De klimaatcrisis is een koloniaal probleem
Iedereen wil vandaag dekoloniseren, het verleden aanpakken om het heden te verbeteren. Maar opvallender is de oproep, onder andere van auteurs David Van Reybrouck en Amitav Ghosh, om ook de toekomst te dekoloniseren. Ze gebruiken kolonisatie allebei als lens om te kijken naar de klimaatcrisis. Hoe ontsnappen we aan de verwoestende gevolgen van een ideologie en een praktijk die zoveel macht en rijkdom opleveren voor een kleine elite?
Harde woorden schreef David Van Reybroucks in de epiloog van zijn Revolusi: Indonesië en het ontstaan van de moderne wereld: ‘Zelfs als we met het kolonialisme uit het verleden ooit helemaal in het reine zijn gekomen, hebben we nog steeds niets gedaan aan de dramatische manier waarop we de toekomst koloniseren. De mensheid neemt de toekomst in met dezelfde meedogenloosheid waarmee in vroeger tijden werelddelen werden toegeëigend. (…) 2020 heerst over 2080 met een brutaliteit en een onverschilligheid die doen duizelen.’ Het zijn enkele van de slechts 17 regels over de klimaat- en biodiversiteitscrisis in het 522 bladzijden tellende, monumentale boek over de kolonisatie en onafhankelijkheidsstrijd van Indonesië.
Kolonisatie is niet louter een kwestie van verovering van grondgebieden van andere volkeren. Het is een modernistisch project dat uitgaat van een onoverbrugbare kloof tussen de mens en de natuur, die enkel gezien wordt als uit te baten grondstof.
De schrijver en cultuurhistoricus gaf die idee enkele maanden geleden een vervolg op de jaarlijkse Johan Huizingalezing. Titel van die lezing, die intussen ook onder dezelfde naam als boek verscheen: De kolonisatie van de toekomst. Leven aan de vooravond van de klimaatcatastrofe. ‘Hoewel de belangstelling voor kolonisatie de laatste jaren overal in het Westen groeiende is, beperkt die zich meestal tot het historische kolonialisme’, luidde de aankondiging. ‘De manier waarop we vandaag de toekomst koloniseren krijgt nauwelijks aandacht.’
Trots op kolonisatie
‘Wij gedragen ons als de kolonisatoren van de toekomstige generaties’, schreef Van Reybrouck ook in Revolusi. De idee dat de huidige economie en levensstijl van de twintig procent rijkste mensen “de toekomst koloniseren” is vooral confronterend als je beseft wat kolonisatie inhoudt. In zijn boeken over Indonesië en Congo graaft David Van Reybrouck diep naar die betekenissen, maar in de Huizingalezing maakte hij de echte impact en logica van kolonisatie niet echt concreet. Wellicht wilde hij genoeg tijd en gewicht voorbehouden voor zijn oplossingsgerichte ideeën. Of misschien ging hij ervan uit dat iedereen de logica en de praktijk van kolonisatie voldoende kent. Maar dat laatste is niet het geval.
Dat weet Van Reybrouck nochtans. In Revolusi citeert hij bijvoorbeeld een recente opiniepeiling waaruit blijkt dat 6 procent van de Nederlanders zich schaamt voor het koloniale verleden, 50 procent er nog steeds trots op is en zo’n 25 procent het liefst van al nog steeds een kolonie had gehad. Als je weet dat je publiek zo tegen de historische kolonie en kolonisatie aankijkt, dan lijkt het niet overbodig om de beeldspraak van ‘kolonisatie van de toekomst’ wat uit te diepen en uit te werken. Zelfs de populaire betekenis van koloniseren, ‘oneigenlijk toe-eigenen, voor eigen profijt uitbaten en intussen verdrukken van de rechtmatige burgers’ is duidelijk niet verworven. Niet in Nederland, maar ook niet in België, waar elke oproep tot debat over kolonisatie systematisch beantwoord wordt door te wijzen op de scholen, ziekenhuizen en spoorwegen die onder koloniaal bestuur opgebouwd werden.
