Zijn debuutroman Alleen maar nette mensen veranderde hem van een vrij onbekende man in een fenomeen. Een portret van Robert Vuijsje, winnaar van de Gouden Uil Literatuurprijs 2009.
Over de Libris Literatuurprijs wordt op 13 mei beslist. Maar nu al is zijn roem gevestigd. De juryvoorzitter van de Gouden Uil loofde het debuut van Robert Vuijsje (38) als ‘een zachte hand om je ballen en een klap in je gezicht’.
Het boek wordt geprezen om zijn levendige, snelle stijl waarin een no-nonsense multicultureel verhaal wordt verteld. Juryvoorzitter Guy Mortier: ‘Vuijsjes dialogen swingen als een Afrikaanse tiet, het ritme zit strakker dan een negerinnenbil in een te kleine legging met luipaardmotief… De winnaar van de Gouden Uil literatuurprijs is de er als een Marokkaan uitziende Joodse schrijver uit Amsterdam: Robert Vuijsje.’
Maandagavond 4 mei 2009 stond die schrijver Robert Vuijsje in het Antwerpse stadhuis met de Gouden Uil in zijn handen op de receptie. ‘Ik had het niet verwacht’, zei hij. ‘Ik ben nog wat beduusd.’
Zijn vriendin wilde het beeldje tussen de snoepjes in haar handtas stoppen. ‘Te zwaar voor mijn handtas’, zei ze.
Enkele weken geleden hadden wij een lang gesprek met hem gevoerd over het gewicht van de roem en hoe die op de schouders kan gaan rusten. Dubbel genomineerd zijn en een verfilming van je debuut in het vooruitzicht, het is heel wat. Vuijsje: ‘Er komt een soort lawine over me heen.’
***
In Alleen Maar Nette Mensen vertelt Robert Vuijsje het verhaal van David Samuels. David groeit op in het nette Amsterdam Oud-Zuid. Zijn ouders voeren met linkse intellectuelen discussies over de gang van zaken in de wereld. David zit op het Barlaeusgymnasium. Hij heeft verkering met Naomi, een meisje uit een elitair milieu. Als hij 21 wordt, gaat hij op zoek naar zichzelf. David is Joods, maar ziet eruit als een Marokkaan. Hij ontwikkelt een passie voor zwarte vrouwen met grote borsten en dikke billen. Dagelijks reist hij af naar de Bijlmer, om daar op zoek te gaan naar ‘de intellectuele zwarte vrouw’.
Hoe een goed boek eruit kan zien. ‘Heel terloops, zonder dat je het er ingepeperd krijgt, wordt het verhaal verteld over de hoofdrolspeler die zich door niemand begrepen voelt’, zegt Vuijsje over zijn favoriete roman American Psycho van Bret Easton Ellis. ‘Onder een schijnbaar snel, sexy, blits verhaal, onder die spannende wereld waarover mensen graag dingen te weten komen, moet iets zitten wat je bijna niet kan duiden: een sluimerende tragiek. Iets schrijnends, iets waar het echt over gaat.’
Hoe het leven van een schrijver eruit kan zien. Een paar jaar geleden zat hij rustig te schrijven in zijn werkkamertje in een net huis in een nette straat in Amsterdam Oud-Zuid. Langs de wand de gevulde IKEA-boekenkasten. In zijn gedachten zat hij af en toe in discotheek Carribean bij de Nieuwmarkt. Bij diezelfde Nieuwmarkt hadden zijn Joodse voorouders voor de oorlog nog bakkerij Vuijsje gehad. In het leven van de schrijver heerste een strijd. In het huwelijk met zijn Braziliaanse vrouw zat een nefaste cadans van ‘bij’ en ‘uit’ elkaar.
Een paar maanden later was hij het werkkamertje aan het verbouwen tot een kinderkamer. Zijn echtgenote was zwanger. Zijn werkkamer verplaatste zich naar het hele huis. Zijn gedachten verplaatsten zich naar vele plekken. Zijn zoon werd geboren. Hij werd een blije vader. Zijn roman raakte af, maar vond geen uitgever. Zijn vader, Bert Vuijsje, thuis in de wereld van de letteren, raadde hem een literaire agent aan. De schrijver ging wandelen met zijn zoontje en leurde twee jaar lang met zijn roman. Toen die roman dan eindelijk in maart 2008 verscheen, brak de chaos uit. Het kwam tot een scheiding met zijn vrouw. En de verwarring in hem werd alleen maar groter. Ook toen iedereen dacht: die Vuijsje heeft het netjes voor elkaar. In één klap beroemd, twee keer genomineerd voor een belangrijke literaire prijs. In Vlaanderen werd zijn boek vergeleken met De Avonden. ‘Uiterst vermakelijk’, staat op het kaft van de zesde druk van zijn boek.
