Hij moet zowat de enige Belg zijn die nog veel geschreven brieven krijgt. Vorig jaar zaten er tienduizenden in zijn bus. Onze reporter ging op bezoek in de postkamer van de koning. ‘Als het alleen van de post afhangt, is de monarchie ongelooflijk populair in België.’
Nooit vergeet ik Dirk. Een paar jaar geleden ontmoette ik hem op de parking van een benzinestation langs de E19 in Kruibeke. Al jaren woonde hij in zijn auto. Hij was de weg kwijt: zijn familie zag hem niet meer staan, en er hing bloed aan zijn voeten. Eigenlijk had hij een dokter nodig. Maar in zijn auto lagen alleen wat kleren, een tandenborstel, een scheerapparaat. En 28 brieven van de koning. Of beter: van de medewerkers van de koning.
Geachte Heer,
De koning heeft uw schrijven goed ontvangen. (…) Alhoewel Zijne Majesteit u graag geholpen had, is het hem niet toegestaan in de door u uiteengezette problemen tussen te komen. Hij raadt u aan om contact op te nemen met… De koning wenst u van harte het allerbeste toe.’
Ik vroeg Dirk waarom hij de koning bleef schrijven. ‘Omdat ik hoop dat hij mijn brieven leest’, zei hij. Filip I was meteen ook zijn laatste hoop.
Ik heb Dirk nooit meer teruggezien, maar die brieven aan de koning bleven me intrigeren. Maanden geleden stuurde ik er zelf één, over een man die eenzaam gestorven was. Opdat de koning zou weten wat er allemaal gebeurde in zijn koninkrijk.
Toen ik de brief ging afgeven in het postkantoor, zei de postvrouw: ‘Er hoeft geen postzegel op.’
‘Hoezo?’
‘Brieven naar de koning zijn portvrij, dat staat in de wet.’
Ze had nog gelijk ook. Artikel 49, een van die merkwaardige passages uit ons wetboek. ‘De brievenpost uitgaande van of geadresseerd aan de Koning, de Koninklijke Familie en de diensten van het hof genieten portvrijdom.’
Het artikel staat er al in sinds de uitvinding van de postzegel. En niet zomaar, het is een grondrecht uit het oude België. Elke Belg die verdrietig is, zijn gram wil halen of gewoon een vraag heeft, mag de koning schrijven. Zelfs Belgen die geen geld hebben om een postzegel te kopen. Iedereen krijgt zowaar ook post terug uit het paleis: Leopold I was bijvoorbeeld een ijverig briefschrijver.
Artikel 49 lijkt in deze virale tijden enigszins beschimmeld, maar dat is niet zo. Elk jaar krijgen ze in het paleis 50.000 brieven. Ter vergelijking: de Duitse president krijgt 30.000 e-mails en brieven per jaar. Als het van de post afhangt, is de monarchie ongemeen populair in België.
Ik wilde weten hoe het postkantoor van de koning eruitzag.
Het paleis in Brussel, vorige week. Ik vraag een medewerkster van de koning de weg naar het postkantoor. ‘Dat is gesloten’, zegt ze. ‘De brieven komen nu aan op de dienst Sociale Zaken en Rekwesten. Rechtdoor, meneer, en dan rechtsaf.’ Verspreid over een paar lokalen zitten elf mensen. Op hun bureaus liggen stapels enveloppen. Vaak staat er niet meer op dan: ‘Aan de Koning in Brussel.’ Chantal Cooreman werkt hier sinds 1997. Ze is hoofd van de dienst Verzoekschriften en Sociale Zaken.
‘Wie schrijft al die brieven?’ vraag ik.
‘Iedereen’, antwoordt ze. ‘Maar toch vooral mensen die in nood verkeren. Het water staat hen aan de lippen. Omdat ze hun eten of de schoolrekeningen van de kinderen niet meer kunnen betalen… Daarom schrijven ze naar de koning.’
‘Vreemd.’
