Enkele weken geleden vertrokken twee mensen met hun mobilhome voor hun laatste reis. Ze lieten achter: vrienden, een actiegroep, een ezel… en veel vragen. Bericht uit een dorp met een waterrad, dat even stopte met draaien.
www.leif.be en www.zelfmoordlijn.be
Kort fait-diversbericht uit de krant geknipt. Het stond op pagina 9: twee zeventigers waren samen uit het leven gestapt. Niet het eerste dode koppel dat ik uit de gazet scheurde. Toch was dit bericht anders, het bleef maar door mijn hoofd echoën. Omdat het gebeurd was twee dagen voor de gemeenteraadsverkiezingen. Maar vooral omdat het een remake leek van een verhaal van de oude Romeinse schrijver Ovidius. Philemon en Baucis: twee oude geliefden uit Tyana die elkaars graf niet wilden zien, samen wilden sterven.
Philemon en Baucis heten vandaag Robert en Renate. Ze woonden niet in Tyana, maar in Dilbeek. Hij had terminale kanker. Op een vrijdagochtend waren ze met hun mobilhome voor hun laatste reis vertrokken. Richting dood. Ik wist niet of ik dit nu een schrijnend verhaal moest vinden of dat het net het omgekeerde was: de ultieme daad van liefde.
Terug naar Dilbeek gereden. In de tuin van Renate en Robert stond nog altijd een verkiezingsbord. ‘Karel De Ridder – lijsttrekker Groen-SP.A.’ Alsof het leven hier al een paar weken niet meer draait. En eigenlijk is dat ook zo.
Dit verhaal begint twintig jaar geleden. Karel De Ridder was net dertig. Zijn buik telde wat minder kilo’s. Zijn hart, daarentegen, dat was even groen als nu. In die dagen werkte hij ook al als vrijwilliger in de Oxfamwereldwinkel. Renate kwam daar vaak over de vloer. Hij kende ze van ziens, zoals iedereen in het dorp. Een tolk bij de Europese Commissie in Brussel. Woonde al lang in Dilbeek, maar eigenlijk was ze afkomstig uit Duitsland. Niet alleen haar beroep, ook de liefde had haar naar de Brusselse Rand geleid. Renate was de weduwe van een bekende SP.A-schepen uit het dorp, onverwachts gestorven aan een hartaderbreuk. Zijn dood had haar midscheeps getroffen: twee jaar was ze niet buitengekomen.
Maar in die vroege jaren negentig beloofde het leven weer kleur. Better days, hoewel. 1991, dat was het jaar van Zwarte Zondag, extreemrechts rukte op. Het was ook het Jaar van het Milieu. Karel en zijn vrienden van de Oxfamwereldwinkel besloten om een actiegroep uit de grond te stampen: ‘Voor de goede zaak’. Op een van de eerste vergaderingen zag hij Renate terug en ze raakten aan de praat. ‘Ze was twintig jaar ouder, maar het klikte meteen. Ze bleek nog veel groener te zijn dan ik. Heel principieel, een idealiste.’
Er volgden nog ontelbare avonden. ‘Overal vonden we elkaar. Bij de Milieuraad, de Fietsersbond, Gastvrij Pajottenland, Trage Wegen… Ze werd een beetje mijn politieke moeder.’ Renate leerde Karel veel bij over actievoeren, over ecologie ook. Omgekeerd leerde hij haar djembé spelen. Samen vormden ze de Fanfare voor de Goede Zaak. Tegen extreemrechts, maar ook tegen het blauwe bestuur van Dilbeek. Hun refrein was elke keer hetzelfde: Blijven zagen voor de goede zaak. Blijven zagen… fietspaden vragen. Blijven zagen… trage wegen vragen. Blijven zagen… ‘Renate was ook erg begaan met erfgoed’, zegt Karel. ‘Ze heeft hier eigenhandig een lemen huis van de sloop gered.’ En dan was er ook nog die oude watermolen, die ze meebeheerde. Het werd hun hoofdkwartier, hun fort.