Een week geleden heeft hij zijn boeken, cd’s en dvd’s die nog bij zijn ex-echtgenote stonden in dozen gestopt. Hij had te weinig dozen bij zich en moet nog een keer terug. Hij vervoerde de dozen naar een huis twee straten verder in Oud-Zuid, naar het huis waar hij opgroeide. Hij woont sinds een jaar opnieuw bij zijn moeder. ‘Omdat ik mijn zoontje wil zien. Mijn ex woont twee straten verder. Mijn vader en zijn vriendin wonen vier straten verder. Dat stukje Amsterdam is toch het nest waar ik uit kom….’
Hij weet nog niet waar hij zijn boeken zal uitpakken. Zijn nieuwe vriendin, Lynn, heeft hij ooit in de Carribean ontmoet. Zij is met hem op televisie verschenen. Er is van hen een foto genomen op het Amsterdamse boekenbal die in de krant verscheen.
Een schrijver en zijn zwarte vrouw, het is prettig kijkvoer. Iedereen denkt dat Lynn een product is van de zoektocht waar zijn debuut over gaat: een Joodse nette jongen uit Oud-Zuid ontmoet een Bijlmer Queen.
Maar zo is het niet. Lynn, zijn Surinaamse vriendin, is opgegroeid in de Achterhoek waar de velden groen en groot zijn. Ze woont met haar zoontje in Almere, in een nieuwe nette stad buiten Amsterdam. Ze is therapeute in een TBS-kliniek (voor delinquenten met psychiatrische problemen, nvdr). ‘Ze werkt veel met schizo-frenen.’
Bijten in een wang
‘Ik ontmoette haar voor het eerst vijf jaar geleden in de Surinaamse discotheek. Toen we elkaar voor het eerst zagen, waren we allebei nog gebonden. Toen het boek werd uitgegeven, was de discotheek al gesloten.’ Hij was er met de Nederlandse kunstenaar Peter Klashorst heen gegaan. ‘Je krijgt bijna geen blanke vrienden mee naar een zwarte discotheek.’ Over Klashorst, die seks, zwarte vrouwen en schilderkunst verenigt en in Senegal in de gevangenis zat, schreef Vuijsje een paar jaar geleden een biografie. ‘Een openhartig verslag van een turbulent leven.’ Vuijsje: ‘Ik beschreef een jaar waarin zijn leven helemaal uit de hand liep. Hij vertelde me zijn verhaal en ik ging daarna gewoon weer naar een geordend en rustig huis. Hij leeft veel roekelozer en wilder dan ik. Ik doe wel eens domme dingen, maar vanuit de gecontroleerde basis dat ik ’s ochtends gewoon opsta om naar mijn werk te gaan. Als je niet gedisciplineerd bent, kun je geen boeken schrijven. Je moet het overzicht bewaren. Laatst vertelde mijn moeder me nog hoe ik als jongen van acht mijn kamer altijd zo op orde hield. De kamer van mijn broer was een puinhoop, terwijl mijn verzameling voetbalprentjes en voetbalboeken altijd op nette stapeltjes lag.’ Ook het bezoek aan de Carribean was grondig voorbereid. ‘Peter en ik wisten dat die dag vrouwen gratis binnen mochten.’ Ze stonden al om één uur aan de bar. ‘Ik vind één uur ’s nachts vrij laat, maar op dat moment is er bijna nog niemand in een zwarte discotheek. Toen kwam zij binnen. Ze had een kort, zwart rokje aan. Ze had erg lang haar. Haar gezicht was donker…’
De vrienden keken elkaar aan met een blik van: waw…. Wat is dit… ‘Ik ben niet zo poëtisch aangelegd dat het me aan een landschap of een dier deed denken. Ik zou zeggen: een gezicht waar je opgewonden van wordt. Als man denk je aan seks. Ze had rondingen op plekken waar ik op gefixeerd ben. Aan het eind van de avond beet ze in mijn wang, waarna ik alleen de taxi terug naar Oud-Zuid nam.’ Terug naar de nette wijk.
