De laatste dagen van de Volksrepubliek Donetsk?
De zelfverklaarde Volksrepubliek Donetsk beleeft zware tijden na de dramatische vliegtuigcrash op 17 juli. Het Oekraïense leger staat aan de poorten van de stad, klaar om de rebellen voorgoed te verdrijven. Maar separatistenleider Alexander Borodai is vastberaden: ‘Al moeten we doorgaan tot de laatste snik, opgeven doen we niet.’
Drie gloednieuwe politiewagens scheuren door de uitgestorven straten van Donetsk. In een flits zien we een bestuurder: een rebel in T-shirt met de vlag van Novorossiya, Nieuw-Rusland, zoals de eenheid van de Volksrepublieken Donetsk en Loehansk wordt genoemd. Waar de auto’s vandaan komen, is niet duidelijk. De Moskou-gezinden beweren dat ze zijn ‘aangeschaft’. Anderen zeggen dat het om ‘omgevormde’ auto’s van burgers gaat die door de rebellen in beslag zijn genomen. Gestolen wagens als uithangbord van de nieuwe ordehandhaving: welkom in de DNR, de Volksrepubliek Donetsk.
Terwijl het Oekraïense leger in de buitenwijken van Donetsk volop de aanval tegen de separatisten heeft ingezet, gaan DNR-medewerkers in het stadscentrum stug door met de realisatie van hun in mei uitgeroepen republiek. Dat de overlevingskansen van hun rebellenstaatje in Oost-Oekraïne met de dag afnemen, willen ze niet horen. Dat de toch al wankele reputatie van de DNR na het neerstorten van het Maleisische vliegtuig over de hele wereld nu volledig naar de knoppen is, evenmin. In het bezette provinciale bestuursgebouw zullen ze doorgaan. In een militaire nederlaag, zoals in Slavjansk en Kramatorsk, geloven ze (nog) niet. Al is het Oekraïense leger in de meerderheid en beschikt het over betere wapens, de kracht van de rebellen zit hem vooral tussen de oren, horen we steeds weer. ‘Onze strijders geloven in de zaak, in de Volksrepubliek Donetsk. De mensen hebben ervoor gestemd, het is de wil van het volk.’ Dus doen de aanhangers van DNR voort; sommigen met de moed der wanhoop, de meesten nog altijd met een blind vertrouwen in de beloftes van hun zelfverklaarde leiders.
Spookstad
Intussen loopt Donetsk met zijn één miljoen inwoners leeg. De bewoners zijn doodsbang voor een groot offensief van het regeringsleger in de binnenstad, ondanks de verklaring van een militaire woordvoerder dat het centrum niet gebombardeerd zal worden, maar dat grondtroepen de stad straat voor straat zullen bevrijden. Aan pro-Russische kant wordt elke aanval van het leger vertaald als een actie van ‘levensgevaarlijke roekeloze moordenaars die er niet om malen hun eigen landgenoten te doden’. Maar het geloof in die uitleg brokkelt langzaam af onder de achtergebleven inwoners. Bovendien zijn ze de oorlog zo beu dat het ze niet meer uitmaakt wie er aan de macht is. Het enige wat telt, is dat er zo snel mogelijk vrede komt.
‘We hebben voor de Volksrepubliek Donetsk gestemd, maar als het Oekraïense leger ons komt bevrijden en de ellende doet ophouden, kan die hele republiek ons gestolen worden’, zeggen de twee bewakers van een geïmproviseerde schuilkelder in de binnenstad. Voor ons ligt het overdekte winkelcentrum Donetsk City er totaal verlaten bij. Achter ons gaapt de ingang van een enorme ondergrondse parkeergarage die nu dienstdoet als toevluchtsoord. ‘Mijn twee dochters zijn de stad ontvlucht’, zegt Sergei, de oudste van de twee bewakers. ‘Ik blijf hier omdat mijn moeder te oud en te zwak is om haar huis te verlaten. En mijn zus is invalide.’ Zijn collega heeft een baby van zes dagen oud: ‘We kunnen niet weg omdat we geen geld hebben. Dus blijven we. Noodgedwongen. We zijn allemaal bang maar we staan paraat voor de bewoners. Als er een aanval met Grad-raketten komt, kunnen meer dan duizend mensen terecht in de schuilkelder. Er zijn lang niet genoeg schuilplaatsen in de stad, maar we zijn voorbereid.’