Ook Marieke Leemans was al heel vroeg een prominent lid van de Fanfare voor de Goede Zaak. In de watermolen had ze Renate leren kennen. Leeftijds- en geestesgenoten, maar er was meer dat hen bond. Allebei hadden ze hun man verloren. Niet dat Renate daar veel over praatte – nooit, eigenlijk – maar ze kon wel goed troostende woorden verzinnen.
‘Kom,’ zei ze dan tegen Marieke, ‘we gaan naar het veld, naar de ezels kijken.’
Op een dag hadden Renate en Marieke een wild idee. Ze zouden zelf een ezel kopen en hem opvoeden: het leek een goed weermiddel tegen opkomend verdriet. Ze doopten hun ezel Zjoske en leerden hem stappen op Dilbeekse grond. ‘Wat niet vanzelfsprekend was’, vertelt Marieke. ‘Een ezel is een koppig beest. Maar: gelachen.’ Meisjes van zestig.
Zjoske werd al snel de mascotte van de Fanfare voor de Goede Zaak. Overal, bij elke actie, namen ze hem mee. Hun pleidooi voor andere, betere ezels in de politiek.
Op een avond, na een of andere actie, liepen Renate en Marieke met Zjoske naar zijn slaapplaats. ‘Het nieuws van de dag al gehoord? Twee oude mensen in ’t dorp hebben een overdosis pillen genomen. Hun dochter heeft hen net op tijd gevonden.’
‘Waar bemoeit die dochter zich mee?’ reageerde Renate ontzet. ‘Iedereen moet zelf over zijn dood kunnen beslissen. Doe dat nooit bij mij, Marieke, ik zou woedend zijn.’
Jaren later, een zondagmiddag. De Fanfare voor de Goede Zaak zat samen in de watermolen. Er kwam een man binnen. Hij stelde zich voor als Robert. Een Waal uit Charleroi. Hij was net met pensioen, had een molenaarscursus gevolgd en zocht een molen om zijn kennis in de praktijk te brengen.
De fanfare ontving hem met open armen. ‘Robert was een lieve man’, zegt Marieke. ‘Hij had twee gouden handen, kon alles repareren. Hij liet de watermolen draaien, gaf bakdemonstraties, loste alle klussen op.’
In de molen werd al snel gefluisterd: ‘Wie zal het eerst met Robert weg zijn? Renate of Marieke?’ ‘Robert is gewoon een kameraad’, protesteerde Marieke.
Op een avond zag ze Renate en Robert samen weglopen. ‘Ik was zo blij voor haar.’ Ook Karel vond het een ongelooflijk mooi liefdesverhaal. ‘Een Waal en een Duitse die elkaar hier in Dilbeek, waar Vlamingen thuis zijn, gevonden hadden. En voor het erfgoed zorgden.’
Robert leerde djembé spelen bij Karel. Werd lid van de Fanfare voor de Goede Zaak. Al snel kon hij hun refrein ‘Blijven zagen’ accentloos uitspreken. ‘Zijn Nederlands was heel goed’, zegt Marieke. ‘Er was maar één uitdrukking die hij niet begreep. Op een zomeravond zaten we samen op het terras. Het was nog warm, de watermolen draaide, Zjoske stond te grazen. En ik zei: “Wij zijn toch rijk hè, Robert” “Rijk?” repliceerde hij. “Riche?” Hij begreep het echt niet.’
En zij maar lachen. Het rad draaide voort.
Een paar weken geleden, een van de laatste avonden van de Indian summer . Renate en Robert waren aan het werk in de watermolen. Karel kwam binnen.
‘Alles goed, Robert?’ vroeg Karel.
‘Jaja,’ antwoordt die, ‘alleen wat last van mijn rug. Ik moet pillen nemen.’
Renate kwam tussenbeide. ‘Kun jij iets doen met onze djembé, Karel? We hebben er al jaren niet meer op gespeeld.’
‘Ja’, antwoordde Karel. ‘Maar waarom hou je hem niet zelf bij? Misschien krijg je over een paar jaar weer zin…’
‘Ik denk het niet’, zei Renate.
Karel morrelde in zijn tas. Hij had, als lijsttrekker van het kartel Groen-SP.A, de verkiezingsfolders bij zich voor de gemeenteraadsverkiezingen. Naar goede gewoonte stond ook Renate op de lijst, als onafhankelijke weliswaar. ‘Hoewel ze heel groen was, wou ze geen lidkaart van die partij. Uit respect voor haar overleden man, die SP.A-schepen was.’
