Wat als Sint-Truiden dit weekend van Anderlecht zou winnen? Met een strafschopdoelpunt, na een verdachte duik van voorspeler Stolica. Interessante case voor voorzitter Roland Duchâtelet.
Twee jaar geleden redde Roland Duchâtelet Sint-Truiden van de hongerdood. Een geschenk van de Heer, zei oud-burgemeester Jef Cleeren. Duchâtelet was al bekend op de beurs en in de politiek. Nu is hij het ook in het voetbal. Een moraalridder, wordt gezegd. Duchâtelet greep enkele keren ethisch in. Hij verbood zijn spelers om in het strafschopgebied van de tegenstander verdachte duiken te maken. Hij deed ze ook een ethische code onderschrijven. En hij ondervroeg ze persoonlijk toen hij lucht kreeg van uitzonderlijke gokbedragen op enkele wedstrijden van zijn club. In orde, dat doet een goede huisvader ook.
Duchâtelet gaat verder. Hij verklaarde openlijk dat Bosko Balaban met een schwalbe de wedstrijd tegen Westerlo vervalste, en riep Club Brugge op om die match te herspelen. Hij voegde eraan toe dat scheidsrechters onbewust de grote clubs bevoordelen, een voordeel dat hij op tien punten per seizoen becijfert. Ook kwam hij in ’t geweer tegen enkele leidende clubs die de competitie in de hoogste voetbalklasse tot veertien ploegen wilden beperken. Het moet al geleden zijn van Eddy Wauters van FC Antwerp, dat een voorzitter van een kleinere club nog zo dwarsgelegen heeft. Met dit verschil dat Wauters nooit de term ‘kleinere club’ geduld zou hebben.
Kunt u de voorzitter van Anderlecht nog wel vriendschappelijk ontvangen, als die straks komt?
ROLAND DUCHÂTELET: Je moet nuchter blijven. Het budget van Anderlecht is vijf keer zo groot als dat van Sint-Truiden. Maar ik word niet gehinderd door het feit dat Roger Vandenstock veel duurdere spelers heeft dan ik. Vroeger hadden kleinere clubs spontaan veel meer respect voor de grote. Nu is het bewustzijn gegroeid dat we allemaal clubs naast mekaar zijn. Sommige grote clubs geven ook al toe dat ze moeten stoppen met de gedachte van een G4 of een G5. We kunnen onze meningsverschillen toch ook onderling en hoffelijk uitpraten?
Maar u zegt het telkens op de markt.
DUCHÂTELET: Omdat dat voorlopig de enige manier is die werkt. Als je het in een vergadering in Brussel zegt, is het zelfs niet zeker dat het in het verslag komt. Of het komt er in andere, afgezwakte termen in. Als je het in de media brengt, kan het publiek zelf reageren. Toen ik zei dat Club Brugge na de duik van Balaban het best zijn wedstrijd herspeelde, werd er ’s avonds op de televisie om gelachen. De dag daarna schreven meerdere krantenjournalisten dat ze het met mij eens waren. En toen Het Laatste Nieuws nog enkele dagen later in een poppoll berekende dat twee derde van de lezers er óók zo over dacht, lachten ze nog veel minder.
U bent de eerste clubleider geweest die de kat de bel aanbond in het gokschandaal. Hoe vindt u het dat ze u als de witte ridder afschilderen?
DUCHÂTELET: Dat vind ik erg. Als er vermoedens van omkoperij zijn, moet je als normaal burger naar de politie stappen. Wie dat niet doet, is fout. Ik vind het erg dat ze mij een witte ridder noemen, het betekent dat anderen het niet als normaal beschouwen om in die omstandigheden naar de politie te stappen. Toen ik wist hoe de vork aan de steel zat, heb ik de spelers ondervraagd. Onmiddellijk daarna heb ik de gerechtelijke diensten in Hasselt gewaarschuwd. Ik ben naar hen toe gegaan en ik heb verteld wat ik wist. Ik heb gezegd: ‘Hier is naar mijn gevoel een probleem.’
Hebt u er wakker van gelegen?