Die zomer waren hij en zijn vrouw een paar maanden uit elkaar. Later weer bij elkaar. Een gezamenlijk verleden houdt toch samen. Intussen is hij gescheiden. De gevolgen van grote belangstelling voor een boek en zijn schrijver kunnen op alle fronten merkbaar worden. ‘Dat ik nu met Lynn op televisie ben geweest, heeft voor een heftige reactie gezorgd van mijn ex-vrouw. De aandacht voor het boek heeft de hele scheiding bemoeilijkt. Sinds de nominaties heeft dat boek veel impact op mijn leven. Het is een lawine die over me heen komt.’ Hij dreigt nu weleens de controle te verliezen. ‘Mijn leven zit in drie verschillende huizen. Ik werk op drie verschillende computers. Ik trek met een USB-stick van de ene computer naar de andere. De USB-stick met de dingen waaraan ik aan het werken ben, kan ik sinds een week niet meer vinden. Ik zou nu eindelijk eens rustig aan mijn nieuwe boek willen werken.’
Zijn nieuwe boek zal gaan over een echtscheiding van een beroemde man. ‘Zijn vrouw krijgt een kind en ze scheiden. De centrale vraag in het boek luidt: wat is belangrijker: beroemd zijn of je gezinsleven op een goede manier regelen.’ Het plan voor dat boek bestond al voor hij beroemd werd. ‘Het wordt een komedie.’
Fictieve ikken
Bijlmer, de wijk waar vele Surinamers wonen in Amsterdam, vrijdagavond 18 april 2009. Robert Vuijsje en zijn vriendin Lynn zitten op de eerste rij. De zaal zit afgeladen vol om te discussiëren over de beeldvorming van zwarte vrouwen. Stadsdeelhouder Sweet zegt dat dit een belangrijk onderwerp is. Ze merkt schamperend op dat daar nogal wat aan te werken valt. ‘Is het niet mijnheer Vuijstje, u die het zo graag hebt over rondingen van zwarte vrouwen…’ Het publiek in de zaal lacht. Ze zegt dat het boek mensen boos heeft gemaakt. Later zegt ze tegen Vuijsje: ‘Ik heb het boek nog niet gelezen, maar ik heb er al wel veel over gehoord.’
Vuijsje, terug thuis in Amsterdam Oud-Zuid: ‘Het is lastig. Mensen hebben dan wat dingen over je in de krant gelezen of ze hebben je op de televisie gezien en vellen dadelijk een oordeel. Ze zeggen: “Dan is er eens een boek waarin zwarte vrouwen worden beschreven en dan gaat het over ongecontroleerde seks.” Om te beginnen: ik heb het niet bedacht dat blanken zich seksueel aangetrokken voelen tot donkere types. En ik beschrijf wat ik ook zelf heb waargenomen. Ik ben vaak naar de Bijlmer gegaan: vrienden en vriendinnen bezoeken, naar de film, naar een festival… De Bijlmer heb ik, net als Amsterdam Oud-Zuid, in het boek wat karikaturaal beschreven. Ik heb mijn best gedaan om het zo ver mogelijk van de blanke, nette buurt in Oud-Zuid te plaatsen. Zo worden het extreme tegenpolen. ‘Waarom neem je als personage geen geslaagde zwarte vrouw die manager van een groot bedrijf is en een stabiel huwelijk heeft?’ vragen ze me dan. Kan men tegen een schrijver wel zeggen: “U hebt foute romanfiguren gekozen?”‘
En zijn vriendin – want die verwarring bestaat wel degelijk dat ze de oogst is van een vangst in de Bijlmer? ‘Tja. Ze is iemand die slim is en heeft een opleiding genoten én ze is opwindend. Ze is iemand waarmee ik – en de hoofdrolspeler waarschijnlijk ook – goed kan praten.’