Renate bekeek de folders. Schrok even. De namen van de groene kandidaten stonden in het groen, die van SP.A in het rood. En de hare, als enige, in het zwart.
‘Wat vind je van de folder?’ vroeg Karel.
‘Heel goed’, antwoordde Renate.
De zon ging onder. Het rad stopte met draaien.
Tijd voor nieuwe ezels in de politiek. Op 14 oktober behaalde het kartel Groen-SP.A een verrassend goede uitslag bij de gemeenteraadsverkiezingen in Dilbeek. Drie zetels. ‘Beter dan verwacht’, zegt Karel. ‘Er bestond een kans dat we het jarenlange blauwe bewind konden breken, en ik had uitzicht op een schepenambt. Onze grote droom, datgene waar we meer dan twintig jaar voor gevochten hadden.’
Vreemd genoeg was zijn politieke moeder er niet. Net zomin als Robert. ‘De vrijdag voor de verkiezingen was ik toevallig voorbij hun huis gereden. Hun mobilhome stond niet voor de deur. Ik vond dat wel wat raar. Wie vertrekt er nu twee dagen voor de verkiezingen op reis?’ Maar veel zorgen maakte ik me niet. Hoe geëngageerd Renate ook was, een campagnebeest is ze nooit geweest.’
Hij keek op de lijst: Renate had 66 stemmen gekregen. Iets minder dan vorige keer, maar lang niet slecht.
Twee dagen later. Karel was thuis druk in de weer met coalitiebesprekingen – er zat nog altijd verkiezingseuforie in zijn hoofd. Tot zijn vrouw binnenkwam, lijkbleek. ‘Ik heb een rare brief gekregen van Renate en Robert.’
Karel las de getikte tekst: ‘Beste vrienden, we moeten afscheid nemen. Enkele maanden geleden werd bij Robert kanker vastgesteld. (…) Het stond meteen voor ons vast dat we de resterende tijd samen zouden afleggen. We hebben een heel gelukkige tijd met elkaar doorgebracht, bijna 10 jaar, en we hadden nog volop projecten voor de toekomst. We waren gelukkig, wilden samen oud worden. Het noodlot heeft anders beslist. Renate en Robert.’
Daaronder stond de Franse vertaling, maar met een zin meer: ‘Renate et moi avons décidé de quitter cette monde ensemble.‘ En nog een boodschap, met vulpen geschreven: ‘Blijven zagen, Karel.’
Karels hart sloeg een paar tellen over. Hij belde meteen naar de politiecommissaris. Die zei: ‘Marieke staat hier voor mij, met dezelfde brief.’
‘Ik was doodongerust’, zegt Marieke. ‘Maar ik had ook een groot schuldgevoel.’ Ze moest denken aan die ene keer dat ze naar de slaapplaats van Zjoske waren gewandeld. Toen Renate haar gezegd had: ‘Doe dat nooit, Marieke, ik zou woedend zijn. Iedereen moet zelf over zijn dood kunnen beslissen.’
Marieke: ‘Renate was mijn beste vriendin, ik wou haar niet verraden. Maar mijn buurvrouw zei: “Verdomme, Marieke, je moet met die brief naar de politie, ’t is uw plicht.”‘
Die dag kregen nog zeventig mensen een brief in de bus. Allemaal dezelfde brief. Alleen de boodschap in vulpen verschilde elke keer. Soms was dat: ‘Bedankt voor de jarenlange vriendschap.’ Of: ‘ Robert heeft het rekje voor de radio geïnstalleerd.’
Sindsdien draait het leven even niet meer naar behoren in Dilbeek. Door de hoofden van Karel en Marieke malen twee vragen . ‘Waarom hebben zij nooit gezegd dat Robert terminaal was? En hoe is het in godsnaam mogelijk dat wij niets gezien hebben?’