‘Toch niet. Voor veel mensen is de koning een symbool. Natuurlijk bieden wij geen dienstverlening zoals het OCMW. Wij kunnen hen geen sociale woning of uitkering geven, maar we kunnen hen naar de juiste instelling verwijzen. België is een fantastisch land met een netwerk van hulporganisaties. Helaas weten veel mensen dat niet. Anderen wel, maar ze raken er niet. Omdat ze bijvoorbeeld eerst een formulier moeten invullen, en dat beschouwen ze als een weigering om geholpen te worden. Daarnaast zijn er ook mensen met schroom, die beschaamd zijn om naar een OCMW te stappen. Wij volgen alle vragen op.’
Leest de koning die brieven?
‘Nee, dat is onmogelijk. We tonen hem wel een selectie, zodat hij weet wat er gaande is in het land. Veel problemen die later in de media kwamen, lazen wij al in onze brieven. Heel wat gescheiden ouders schreven ons bijvoorbeeld over de SIS-kaart, omdat het onmogelijk was om er twee te krijgen per kind (ze is intussen afgeschaft, nvdr.). Hun zoon of dochter was ziek, maar de SIS-kaart lag nog bij hun ex. Een groot probleem, want zo werd de medicatie van hun kind niet terugbetaald. Zulke problemen melden wij aan de politieke verantwoordelijken.’
Af en toe krijgt een briefschrijver ook een gift van de koning. ‘Dat doen we alleen na een sociaal onderzoek’, zegt Cooreman. ‘Neem nu iemand met schulden of een klein inkomen, die zich zelfs geen bril meer kan permitteren. Dan gebeurt het weleens dat wij die bril betalen. Het gaat altijd om kleine en symbolische bedragen.’ Vorig jaar kregen zo’n zeshonderd mensen in totaal 120.000 euro. Dat geld komt uit het hulpfonds van de koningin.’
‘Mensen schrijven ons ook vaak over hun huisdier. Onderschat niet hoe belangrijk dat is. Arme mensen zullen hun laatste geld nog eerder aan het eten voor de kat uitgeven dan aan zichzelf. Ook daar bekijken we wat mogelijk is. De Stichting van Prins Laurent, die zich bekommert om het welzijn van de dieren, komt soms tussenbeide.’
Iemand klopt op de deur. De medewerker met de post van de dag. Een meter brieven.
‘Behoorlijk indrukwekkend’, zeg ik.
‘Dagelijkse kost. Meestal is het meer’, antwoordt hij.
‘We zijn allemaal ervaren grafologen’, lacht Cooreman. ‘De meeste brieven zijn handgeschreven, wat iets zegt over de digitale kloof in dit land. Heel wat mensen hebben geen computer. Of als ze er wel een hebben, kunnen ze er niet mee werken, hebben ze geen internet of geen geld voor printerinkt. Daarom is het zo mooi dat ze naar hun pen grijpen. Die brieven zijn noodkreten van mensen, oprecht geschreven. Daar kun je alleen maar respect voor hebben.’
‘Ze zouden ook kunnen bellen’, zeg ik.
‘Dat doen ze ook, maar ik heb liever dat ze schrijven. Niet omdat ik vind dat ze een inspanning moeten doen. Wel omdat we dan meer garantie hebben dat de persoon ook daadwerkelijk degene is die hij of zij beweert te zijn. We willen vermijden dat iemand zegt: “Ik heb helemaal niet om hulp gevraagd.” Als iemand een einde aan zijn leven wil maken, zal ik natuurlijk niet zeggen: “Schrijf eerst een brief.” Bij de minste allusie op zelfdoding waarschuwen we meteen de burgemeester.’
Het paleis heeft niet op alles een antwoord. ‘Mensen die hulp vragen voor hun echtscheidingsprocedure en de koning vragen of ze het wel moeten doen, bijvoorbeeld. Of die schrijven dat hun zoon niet meer tegen hen praat. Daar kunnen we moeilijk in tussenbeide komen, het is ieders recht om niet meer te spreken. Die mensen wijzen we op de mogelijkheid om naar de dienst Familiebemiddeling te stappen.’