Mensen beschouwen zijn debuut als een sleutelroman. Ze vragen zich af over welke columnist de linkse intellectuelen het in het boek hebben. De echte vader van Vuijsje, Bert Vuijsje, was tussen 1985 en 1996 adjunct-hoofdredacteur bij de Volkskrant om dan tot 2000 hoofdredacteur te worden van HP/De Tijd. Het boek zou een soort vadermoord van Vuijsje kunnen zijn… ‘Het is helemaal geen dagboek! Dat moet ik telkens opnieuw weer duidelijk stellen. De hoofdrolspeler heeft een vader en een moeder. De moeder in het boek lijkt helemaal niet op mijn moeder, eerder op de vriendin van mijn vader. En de vader in het boek is zeker niet honderd procent mijn vader. Het hoofdpersonage in het boek is 20. Ik ben er 38. Natuurlijk zijn er gelijkenissen met de twintiger die ik was. Ik was ook op zoek naar wie of wat ik was. Ik ben ook van Joodse afkomst en zie er- uit als een Marokkaan.’
Die verwarring over wie hij nu precies was, daar heeft hij lang mee geworsteld. ‘Je gaat ervan uit dat je een bevoorrechte Joodse jongen uit Amsterdam Oud-Zuid bent, maar wordt door je uiterlijk behandeld als iemand die daar ver van afstaat.’ Het is hem een aantal keren overkomen. ‘Ging ik met collega’s naar een boekpresentatie bij een van de uitgeverijen aan de Amsterdamse grachten, komt er opeens een bewaker als een blok voor me staan. ‘Kan ik u ergens mee helpen?’ – ‘Wat kan ik voor u doen?’ Terwijl de anderen gewoon konden doorlopen.’ Zelfs op zijn werk, bij het tijdschrift de Nieuwe Revue, gebeurde het dat de portier van Sanoma hem vroeg: ‘Wat komt u hier doen?’ Vuijsje: ‘Kennelijk zie ik er niet zo uit dat ik op zulke plekken aanwezig moet zijn. Het gevoel buitengesloten te worden, ik ken het maar al te goed.’
Vader Vuijsje
‘Ik heb altijd het gevoel gehad dat ik net iets anders was dan de andere kinderen.’ Robert Vuijsje draagt om zijn hals een gouden ketting met een davidster. ‘De eerste davidster kreeg ik van mijn moeder, deze heb ik zelf gekocht in Memphis.’ In Memphis, waar hij een jaar amerikanistiek studeerde, onderzocht hij de these of het waar kon zijn dat de Joden de zwarteslavenhandel hadden georganiseerd. ‘Er bestond ook een tegengestelde theorie die beweerde dat de zwarte slavenhandel werd georganiseerd vanuit Spanje en Portugal in een periode dat de Joden buitengesloten waren van handel. Die theorie verdedigde ik.’ In Memphis werd hij voor het eerst verliefd op een zwarte vrouw. ‘De relatie was intens. Maar na dat jaar moest ik terug naar Nederland. De lange afstand was desastreus.’ Hij is nog een paar keer teruggegaan. Hij herinnert zich een vlucht Memphis-Amsterdam in tranen.
Het Joods-zijn noemt hij zijn extra identiteit. De ouders van zijn Amerikaanse moeder zijn afkomstig uit een familie van Oost-Europese Joden. Ze woonden in de Bronx. ‘Daar ging ik als kind vaak heen. Ze waren nog de enige blanken die er woonden. Ik vond het heerlijk om tussen de zwarte kinderen te spelen.’ Op familie-bijeenkomsten van de familie van zijn vader was het gespreksonderwerp bij uitstek wat er tijdens de Tweede Wereldoorlog met de Joden gebeurd was. Zijn opa zweeg. ‘Er zijn verschillende manieren van traumaverwerking. Mijn opa sprak nooit over de oorlog. Zijn broers die het overleefd hadden wel. Een van zijn broers heeft in Auschwitz een paar jaar trompet gespeeld in het orkest. Het spelen in een orkest was zijn enige overlevingskans. Hij vertelde hoe de dansende Duitsers naar de uitgemergelde Joodse muzikanten keken. Hij toonde me vaak zijn tatoeage. Oma vertelde hoe zij en opa gescheiden waren om te overleven. Zij was niet-Joods. Ze waren al getrouwd toen de oorlog uitbrak. Opa zat ondergedoken achter een kast. Na de oorlog zijn ze opnieuw getrouwd.’