De eerste vraag is gemakkelijk te beantwoorden, de tweede niet. Tientallen keren hebben Marieke en Karel de film van die laatste week afgespeeld. Marieke: ‘Drie dagen voor hun dood heb ik Robert en Renate nog gezien, op een vergadering van Trage Wegen. Meteen na de vergadering gingen ze naar huis. Alsof Renate me niet meer wou zien, wat totaal niet haar gewoonte was. Vond ik niet fijn, natuurlijk. Uiteindelijk kwam Robert nog even terug. “Sorry Marieke, dat we nu al vertrekken, maar ik ben moe.” Ik zei dat mijn rolluik kapot was. “Ik kom morgen weleens langs”, antwoordde hij. De volgende dag stond hij daar, een hele namiddag heeft hij gewerkt aan dat rolluik. Toen hij klaar was, vroeg ik: “Je drinkt toch nog een koffie?” Hij schudde het hoofd. “Het spijt me, maar Renate en ik hebben het zo druk. Nog zo veel te doen.”‘
Nu weet Marieke wat er allemaal op hun programma stond. Negen punten. 1. Huis opruimen. 2. Kleren naar de kringloopwinkel brengen. 3. Hooi en eten klaarzetten voor de ezel. 4. Afscheid nemen van Zjoske. 5. Mail sturen naar een collega-molenaar. ‘We zullen er zondag niet zijn, we gaan naar Charleroi. Kun jij het volk rondleiden op de molen? Bedankt. Renate en Robert.’ 6. Afscheidsbrieven schrijven. 7. Polsen of het crematorium in Ukkel vrij is. 8. Benadrukken dat ze tijdens de dienst zeker De wind van Willem Vermandere moeten draaien. 9. Nog eens kijken of het geweer echt in orde is.
‘Ik ben honderd procent zeker dat het Renates plan was’, zegt Karel. ‘Ze was heel principieel – ook al haatte ze wapens en geweld. Die klus heeft Robert uitgevoerd. Het was hun geheime verbond, niemand mocht het weten. Anders hadden wij alles gedaan om hen tegen te houden, dat wisten zij ook. Ik vraag me alleen af of ze ook beseften hoeveel verdriet ze zouden achterlaten. Hoeveel vragen. Hoe confronterend het was voor ons. Ze hebben niet eens gewacht op de uitslag van de verkiezingen.’
Karel weet niet hoe hun laatste reis eruitzag. Of ze nog eens rondgereden zijn in zijn geboortestreek. Of gaan eten onderweg. Wat er door hun hoofd moet zijn gegaan, terwijl ze die laatste afrit namen. Richting parkeerterrein.
Dat ligt op de E42, niet ver van Luttre, op de weg naar Charleroi. Een trage weg langs de snelweg met bomen en wind. Veel auto’s stoppen er niet, een parking zoals er zoveel zijn.
Nog eens het einde van het verhaal van Philemon en Baucis herlezen. Het koppel sterft samen, geruisloos, op voorspraak van de goden. Uiteindelijk veranderen ze allebei in een boom, verstrengeld in elkaar. Glorieuze eindes verzinnen, dat konden die oude Romeinse schrijvers wel. Andere tijden ook, toen.
‘Het verhaal van Renate en Robert is vooral heel schrijnend’, zegt klinisch psycholoog en rouwexpert Manu Keirse. ‘Niets romantisch aan. Die twee hadden nog zo veel plannen. En, plots door die ziekte, ontvalt hen dat allemaal. Niet dat ik geen begrip kan opbrengen voor hun beslissing. Maar die vrouw had veel meer begeleid moeten worden door professionals. In de sector is er vandaag heel veel aandacht voor de zieken – en dat is natuurlijk heel goed – maar veel te weinig voor hun omgeving, voor hen die achterblijven. Cru gezegd: aan kanker ga je dood, maar de andere moet verder. De ene verliest het leven, de andere het samenleven. Ook dat laatste is enorm ingrijpend en wordt nog altijd veel te veel onderschat.’
Dit soort verhalen komt de laatste tijd wel vaker voor, zegt Wim Distelmans, professor palliatieve zorg en titularis van de leerstoel ‘waardig levenseinde’ aan de VUB. ‘Vroeger was dat moeilijker, we werden niet oud. In 1960 was de gemiddelde levensverwachting zestig jaar. Vandaag is dat tachtig jaar. Natuurlijk moeten we pleiten voor meer en betere voorzieningen voor ouderen. Maar dan nog. Zelfs al steek je sommigen in een vijfsterrenhotel en schotel je hen elke dag kaviaar voor: hun existentiële pijn zal niet verdwijnen.’