Niet elke briefschrijver vraagt de koning om hulp. Sommigen schrijven de koning over de actualiteit. Kinderen stellen kindervragen zoals: ‘Waar staat uw troon?’ Of: ‘Waar is uw scepter?’ Ze krijgen allemaal een brief. Net als de honderdjarigen, die op hun verjaardag een gesigneerde foto ontvangen, en de jubilarissen. Een koppel dat 50 of 60 jaar getrouwd is, krijgt een brevet. Na 65 jaar wordt dat een bronzen medaille, na 70 jaar een tinnen bord en na 75 jaar 50 euro. ‘Twee mensen werken daar fulltime aan’, zegt Cooreman.
De anderen verwerken de rest van de post. Iedereen die de koning schrijft, krijgt een reactie, beweert het paleis.
Dat lijkt te kloppen. Een paar maanden nadat ik mijn brief over de eenzaam gestorven man had gepost, zat er een antwoord in de bus.
‘Geachte Heer Tormans, De brief die u tot Zijne Majesteit de Koning richtte naar aanleiding van de vereenzaming en het overlijden van de man, is goed toegekomen op het Koninklijk Paleis. (…) De Koning nam kennis van uw bekommernissen, hecht veel belang aan het opvolgen van de problemen en evoluties in onze samenleving en heeft bijzondere aandacht voor personen in moeilijkheden. Met vriendelijke groeten.’
Niet al mijn collega-briefschrijvers krijgen een even uitgebreid antwoord. Kevin Amse, een jonge Gentse podiumkunstenaar, stuurde de koning in 2014 elke week een brief. ‘Na de troonsbestijging vroeg ik me af wie Filip echt was. Zoals iedereen kende ik hem van televisie, maar eigenlijk ook niet. Tijdens de Blijde Intrede in Gent vroeg ik: “Mag ik u elke week een brief schrijven?” De koning keek verbaasd, maar antwoordde: “Oké.”‘
Beste Filip/Philippe, Vandaag heb ik mijn geliefde gekwetst. Dat heb ik niet met opzet gedaan. Nu is mijn hoofd echter een draaimolen waarin alles wordt versnipperd. Ik heb er enorm veel spijt van… Heeft u al eens enorm veel spijt gehad van iets? (…)
Beste Filip/Philippe (…) Twijfelt uw vrouw ook zoveel? Is ze eerlijk? Heeft ze vlot contact gelegd met uw vrienden? Denkt u dat haar ouders u leuk vinden? Kent u haar complexen? Geeft ze alles een naam? En zo ja, écht alles? Geniet u van haar geur? Wil u ze overal kussen? (…)
‘Een kerstkaart met wensen, dat is alles wat ik teruggekregen heb’, zegt Amse. ‘Misschien heb ik hem verkeerd aangesproken.’ ‘Niet waar’, zeggen ze op het paleis. ‘Heel wat mensen spreken de koning met de voornaam aan. Maar op brieven die niet serieus geschreven zijn, kunnen we ook niet serieus antwoorden. Net zomin als op scheldbrieven.’
Ik rij naar de andere kant van het rijk. Naar Halmaal, een gehucht van Sint-Truiden. Aan een gevel van een huis hangen twee metershoge portretten van Fabiola. Hier woont Rohnny Houwaer, een van de fanatiekste koningsschrijvers. ‘Ik heb die portretten getekend’, zegt hij. ‘Ze hangen er al sinds de dood van Fabiola. Eigenlijk hing er nog een derde Fabiola, maar die is gaan vliegen.’
We wandelen naar binnen. Ook hier overal koningsfoto’s, selfies met de koningin, bronzen koningsbeelden, koffiekoppen met prinses Claire erop, speciale Boudewijnlepels. ‘Kom mee’, zegt Rohnny. In een andere kamer staan talloze koekendozen, met honderden brieven van het koningshuis.