DUCHÂTELET:(denkt na) Ik geloof het niet. Soms lig ik wakker van een nederlaag of van het feit dat we onderaan geklasseerd staan. Dan lig ik wakker van het gevoel dat het niet goed gaat.
Leggen schandalen als dit een open zenuw bloot in het voetbal?
DUCHÂTELET: Voetbal is in wezen als een spel ontstaan. Als ik thuis Monopoly speel, kan ik mijn dochter of zoon laten winnen. Toen het voetbal nog vriendschappelijk was, kon je de tegenpartij een overwinning gunnen. De voorzitter van de tegenstander was daar zelfs misschien zo tevreden over dat hij voorstelde om nadien samen iets te gaan eten. Ondertussen zijn de financiële gevolgen van zo’n handelwijze enorm groot geworden. De voetbalbond heeft op zeker ogenblik verordend dat je niet mag omkopen. Alleen heeft het bewustzijn van de mensen nooit het duidelijke kantelpunt bereikt dat de situatie nu veranderd is, en dat zoiets niet meer past. De maatschappelijke catharsis is er niet geweest.
Dat proces heeft zich in andere sectoren van de samenleving vroeger wél voltrokken. Twintig, dertig jaar geleden kwamen schandalen naar boven over bedrijven die onderlinge vertakkingen hadden. Maar de fiscale en andere controles zijn ondertussen verscherpt. Ook over politici hoorde je toen dat ze zich bij grote legeraankopen of in andere dossiers niet correct gedroegen. Er was altijd een reukje aan. Dat doet zich nu met enige vertraging in het voetbal voor.
U bent als bedrijfsleider het voetbal ingestapt: als sponsor, daarna ook als clubleider. Wat hoopte u daarmee te bereiken?
DUCHÂTELET: Als sponsor wou ik merkbekendheid op de korte termijn. Toen kreeg ik de vraag om de club ook financieel te helpen. Eigenlijk wou ik dat niet doen. Geen tijd. Maar ik wou niet botweg nee zeggen. En een beetje helpen wou ik ook niet. Dus heb ik het toch gedaan. Onder strikte voorwaarden.
U hebt ondertussen naar schatting 1,5 miljoen euro in Sint-Truiden geïnvesteerd. Voor iemand met uw inkomen is dat wellicht niet veel, maar als bedrijfsleider moet u toch de ambitie hebben dat bedrag ooit terug te verdienen. Laten we eerlijk zijn: dat krijgt u nooit terug.
DUCHÂTELET: We zullen aan het einde van dit seizoen twee jaar na elkaar een klein verlies gemaakt hebben. Sommige clubs slagen erin om een positief resultaat neer te zetten. Op termijn is dat ook voor ons het doel.
Maar u kunt uw geld op duizend andere manieren beleggen die u wél winst opleveren?
DUCHÂTELET: Dat kan best. Maar dat zoek ik in dit geval niet. Als sponsor was ik weg van de sfeer in Sint-Truiden. Toen de club in moeilijkheden geraakte, heeft dat me over de streep gehaald om te helpen. En verder mag je niet vergeten dat het voetbal van nu een maatschappelijk belangrijk gegeven is. Wij leven in een maatschappij van overvloed, waarin vrijetijdsbesteding een grote plaats inneemt. Je moet niet onderschatten wat je als clubleider in beweging kunt brengen. De toekomst van STVV is een zaak van belang voor vele mensen in Sint-Truiden en de verdere omgeving. Het voetbal is niet waanzinnig belangrijk, maar het is interessant, ook omdat het tussen de vele andere vormen van vrijetijdsbesteding zo onvoorspelbaar is.
Laten we zeggen dat er ondertussen aan de voorspelbaarheid gewerkt wordt.
DUCHÂTELET:(lacht) Het voetbal is de religie van vandaag. Het wekt grote emoties op. Mensen komen samen, met inbegrip van de elite die gezien wil worden. Dat zijn dingen die de Kerk vroeger voor haar rekening nam. Het voetbal is maatschappelijk veel belangrijker geworden dan de politiek. De politici zelf beginnen dat te beseffen: Ivo Belet, Jean-Marie Dedecker, Els Van Weert, Alain Courtois, Bert Anciaux. Ik ben bang dat té veel politieke belangstelling het voetbal onnodig ingewikkeld gaat maken. Ivo Belet zit in het Europees Parlement, het lijkt me niet zijn opdracht om het Belgisch voetbal te hervormen.