In een hoek van de parkeergarage staan enkele tientallen houten banken en stoelen opgeslagen, onder het licht van een paar peertjes. ‘We hebben kaarsen en stapels dekens, er zijn toiletten en er is water’, somt Sergei op. ‘Drie dagen geleden waren de beschietingen zo erg, dat een paar honderd mensen hier de nacht hebben doorgebracht. Gezinnen met kinderen, allemaal doodsbang. Niemand weet wat er precies aan de hand is.’
Een van de grootste problemen is de criminaliteit. Hoe meer de stad leegloopt, hoe minder de wet wordt gerespecteerd. Donetsk is veranderd in een paradijs voor gangsters. Er wordt ongestraft geroofd, gemoord en geplunderd. De supermarkt aan de overkant van het winkelcentrum is gisteren overvallen. Wanneer we een kijkje gaan nemen, zien we een man in een Novorossiya-shirt voorbijwandelen met een volgeladen winkelkar. De piepjonge bewaker aan de deur vertelt dat gisteravond een groep separatisten kwam aankloppen. ‘Ze hebben de winkel beroofd, maar ze waren heel vriendelijk. Ze hadden voedsel nodig omdat ze voor de Volksrepubliek Donetsk streden. Ze namen ook niet alles mee, alleen wat ze nodig hadden.’
Ook het shoppingcenter is een spookplek geworden. Net als de rest van Donetsk. De almaar luider wordende stilte is beklemmend. Alsof de stad haar adem inhoudt voor wat komen gaat. De afgelopen dagen zagen we hoe steeds meer winkels, bars en restaurants hun deuren sloten. De kleding ligt onaangeroerd in de etalages, de plakkaten met ’50 tot 70 procent korting’ hangen nog op de ramen. In de straat voor ons appartement, langs de oever van de Kalmius-rivier, houden de separatisten iedereen aan die zich na de avondklok van elf uur nog buiten waagt. Elke avond blokkeren ze de kruising voor de brug met twee of drie auto’s. Soms schieten ze met hun kalasjnikovs in het rond of schreeuwen ze tegen de arme drommel die ze tegenhouden. Maar meestal zitten ze stil in hun auto te wachten om in actie te schieten zodra er iemand aankomt. Ze arresteren om het even wie, nemen auto’s in beslag, en delen rake klappen uit als ze daar toevallig zin in hebben. Toch probeert de DNR wel iets te doen om het roven en plunderen tegen te gaan. Zo zijn een aantal hotlijnen in het leven geroepen. Voor het geval dat je auto is gestolen, of je buurman plots is verdwenen. Maar als onze tolk naar zo’n hotlijn belt, met het verhaal dat gemaskerde mannen gisteren zijn auto hebben afgenomen, laat een ongeduldige operatrice weten dat ze met ‘doden, gewonden en ontvoeringen zit’ en geen tijd heeft om zich met een verdwenen auto bezig te houden.
De Commissie voor Diefstal en Plundering wil niet met (westerse) journalisten praten. Uiteindelijk komen we terecht bij de Commissie voor Algemene Vragen, op de vijfde verdieping van het bestuursgebouw. Daar kunnen ze op dit moment heel weinig doen, omdat ze geen geld meer uit Kiev krijgen, zegt medewerkster Olga Tsymbalenko. De groeiende criminaliteit is geen prioriteit voor haar commissie. Bijna alle vragen gaan over de pensioenen en de openbare diensten die niet meer functioneren. ‘De mensen willen weten hoelang de banken nog dicht blijven, waar de politie en de openbare aanklagers gebleven zijn, of waarom ze geen uitkering meer krijgen. Sinds half juli betaalt Kiev ons niet langer, waardoor wij niet verder kunnen.’