‘Het is allemaal begonnen na de dood van Boudewijn. Omdat ik toen fruit moest telen, kon ik niet naar zijn begrafenis gaan. Ik heb koningin Fabiola wel een brief geschreven. Maanden later kreeg ik antwoord.’
Sindsdien deelt hij lief en leed met de koninklijke penvrienden: hij stuurt hen kaartjes voor hun verjaardag, en met Kerstmis. Vertelt hen over zijn hond Ruth, maar ook over de dood van zijn vader. Na de dood van Fabiola maakte Houwaer, een begaafd tekenaar, zelfs een bidprentje.
Het paleis stuurt elke keer een kaartje terug naar Halmaal, al worden ze gemaakt door een oude bekende. ‘Iemand van twee straten verderop werkte vroeger op de postdienst van het paleis: ze zette stempels op de enveloppen. Telkens als ze een stempel op de mijne zette, tekende ze er ook een klein kruisje op, zodat ik wist dat zij de brief verstuurd had. Haar functie is helaas afgeschaft.’ Er kwamen andere dingen in de plaats. ‘Vroeger stuurden ze alleen een tekst, tegenwoordig zit er vaak een foto bij.’
Al loopt het ook weleens fout. Na de dood van koningin Fabiola kreeg Houwaer een bedankingskaartje voor zijn medeleven ‘met de dood van Koningin Paola’. Later kwam er een kaartje met excuses. ‘Beste Familie, onlangs hebt u een bedankingskaartje ontvangen betreffende de condoleances die u hebt overgemaakt aan Hunnen Majesteiten naar aanleiding van het overlijden van Hare Majesteit Koning (sic) Fabiola. In deze tekst werd tot onze grote spijt Koningin Paola geschreven ipv Koningin Fabiola. Gelieve ons hiervoor te verontschuldigen.’
Rohnny stuurt niet alleen brieven naar het Belgische koningshuis, alle royals op de planeet krijgen post uit Halmaal. Van koning Felipe van Spanje tot Kate en William van het Verenigd Koninkrijk, van koningin Rania van Jordanië tot de keizer van Japan: hun adressen en feestdagen vond Rohnny in de Almanach de Gotha, de bijbel van de koninklijke briefschrijver. ‘Ik schrijf ook naar verdwenen koningshuizen. Die mensen schrijven altijd persoonlijk terug.’ To Rohnny, Sint-Trond, greetings to your dog Ruth.
Rohnny weet niet waarom hij koningshuizen zo fascinerend vindt. ‘Als kind keek ik al op naar JKF en de Kennedy-dynastie. Die magie. Later vond ik dat terug bij koningen. Ook hun geloof heeft me geïnspireerd. Ik ben nu koster in Halmaal, terwijl ik vroeger helemaal niet zo katholiek was.’
Niet iedereen loopt even hoog op met de koning als Rohnny. Het internet is zijn naam al vergeten, maar ooit verstoorde een zekere Christian Bouvier de rust in dit land. Na de kerstboodschap van 1989 schreef de Naamse advocaat een brief aan de koning:
‘Mijnheer, betreft uw lamentabele kerstboodschap. Uw boodschap was volstrekt misplaatst. Een staatsleider moet meeleven met de actualiteit en wij hadden verwacht dat u op zijn minst blijk zou geven van enige vorm van ontroering bij datgene wat zich op dit moment in Roemenië aan het afspelen is.’
‘We hebben de zekerheid dat uw – overigens slecht voorgelezen – tekst geschreven werd door uw kabinetschef, enkele weken voordien al. Uw smakeloze, onaangepaste uitleg heeft mijn vier kinderen diep geschokt. (…) Sire, uw rijk is stilaan ten einde. Uw figuur zou aan waardigheid terugwinnen als u actief zou meewerken aan de voorbereiding van een republiek. Het Belgisch volk is intelligent genoeg om zelf een leider te kiezen. Wat zou u ervan denken wanneer artsen niet meer zouden moeten studeren en alleen hun beroep zouden uitoefenen omdat hun vader arts was?’
