allereerste keer in deze Vlaamse pers in Wallonië het puur communautaire. De tweede reden om met dit weekblad uit te pakken was namelijk ‘de hevige tegenkanting die sommige heetkoppen van Walen aan den dag leggen om onze zoo noodzakelijke als rechtvaardige vlaamsche beweging in den grond te boren. Zulke Walen verdienen den naam van Belg niet’. Nog erger is ‘dat hunne blikken steeds naar het zuiden gericht zijn, en dat zij schaamteloos den Franschen Haan tot teken van verbond aangenomen hebben’. Je kunt hier moeilijk iets anders in zien dan een verwijzing naar de (later) bekend geworden open brief van Jules Destrée, eminent inwoner van Charleroi, die in 1912 zijn koning liet weten dat er geen Belgen waren: ‘Sire, Vous regnez sur deux peuples. Il y a, en Belgique, des Wallons et des Flamands, il n’y a pas de Belges.’
Destrée schreef dat niet zomaar, vanuit een of andere opwelling. Hij schreef het vanuit het middelpunt van wat men toen al de ‘Waalse beweging’ ging noemen, die in de aanwezigheid van onderling georganiseerde Vlamingen in Wallonië een bedreiging was gaan zien. En zo zou de Vlaamse pers eerst, en de (meeste) Vlaamse verenigingen later, in Wallonië verdwijnen onder binnenlandse (Destrée en de Waalse beweging) en buitenlandse druk (de oorlog).
Zele-Gilly
In het boek en de tentoonstelling Vlaamse migranten in Wallonië komt natuurlijk niet alleen de Vlaamse pers aan bod. Diverse historici gaan dieper in op bepaalde aspecten van dit sociale fenomeen. Ook Franstalige onderzoekers nemen deel. Yves Quairriaux heeft het over zijn onderwerp: het beeld van de Vlamingen in Wallonië. Ook dat beeld blijkt genuanceerder te zijn geweest dan algemeen wordt aangenomen. Anne Morelli schetst de bredere context van deze immigratie. Henk Byls ontdekte en bestudeerde de ‘filière Zele-Gilly’, misschien de allereerste grondige bijdrage waarin de emigratie naar Wallonië vanuit één dorp – Zele – wordt benaderd, wat alweer naar zeer genuanceerde conclusies leidt. Koen Verbruggen en Luc Vandeweyer maken een eerste grondige studie over het Vlaamse verenigingsleven in Wallonië. Jammer dat historicus Idesbald Goddeeris het in een inleidend hoofdstuk nodig vond om zéér kleinerend te doen over de hedendaagse journalistiek. Zijn wij, journalisten, immers niet gewoon de opvolgers van de opstellers van Echo uit het Walenland en Het Luiker Nieuws?
Ook de migratie van Vlaamse boeren naar Wallonië komt in dit werk aan bod, met in de tentoonstelling getuigenissen van een nog levende generatie van Vlaamse boeren, die het ginder over het algemeen hebben gemaakt. Die Vlaamse boeren beschikken nog over een paar verenigingen, die actief bleven, zoals de jaarlijkse bedevaart naar Onze-Lieve-Vrouw van Halle. En is het niet ontroerend om te vernemen dat op 16 mei een bus met Vlaamse boeren en boerinnen vanuit Philippeville vertrok voor een bezoek aan de expo Vlaamse migranten in Wallonië in het Caermersklooster in Gent?
Misschien komt deze studie op haar tijd, nu een ondertekening van een Vlaams-Waals cultureel akkoord naar verluidt ‘in de lucht hangt’. Wat geweest is – de francofonie in Vlaanderen en de Vlamingen in Wallonië – komt nooit meer terug, maar wederzijdse erkenning en enig respect zouden zeer welkom zijn.
Het is immers ooit zo geweest, zij het heel even.
IDESBALD GODDEERIS EN ROELAND HERMANS (RED.), £ VLAAMSE MIGRANTEN IN WALLONIË, LANNOO CAMPUS, 248 BLZ., 29 EURO, ISBN 9789020995688. DE EXPO VLAAMSE MIGRANTEN IN WALLONIË LOOPT NOG TOT 12 JUNI IN HET CAERMERSKLOOSTER (PATERSHOL) IN GENT. INFO: WWW.CAERMERSKLOOSTER.BE
DOOR GUIDO FONTEYN
De Vlamingen in Wallonië beschikten in vrijwel alle grote Waalse steden over een goed uitgebouwd sociaal, cultureel en zelfs politiek leven.