De Volksrepubliek Donetsk wil weliswaar niets meer te maken hebben met de Oekraïense regering, maar blijft intussen zwaar afhankelijk van Kiev. De bewoners die we tegenkomen in het bestuursgebouw, vinden dat echter de normaalste zaak van de wereld: Kiev moet betalen, er gaat tenslotte veel geld uit hun regio naar de overheid. Dat willen ze terug, ook al wordt veel meer overheidsgeld aan de oblast uitgegeven dan het verouderde industriegebied oplevert.
De bananenrepubliek Donbabwe
We zijn net op zoek naar de Commissie van Mobiliteit, waar ze onder andere kersverse burgers rekruteren voor de separatistische strijd, als we Alexander Borodai zien voorbijwandelen. De afgelopen dagen communiceerde de DNR-leider alleen via druk bijgewoonde persconferenties, omringd door een resem gorilla’s met kalasjnikovs. Vandaag heeft hij minder zware jongens om zich heen, maar hij vlucht als een haas de lift in zodra hij de camera van de fotograaf opmerkt. Volgens DNR-woordvoerder Sergei Kavtaradze heeft Borodai misschien straks tijd om met ons te praten. Kavtaradze troont ons mee naar het kabinet van de republiek, boven in het bestuursgebouw. Boven zijn bureau hangen de portretten van Poetin en Borodai, achter zijn stoel leunt een kalasjnikov tegen de muur. De man is zichtbaar bloednerveus. Hij legt vijf mobiele telefoons op zijn bureau die om de haverklap afgaan. ‘Ik heb er nog veel meer’, grijnst hij. ‘We moeten wel, met de Amerikanen en hun Echelon-afluistersysteem.’ Hij houdt een klein Samsungtoestel vast: ‘Dit is de separatistentelefoon. Omdat het een supersimpel ding is. Alleen geschikt om mee te telefoneren en berichten te versturen.’
Tussen de oproepen door vertelt Kavtaradze dat de criminele activiteiten in de stad het werk zijn van het Oekraïense leger en van milities van de Rechtse Sector (een paramilitaire nationalistische beweging in Oost-Oekraïne, nvdr.) die Donetsk infiltreren. Hij geeft wel toe dat het rechtssysteem een puinhoop is. ‘Maar dat is de schuld van Oekraïne. Sinds de Maidan-protesten tegen de regering van president Viktor Janoekovitsj lopen er tienduizenden rond met een kalasjnikov. We zijn in elk geval bezig met de opbouw van een politiemacht. Geef ons tijd: we moeten uniformen maken en alles op poten zetten, terwijl we midden in een oorlog verwikkeld zijn.’
Hij wijst naar de gang waar Igor Strelkov net haastig voorbij beent. Strelkov, of Igor Girkin zoals hij eigenlijk heet, is de militaire commandant van het rebellenleger in Donetsk. Hij heeft een spoedvergadering met Borodai, horen we. De nerveuze stemming is overal voelbaar op het kabinet, nu het Oekraïense leger steeds dichterbij komt én de DNR er alleen lijkt voor te staan. Strelkov klaagde een week geleden dat Vladimir Poetin hen had verraden. ‘Met Poetin hebben we niets te maken’, stelt Kavtaradze. ‘Dit gaat louter om de DNR, het is een zaak van de mensen die hier wonen.’ Waarom er dan hoofdzakelijk Russen zoals hijzelf, Borodai en Strelkov aan de leiding staan? ‘Heel eenvoudig: omdat we de gelegenheid kregen. Ik denk niet dat ze het hier zonder ons zouden hebben klaargespeeld.’ Dat de laatste dagen van DNR wel eens geteld zouden kunnen zijn, wijst Kavtaradze resoluut af. ‘Al moeten we doorgaan tot de laatste snik, opgeven doen we niet. Het is sowieso te laat voor een hereniging met Oekraïne. Misschien is een federatie of confederatie een optie. Maar dat is voor ná de oorlog, en ik vrees dat die nog lang zal duren.’
Met zijn pokerface en jeansjasje – zijn pistool altijd binnen handbereik – ziet Alexander Borodai er eerder uit als een derderangsmaffiabaas dan als een regeringsleider. Afkomstig uit Moskou, was hij net als Strelkov actief bij de Russische geheime dienst. In de jaren 1990 werkte hij bij een ultrarechtse krant, later vocht hij mee met de Russen in het onafhankelijke ministaatje Transnistrië in Moldavië. In maart dit jaar trok hij vanuit de Krim naar Oost-Oekraïne. Borodai omschrijft zichzelf als een ‘specialist en consultant in etnische conflicten’.