Bouvier kreeg geen antwoord van de koning. Wel van een Naamse onderzoeksrechter, die hem opvorderde voor een psychiatrisch onderzoek. Bouvier werd beschuldigd van majesteitsschennis. Het nieuws, dat uitlekte in De Morgen, ging de wereld rond. Van Le Nouvel Observateur tot The Guardian, allemaal wilden ze Bouvier interviewen.
Het paleis ontkende dat het een klacht had ingediend, maar Bouvier was zeker van zijn stuk: alleen de koning kon zijn brief gelezen hebben. ‘Ik kijk met veel plezier uit naar mijn proces’, riep hij tegen Jan en alleman. De man hoopte dat het proces tot een groot debat over de monarchie zou leiden, dat hij de doodgraver van Laken zou worden. Maar het proces kwam er nooit.
Toen Boudewijn in april 1990 de abortuswet weigerde te ondertekenen, stuurde Bouvier een nieuwe brief naar het paleis. ‘Net als ikzelf hebt u het aangedurfd om uw carrière op het spel te zetten voor een principekwestie. Ik zal altijd een republikeins voorvechter blijven, maar niettemin draagt uw stellingname mijn volle respect weg voor u als mens. Ik bewonder u. (…) Er rest u alleen nog de keuze tussen het alsnog ondertekenen van dat wetsontwerp en ontslagname. Met de meeste hoogachting. Christian Bouvier.’
Boudewijn stierf drie jaar later aan een hartaanval, zijn kwelduivel iets later aan kanker. Hij werd amper 55. Zijn advocatenpraktijk had hij toen al overgelaten aan zijn zonen.
Bouvier en zijn brief verdwenen in de vergetelheid, maar een andere brief kreeg wel enige eeuwigheidswaarde. In 1980 schreef Walter van den Broeck zijn klassieker Brief aan Boudewijn, waarin hij de koning meeneemt naar de Koperstraat 45 en de cités van Olen.
Ook hij heeft zijn brief opgestuurd naar het paleis. ‘Ik ben hem zelfs persoonlijk gaan afgeven aan het loket van het postkantoor van Achter-Olen. Ik had er een postzegel op geplakt met de beeltenis van Boudewijn, maar dat bleek dus niet nodig. Het is daar ook zeker aangekomen. Hofmaarschalk Herman Liebaers vertelde me na zijn pensionering dat hij erg verveeld zat met de zaak. Hij had het boek gelezen, en aan zijn medewerkers gevraagd: “Moeten we dat aan de koning geven?” Als ze het niet zouden doen, klopte mijn stelling dat de werkelijkheid voor de vorst verborgen werd gehouden. Dus werd na rijp beraad beslist om het boek aan de vorst te geven. Of hij het ook gelezen heeft, weet ik niet. “Wees er maar zeker van”, zei Wilfried Martens me met veel aplomb na een televisieopname waar we allebei te gast waren. Details wilde hij niet geven, maar zijn twinkelende ogen lieten vermoeden dat Boudewijn en hij er een levendig gesprek over hadden gevoerd. Maar een echt antwoord heb ik dus nooit gekregen. Wel een kaartje van de kabinetschef van de vorst waarop stond dat ik bedankt was voor het mooie boek, en vooral voor de mooie opdracht die ik erin had geschreven.
‘Wat stond erin, meneer Van den Broeck?
‘Niet aandringen, dat zeg ik niet.’
Ik herlees Brief aan Boudewijn en die onvergetelijke zin: ‘Wij zijn wel degelijk patriotten, maar dan van een huis, een straat, een wijk, een dorp of een stad.’
Of van de post, soms toch.
DOOR STIJN TORMANS, FOTO’S SASKIA VANDERSTICHELE
‘Beste Filip/Philippe. Twijfelt uw vrouw ook zoveel? Heeft ze vlot contact gelegd met uw vrienden? Denkt u dat haar ouders u leuk vinden?’