Was Renate in aanmerking gekomen voor euthanasie? ‘Dat hangt ervan af’, zegt Distelmans. ‘Niet zo lang geleden heeft een koppel uit Meerbeke samen euthanasie aangevraagd. De man was terminaal, de vrouw niet. Ze was klaar met het leven en leed aan een reeks kleine ouderdomskwalen. Op zich was geen enkele van die kwalen levensbedreigend, maar samen maakten ze het leven voor haar ondraaglijk. Uiteindelijk heeft ook zij euthanasie gekregen.’
En wat als ze nog gezond was geweest, zoals Renate? Wat met mensen die klaar zijn met het leven? ‘Onlangs pleitte de Nederlandse tv-coryfee Mies Bouwman voor professionele hulp voor wie er op late leeftijd wil uitstappen. De rechtsgeleerde Huib Drion ging zelfs nog verder, hij wou dat er “een middel kwam waarmee mensen op een humane wijze hun leven konden beëindigen”. De perfecte zelfdodingspil, zeg maar: kleurloos, geurloos, honderd procent efficiënt en spotgoedkoop. Natuurlijk zou dat een veel humanere oplossing zijn dan elkaar doodschieten op een parking. Die pil bestaat nog niet, maar stel dat ze zou bestaan: binnen de kortste keren is die beschikbaar op het internet. Voor je het weet neemt een zeventienjarige wiens lief het net heeft uitgemaakt die pil óók.’
‘Pas op, ik heb veel respect en begrip voor mensen die zeggen dat ze “klaar zijn met het leven”. Tezelfdertijd moet je als arts sommigen ook tegen zichzelf beschermen. Je moet onomkeerbare pijn kunnen onderscheiden van een tijdelijke dip. Neem nu Renate: voor hetzelfde geld had die binnen twee jaar weer iemand ontmoet en was ze gelukkig.’
‘k Ben toch zo kontent als ’t waait
‘k zie zo geiren het golvende koren
en de jagende wolken in de lucht
aan de wind hè ‘k mijn ziele verloren (…)
In vroeger tijd maald’ ik het graan
‘k ben zoveel van mijn wieken verloren
zoveel zeilen op stroom en rivier
(uit ‘De wind’ van Willem Vermandere)
Karel De Ridder is vorige week schepen van Milieu geworden in Dilbeek. Zijn eerste groene beleidsdaad heeft hij al gesteld. Bij een boomkweker twee appelbomen gekocht. Een klein eresaluut voor Renate en Robert. Een weermiddel tegen opkomend verdriet, dat misschien ook.
Er zit een verhaal achter de appelbomen, meer een grap van de geschiedenis. Jaren her had Renate, als erfgoedspecialiste, ontdekt dat Dilbeek een eigen appelsoort had. Nogal bijzondere appels: met een vettige rode schil, maar groen vanbinnen en lang houdbaar. Ze groeiden nergens meer. Na een moeilijke zoektocht in de genenbank vond Renate de stamboom terug. Een kweker deed de rest: het zijn intussen hoogstammen geworden.
Karel gaat de bomen straks halen. Hij wil ze, voor het winter wordt, planten in Dilbeekse aarde. Hij twijfelt nog over twee locaties: aan Huisje Mostinckx, dat lemen huisje dat ze van de sloop gered had. Of aan de watermolen natuurlijk, hun fort. Zodat ze volgende zomer, als het rad weer draait, groen-rode appelen hebben.
Hij schrikt als ik hem het verhaal van Baucis en Philemon vertel. Dat het nu maar gauw winter wordt.
DOOR STIJN TORMANS, FOTO’S SASKIA VANDERSTICHELE
Ik wist niet of dit een schrijnend verhaal was of net het omgekeerde: de ultieme daad van liefde.
‘Doe dat nooit, Marieke, ik zou woedend zijn. Iedereen moet zelf over zijn dood kunnen beslissen.’