Hij pest er zijn vader soms mee dat hij ‘langs de verkeerde kant Joods is, omdat hij geen Joodse moeder heeft’. Hij herinnert zich niet veel alledaagse dingen meer uit zijn kindertijd. Maar één scène, ‘een paar monumentale seconden waarin mijn vader iets zegt’ staat in zijn geheugen gegrift. Hij was zeven. Hij en zijn broer, waarmee hij op dezelfde slaapkamer sliep, lagen net in bed. Aan de muur hing een poster van Johan Cruijff. ‘Mijn vader kwam aan de rand van mijn bed zitten. Hij zei: “Ik ga weg.”
‘Het meest pijnlijke was dat hij daarna niet meer bij ons woonde, terwijl ik dat zo gewend was. En tegelijkertijd de opluchting dat ik nooit meer ’s avonds terwijl ik in bed lag de ruzies moest horen. Ik kreeg daarna weleens woedeaanvallen.’ Robert Vuijsje groeide op bij zijn moeder. ‘Maar kennelijk was de invloed van mijn vader zo sterk dat ik hetzelfde werk ben gaan doen als hij. Ik ben al tien jaar journalist. Vroeger verweet mijn vader me vaak dat ik te lui was. Ik heb lang over mijn eindexamen moeten doen, terwijl hij de hoogste cijfers haalde. Of er waren de onuitgesproken verwijten. Ik werk nu bij De Pers, daarvoor lang bij de Nieuwe Revue. Ik voelde hoe dat werk in de omgeving van mijn vader niet als ernstig werd beschouwd. Men vond een baantje bij de Nieuwe Revue toch niet van ‘hetzelfde niveau’. Sinds het boek zoveel erkenning krijgt, lijkt het ineens of ik erbij hoor.’
Nu vermeldt de Wikipediapagina van Bert Vuijsje: ‘broer van Herman Vuijsje en de vader van auteur Robert Vuijsje’.
Hij is er wel een, een Vuijsje, geeft hij zelf toe. ‘De Vuijsjes zijn allemaal erg sociaal geïnteresseerd. Ik merk dat ik in een aantal dingen op mijn vader begin te lijken. Hij is wat zakelijker en harder dan mijn moeder. Hij is zo van: nu moet dit gebeuren!’ In Alleen maar nette mensen verkondigt de omgeving van de hoofdpersoon forse meningen over de politiek. ‘Ik heb dat geassocieerd met mensen zoals mijn vader. Uitspraken als: “De Tweede Kamer moet dit en dat doen…” Het is meer iets voor oudere mensen om dat soort sterke meningen te hebben. Men vraagt me nu soms om een politiek statement over Wilders… Waarom zou iemand zich interesseren voor mijn mening? Wat ik met mijn roman wilde doen, is dingen zeggen die iedereen denkt maar nooit iemand hardop durft te beweren. En dat geldt evengoed voor de Bijlmer als voor Oud-Zuid.’
Hij spot met salsa-avonden voor blanke vrouwen op leeftijd. ‘Het is iets typisch voor vrouwen uit de buurt waar ik woon. Maar niet voor mijn eigen moeder, zij is altijd eerder een hippie geweest. Op zo’n salsa-avond komt er een man in een statig huis in Oud-Zuid salsales geven. Het is schijnbare politieke correctheid. Men is ‘zogenaamd’ geïnteresseerd in ‘andere mensen’. Ik vind het in wezen ‘aapjes kijken’. Die vrouwen spreken van ‘mijn Zuid-Amerikaanse vriend’, terwijl die man gewoon voor zijn werk als lesgever naar hun huis toe komt. Ik heb iets tegen die betweterige kant van die aanstellers die allerlei meningen hebben over de multiculturele samenleving maar nooit op een sociale, natuurlijke manier zijn omgegaan met iemand van allochtone afkomst. Hoewel ik mijn zoon op net dezelfde school wil laten studeren als de school waar ik gestudeerd heb en wil laten opgroeien in net dezelfde buurt.’
En of er nu tragiek in hem schuilt? ‘Het pijnlijkste is dat ik nu niet meer de hele dag bij mijn zoon woon. Als je een kind krijgt, is dat niet de bedoeling.’ Hij noemt het ook komisch: ‘Al die andere genomineerde schrijvers wonen zeker in mooie huizen op zichzelf. Ik zal vast de enige zijn die bij zijn moeder op zolder zit.’
DOOR ANNA LUYTEN