Als student kun je maar beter naar het theater, de opera of literaire avonden gaan. Jongeren die vaak in contact komen met cultuur hebben hogere slaagkansen.
Het PISA-onderzoek van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) heeft uitgewezen dat scholieren met veel cultuurbagage beter scoren op allerlei tests dan hun leeftijdgenoten die weinig of geen cultuur meepikken. PISA (Program for International Student Assessment) peilt sinds 2000 om de drie jaar naar de leesvaardigheid en de wetenschappelijke geletterdheid van vijftienjarigen in meer dan veertig landen over de hele wereld.
Het mag dan ook niet verbazen dat minister van Onderwijs Frank Vandenbroucke (SP.A) de cultuurparticipatie en de culturele competentie van elke leerling wil stimuleren. Bovendien moet er speciale aandacht gaan naar wie thuis weinig met cultuur in aanraking komt. In een beleidsnota over onderwijs, vorming en cultuur schrijft de minister: ‘De mate waarin een kind (en bij uitbreiding een student, nvdr) in aanraking komt met cultuur, heeft een positieve invloed op de schoolprestaties. Dat blijkt ook uit het recente PISA-onderzoek. De prestaties van de jongeren die het meest in aanraking kwamen met cultuur zijn gemiddeld beter dan die van jongeren die het minst met cultuur in aanraking kwamen. Zelfs als men rekening houdt met de so-ciaal-economische achtergrond en het opleidingsniveau van de ouders van de kinderen, is het verschil nog merkbaar.’
MINDER HINDERNISSEN
Een wetenschappelijke studie van onderzoekers van de VUB en de KULeuven over de drop-out in het hoger onderwijs (2000) legt niet echt een oorzakelijk verband tussen het culturele kapitaal van de student en zijn slaagkansen in het hoger onderwijs. ‘Maar het is zeker zo dat wie vertrouwd is met het academisch milieu – en een belangstelling voor de hogere cultuur hoort daarbij – minder hindernissen moet nemen’, zegt professor Machteld De Metsenaere (VUB), die de studie coördineerde.
Misschien is het een goed idee om aan hogescholen en universiteiten binnen elk curriculum niet alleen sport als keuzevak aan te bieden, zoals rector Paul Van Cauwenberge van de Universiteit Gent voorstelt, maar ook cultuur. ‘Cultuur verruimt je blik. Ik wil graag geloven dat je door die open geest meer succes hebt in je studies. Een theatervoorstelling of een fototentoonstelling doen je nadenken over de actualiteit waar die kunst op reflecteert. Je kijkt op een nieuwe manier naar de werkelijkheid’, zegt studente cultuurwetenschappen Anna Meyer Van Putten (24). ‘En cultuur is echt geen synoniem voor stijve ernst. Natuurlijk vraagt het soms een inspanning om bij de les te blijven, maar mij geeft dat net een goed gevoel. Cultuur geeft zin en smaak aan het leven. Het aanbod is heel gevarieerd: de ene dag kun je springen op de muziek van Arctic Monkeys, de andere dag luisteren naar een ernstig poëzieprogramma.’
Door de beslissing van minister Vandenbroucke om basisscholen een maximumfactuur op te leggen, houden scholen blijkbaar hun culturele adem wat in. De bestellingen voor schoolvoorstellingen lopen in een aantal theaters trager binnen dan andere jaren. Nochtans had het Unesco-rapport van professor Anne Bamford (Wimbledon College of Arts) al in 2004 de manco’s van de cultuureducatie in het Vlaamse onderwijs blootgelegd: te weinig gestructureerd en te weinig continuïteit.
BREDE SCHOOL
‘Kinderen en jongeren komen zeker niet alleen via de school in contact met cultuur. Vooral de vrije tijd speelt daarin een cruciale rol. Als jongeren zelf kiezen naar welk cultuurevenement ze gaan, is de impact daarvan nog groter. Zeker met hun gezin, maar ook via (jeugd)verenigingen en vriendengroepen krijgen jonge mensen heel wat kansen tot cultuurparticipatie – niet alleen om cultuurevenementen bij te wonen, maar ook om actief cultuur te beoefenen’, verduidelijkt Guy Redig, kabinetschef van Cultuurminister Bert Anciaux (Spirit).
‘Het ministerie van Cultuur subsidieert heel wat initiatieven, zowel lokaal als landelijk, om kunst en cultuur voor iedereen toegankelijk te maken. Daarbij kan de CANON, de cultuurcel van het ministerie van Onderwijs, fungeren als een go-between tussen onze spelers en het onderwijs. We voorzien ook speciale maatregelen in het Participatiedecreet, dat we in 2008 lanceren. We richten ons vooral op gezinnen met een lage sociaal-economische achtergrond om de drempels op weg naar cultuurparticipatie te verlagen of weg te werken. Ondertussen verkennen we het concept van de Brede School. Daarbij willen we een nieuwe ontmoetingsruimte – soms letterlijk – en een actief netwerk creëren voor de school én de plaatselijke cultuurspelers zoals cultuurcentra, bibliotheken en cultuurverenigingen. Dat moet een brede en actieve cultuurparticipatie bijna vanzelfsprekend maken.’
‘Ik ben eigenlijk wel optimistisch. Het gaat nog zo slecht niet met de cultuurparticipatie in Vlaanderen. De academies puilen uit, het jeugdwerk en de amateurkunsten bloeien, het aantal popgroepen is niet te tellen. Maar het kan en moet zeker nog beter’, concludeert Redig.