Gezegd door iemand die zelf in de politiek zit?
DUCHÂTELET: Ik zit minder in de politiek dan alle anderen. De anderen worden betaald om hun baan als politicus uit te oefenen, ik moet zelf betalen om aan politiek te mogen doen.
U bent nog lid geweest van het communistisch geïnspireerde Alle Macht Aan De Arbeiders (Amada)?
DUCHÂTELET: Als student zat ik dikwijls op café met Kris Merckx en mensen uit zijn omgeving. Maar veel verder dan wereldhervormende gesprekken ging dat niet.
Iets meer dan tien jaar geleden bent u in Banaan en in de politiek gestapt. Hoe goed hebt u dat overwogen?
DUCHÂTELET: In 1993 heb ik een boek geschreven over basisinkomen voor iedereen en het anders financieren van onze sociale zekerheid. Daar was toen weinig belangstelling voor, alleszins niet voor de drastische oplossingen die ik onderschreef. Louis Standaert had een partij, maar geen programma. Hij had mijn boek gelezen en vroeg of hij dat als programma van Banaan mocht gebruiken. Dat vond ik goed. In 1997 heb ik zelf Vivant opgericht, omdat er nog altijd niets bewoog. Dat was een moeilijke beslissing waar ik maanden over gedaan heb.
Het voorlopige eindpunt van uw politieke ambities is dat u als trekker van de kartellijst VLD-Vivant burgemeester van Sint-Truiden wil worden.
DUCHÂTELET: Dat is de logische volgende stap. De strijd om de financiering van de sociale zekerheid is gestreden. Iedereen is er nu van overtuigd dat je de belasting op de arbeid moet afbouwen en dat je het aandeel van de btw in de belastingen moet verhogen. Programmapunten van Vivant. Ik stel vast dat ze ook in Duitsland tot dat besluit gekomen zijn. Maar ook dan blijft het verschil tussen wit en zwart werk te groot. De werkloze die officieel wil werken, verdient daar na aftrek van zijn kosten, vaak niets méér mee dan met zijn uitkering. En ook de werkgever die hem een job wil geven, moet een hoge belasting op arbeid betalen. Allebei worden ze dus gestraft.
Wat kan de burgemeester van Sint-Truiden daaraan doen?
DUCHÂTELET: Wacht even, ik ben er nog niet. We hebben in onze maatschappij nog maar heel weinig mensen nodig om al onze voedingsproducten te maken, onze huizen te bouwen, televisies en meubelen te produceren. 10 % van de bevolking volstaat om voort te brengen wat we nodig hebben. Ga een fabriek bezoeken: je ziet nauwelijks nog arbeiders, je ziet robotten. Als 10 % volstaat, houdt de overige 90 % zich met andere dingen bezig. Dat is positief. We moeten stoppen met te denken dat we een economisch probleem hebben. We moeten wel aandacht voor iets anders hebben. Stel dat een computerspecialist zijn huiskamer wil schilderen, dan doet hij dat nu liever zelf of laat hij illegaal het werk door een Pool doen. Het is te duur om een huisschilder te betalen. Op zijn beurt spreekt de huisschilder die een computerprobleem heeft, liever iemand uit zijn kennissenkring aan dan een computerspecialist onder de arm te nemen. Wij worden gestraft in het ruilen van diensten onder mekaar.
En wat is dan volgens u de oplossing?
DUCHÂTELET: We moeten het vrije ruilen van diensten bevorderen. En we moeten investeren in buurteconomie. Dat is de zorgsector, het onderwijs, het onderhoud van huizen, de medische sector. Alleen in die sectoren is de tewerkstelling de voorbije jaren gegroeid. Ik ga dus voor een mandaat in een stad die zich op buurteconomie concentreert.
Waarom Sint-Truiden?