Hij betreurt de dood van de 298 passagiers van de vlucht MH17 enorm, steekt hij van wal als we tegenover hem zitten. ‘Maar de ramp heeft de DNR wereldwijd erkenning gegeven als onafhankelijke staat en dat is dan weer positief.’ Wat volgt, is een tirade over de vliegramp, waarbij hij meermaals benadrukt dat zijn mannen niet verantwoordelijk waren voor het neerschieten van de Maleisische Boeing 777 en dat ze alles in het werk stellen om de buitenlandse onderzoekers ongestoord hun werk te laten doen.
Buiten klinken opnieuw doffe knallen. De hele dag zijn er al hevige beschietingen aan de gang, onder andere achter het treinstation, bij de luchthaven en bij een oude fabriek niet ver van het centrum. Borodai is ervan overtuigd dat het Oekraïense leger tot het uiterste zal gaan om Donetsk te heroveren: ‘Ze zullen iedereen vermoorden, geen enkele burger zal worden gespaard. Ik verwacht een bloedbad met honderdduizenden slachtoffers. Maar tot nu toe houden we stand. Meer zelfs, we vechten terug, mét succes. Het moreel van de regeringstroepen is zwak, in tegenstelling tot dat van ons. Het Oekraïense leger beschikt wel over meer manschappen, maar elke dag bieden burgers zich bij de rekruteringscentra aan om met ons mee te vechten. Zowel lokale mensen als buitenlanders. Probleem is dat we te weinig wapens hebben. We krijgen weliswaar geld, apparatuur, voedsel en kleding uit Rusland, van privépersonen, organisaties zoals journalistenbonden en sportfederaties, en zakenmensen die onze ideologie van een onafhankelijk Donetsk delen, maar dat is niet voldoende om de militaire operaties volledig te financieren. We beschikken ook over een startkapitaal dat we gebruiken voor de totstandkoming van de DNR. Ik weet dat er smalend wordt gesproken over de bananenrepubliek Donbabwe maar dat soort onzin raakt me niet. De propagandamolen tegen de DNR draait op volle toeren. Maar wij hebben iets wat ze in Kiev niet hebben: de onwrikbare wil om er iets van te maken, en die wil is niet kapot te krijgen.’ Waarna Borodai zich excuseert en met haastige stappen het kabinet verlaat.
Nieuwe rekruten
’s Middags komen we aan bij een voormalige politieschool in het district Kievsky, aan de rand van Donetsk. Het gebouw doet momenteel dienst als rekruteringscentrum. We passeren de slagboom en wachten aan de ingang op de commandant van het centrum. De rebellen zien er zo mogelijk nog armzaliger uit dat in de rest van de stad. Donkere kringen onder hun ogen en rotte gebitten in overvloed. Ze houden hun scherpe kapmessen, knuppels en de onvermijdelijke kalasjnikov voortdurend in de aanslag. De nieuwkomers druppelen intussen binnen. Mannen op slippers met een plastic tas waarin hun tandenborstel, proper ondergoed en een paar sloffen sigaretten. Het enige wat ze van huis hebben meegenomen. Maar ook vrouwen. Zoals Veronika. ‘Er is geen werk meer in de stad’, zegt ze. ‘Daarom meld ik me aan als rekruut. Wat ik moet doen, maakt me niet uit. Ik wil zelfs vechten aan het front, als het moet. Naar het schijnt doen meer vrouwen dat. Of ze maken zich verdienstelijk in de keuken, of als poetshulp. Geld krijgen we niet, wel kleding, onderdak en voedsel. Dat is in elk geval één zekerheid.’