DUCHÂTELET: Sint-Truiden is een typische Vlaamse provinciestad, landelijk, maar ook niet zo ver van Brussel. Je moet zo’n stad meer profiel geven in de vrijetijdsbesteding. De voetbalclub is een uithangbord, ze is een vaandel om toeristen voor enkele dagen te lokken. Wandelen, fietsen, overnachten. Daar moet je de nodige infrastructuur op zetten. Ik denk ook aan mensen uit Brussel die na hun actieve leven willen verhuizen. Zoals werknemers die hun leven lang in de Silicon Valley gewerkt hebben, die na afloop van hun carrière verhuizen naar de naburige staat omdat het daar meer leefbaar is. Dat zie ik ook in de verhouding Brussel en Sint-Truiden.
Truienaars zeggen van zichzelf dat ze een ras apart zijn. U woont in Deurne, hoe gaat u in Sint-Truiden binnenbreken?
DUCHÂTELET: In principe ben ik Antwerpenaar, maar ik ben Limburger door adoptie. Mijn bedrijf ligt in Tessenderlo, mijn vrouw is Limburgse. En wat Sint-Truiden aangaat: ik heb hun voetbalclub gered. Niet alle Truienaars zijn met het voetbal begaan, maar onderschat het toch ook niet: het clubleven leeft heel sterk.
Als burgemeester van de stad moet u natuurlijk meteen ook de stadssteun aan de club drastisch terugschroeven.
DUCHÂTELET: De laatste keer dat de stad tussenbeide kwam, was bij de bouw van de nieuwe tribune. Maar dat was voor mijn tijd. Ik ben tegen subsidies van de overheid, ook subsidies aan voetbalclubs. Dit land heeft een te groot communistisch gehalte. De overheid moet allerlei toestanden bedenken om belastingen te innen zodat ze daarna subsidies kan geven. En waar er sprake van subsidies is, komen machtsmisbruik en beïnvloeding om de hoek kijken, of worden er valse facturen ingediend. Het kost ook nog handen vol geld aan administratie. Geef geen subsidies, hef minder belastingen, maak de overheid slanker.
Wat bent u nu in de eerste plaats: bedrijfsleider, vader van zes kinderen, politicus of clubleider?
DUCHÂTELET: Het voordeel van zoveel verschillende rollen is dat ik mij mentaal kan verplaatsen, als ik dat wil. Als STVV verloren heeft, concentreer ik mij op het goede nieuws in mijn bedrijf. Voor mijn mentale gezondheid is dat goed. Alles wat ik doe, doe ik graag. Dat is de rode draad: gelukkig zijn in al je bezigheden.
U wordt zestig eind dit jaar. Hoe kijkt u daar tegenaan?
DUCHÂTELET: Ik moet ervoor zorgen dat mijn tijd zo goed mogelijk is. Ik ben selectiever geworden. Als je twintig bent, heb je het eeuwige leven. Ik heb de voorbije jaren al dingen weggeselecteerd. Het investeren in het internet bijvoorbeeld. Ik ben ook te vaak in het buitenland, dat probeer ik nu anders te organiseren. Ik ben heel graag in mijn gezin.
Gaat u nog een derde, ultiem boek schrijven?
DUCHÂTELET: Nee. Maar dat dacht ik ook toen ik voor het eerste boek stond. Ik geloof niet dat ik het nog zal doen, want wat haalt het uit? Je kunt beter dingen doen: in de politiek, in het voetbal.
Het seizoen is geslaagd, zegt u, als géén van de grote vier op Staaien komt winnen. De moeilijkheid is dat STVV zich dan weer laat verpulveren door ploegen als La Louvière.
DUCHÂTELET: Vorig jaar zijn we dertiende geworden. We hebben de oefening gemaakt: als je onze wedstrijden tegen de laatste vier in het klassement wegcijfert en dat ook voor hen doet, eindigen we zevende. Dat zegt veel.
Eigenlijk bent u dus erg te vinden voor een competitie met 14?
DUCHÂTELET:(lacht) Zeker. Maar toen in een studie werd vastgesteld dat er voor zo’n competitie minder supporters zouden komen opdagen, was ik ertegen.
PIET COSEMANS