De commandant van het centrum onderbreekt ons gesprek. We mogen niet binnen, zegt hij. Ze opereren onder de vleugels van Novorossiya, behalve de naam voor de twee volksrepublieken, ook voor een nieuwe partij. En die verbiedt het om militaire informatie door te geven. We mogen wel aan de poort wachten op mensen die zich aanmelden. Daar spreken we met Ruslan, een blonde man uit Pjesky, een buitenwijk waar al dagenlang beschietingen aan de gang zijn. ‘Ik heb geen militaire ervaring’, zegt hij. ‘Ik werk in de bouw, maar sinds twee maanden is alles stilgevallen. Een week geleden heb ik mijn ontslag gegeven omdat mijn salaris niet meer werd betaald. Ik heb geen idee of ik als rebel wel word betaald, ik weet totaal niet wat me te wachten staat. Ik doe dit deels ook omdat ik mezelf wil testen: eens zien of ik sterk genoeg ben om in de frontlinies te opereren. Maar ik hoop dat het allemaal snel ophoudt en dat het Oekraïense leger wordt verslagen. Ik moet thuis voor zes vrouwen zorgen: mijn moeder, zussen, echtgenote en dochters. Ze zijn allemaal van mij afhankelijk. Ik wil hen beschermen, dat is de belangrijkste reden voor deze stap. De motivatie zit goed, ik heb er vertrouwen in dat ik het aankan. Als de oorlog straks voorbij is, wil ik mezelf recht in de spiegel kunnen kijken en kunnen zeggen dat ik alles heb gedaan om mijn familie en stad te verdedigen.’
In Donetsk zouden twaalf rekruteringscentra zijn. Volgens de rebellen aan de slagboom kloppen elke dag tientallen mensen aan. In een wankele republiek in wording is het moeilijk om afspraken te maken. We zijn de afgelopen dagen voortdurend van het kastje naar de muur gestuurd. Als er al iemand wil praten, is dat meestal omdat we toevallig tegen hem of haar aanlopen. Zoals kersverse vicepremier en hoofd van de politie Vladimir Antufiev, ook al een oude krokodil uit Rusland. Antufiev was jarenlang baas van de geheime dienst in Novosibirsk. In tegenstelling tot zijn collega’s loopt hij er keurig bij in maatpak en overhemd. Hij zwaait de scepter over het pas ingerichte ministerie van Binnenlandse Zaken. De man staat bekend als weinig spraakzaam maar zodra hij ons in het vizier krijgt, is hij niet meer te stoppen. ‘Ik verbied jullie om rond te neuzen in onze commissies’, buldert hij. ‘We zijn de boel nog maar aan het opstarten en daar hebben we geen pottenkijkers bij nodig. Heb je de stad gezien? Het gras is overal gemaaid, de rozen bloeien. Als de groendiensten kunnen werken, dan de rest ook. Ja, er zijn criminele bendes aan het werk, maar is dat in Europa anders? En ik zal nog eens iets zeggen: bij ons is homoseksualiteit verboden. Zodra het kan, wordt dat een wet. We hebben nog een lange weg te gaan, dat besef ik maar al te goed. Maar we komen er wel. De politiemacht begint te groeien. Veel voormalige agenten die onder de Oekraïense regering werkzaam waren, bieden zich opnieuw aan. Allemaal sterk gemotiveerd. Net als ik.’ Hij lacht en stapt vol zelfvertrouwen in zijn zwarte terreinwagen. Voor hij wegrijdt, draait hij zich om: ‘Ik reis zonder lijfwachten zoals u ziet. Het beste bewijs dat het allemaal wel meevalt met die criminaliteit in Donetsk.’ In de verte horen we voor de zoveelste keer beschietingen. De DNR davert op zijn grondvesten. Letterlijk en figuurlijk.
JOANIE DE RIJKE, FOTO’S JEROEN OERLEMANS
‘We hebben voor de Volksrepubliek Donetsk gestemd, maar als het Oekraïense leger ons komt bevrijden, dan kan die hele republiek ons gestolen worden.’
‘De mensen willen weten hoelang de banken nog dicht blijven, waar de politie en de openbare aanklagers gebleven zijn, en waarom ze geen uitkering meer krijgen.’
‘Het is sowieso te laat voor een hereniging met Oekraïne. Misschien is een (con)federatie een optie.’
‘Wat ik moet doen, maakt me niet uit. Ik wil zelfs vechten aan het front. Naar het schijnt doen meer vrouwen dat.’