De moderne wereld ontstaat uit nootmuskaat
De Milanese avonturier Girolamo Benzoni reisde in het begin van de zestiende eeuw een jaar of vijftien rond in Zuid-Amerika. Hij vatte de realiteit van kolonisatie, gezien door de ogen van de inheemse burgers van de Amerika’s, zo samen: ‘Zij zeggen dat wij op aarde gekomen zijn om de wereld te vernietigen. Ze zeggen (…) dat wij alles verorberen, dat we de aarde verbruiken en de rivieren verleggen, dat we nooit eens rustig zijn maar steeds van hot naar her rennen, altijd op zoek naar goud en zilver en nooit tevreden, en dat we er dan om gaan gokken, oorlogvoeren, elkaar vermoorden, roven, vloeken, nooit de waarheid spreken, en dat we hen beroofd hebben van hun middelen om in hun levensonderhoud te voorzien.’
Dat citaat uit Historia del Mondo Nuovo (1565) las ik in het jongste boek van de Indiase auteur Amitav Ghosh, The Nutmeg’s Curse. Ghosh focust in dat boek op de wortels van de actuele klimaatcrisis in de historische kolonisatie. Niet geheel toevallig vertrekt die Vloek van de nootmuskaat ongeveer op de dezelfde plek en met hetzelfde motief als David Van Reybroucks Revolusi: de komst van de Verenigde Oostindische Compagnie (VOC) naar de Indonesische archipel in de zeventiende eeuw. De Banda-eilanden in die archipel zijn een voorbeeld van wat later de resource curse genoemd werd, de grondstoffenvloek, of door Eduardo Galeano in zijn Aderlating van een continent omschreven werd als ‘wij Zuid-Amerikanen zijn arm omdat de grond die we bewandelen rijk is, en de plaatsen die gezegend zijn door de natuur zijn vervloekt door de geschiedenis’.
In de Andes ging het om goud, zilver en later tin. In de twintigste eeuw verwees de grondstoffenvloek vooral naar landen waar olie en gas gevonden werd. Maar op de Banda-eilanden ging het om nootmuskaat, op nabijgelegen eilanden om kruidnagel. Verder zochten Hollanders, Portugezen en Britten er naar allerlei specerijen die destijds even gegeerd waren als lithium vandaag. En ze wilden daarin niet gewoon handel drijven, ze eisten een monopolie.
Absolute en niets ontziende controle
Dat laatste is geen detail, want het zette de VOC aan tot een genocidaire politiek op de Banda-eilanden. De rechtmatige inwoners wilden er namelijk zelf blijven beslissen met wie en onder welke voorwaarden ze hun nootmuskaat zouden verhandelen, en dus besloten de Nederlandse kolonisten hen allemaal uit te moorden of af te voeren en later te vervangen door slaven. Het verhaal van de Banda-eilanden is volgens Ghosh emblematisch voor wat kolonisatie doet, drijft en betekent.
De genocide op de Banda-eilanden, bedoeld om complete controle over productie en handel van nootmuskaat te verzekeren, is overigens geen droevig dieptepunt maar de start van wat Ghosh omnicide noemt: het vernietigen van alles wat het koloniale controleproject in de weg staat, inclusief land en natuur. In dit voorbeeld besliste de VOC dat er enkel op de Banda-eilanden nootmuskaatbomen mochten groeien, terwijl kruidnagelbomen enkel getolereerd werden op het eiland Ambon. Met meer dan duizend Molukse eilanden in de buurt zette de VOC met dat besluit een uitroeiingscampagne op die ze een eeuw zou volhouden. Van Reybrouck schrijft op bladzijden 44 tot 46 van Revolusi ook dat er op het eiland Selam 35.000 kruidnagelbomen omgehakt werden op bevel van de VOC, en later ook driekwart van alle kruidnagelbomen over de hele Molukken.
Naast genocide en omnicide wijst Ghosh op een derde fundamenteel kenmerk van de koloniale realiteit: terraforming, of het boetseren van de planeet naar het beeld en de gelijkenis (en vooral de belangen) van de kolonisator. Terraforming verwijst naar de systematische inspanningen die koloniale machten deden om de veroverde en bezette gebieden om te vormen tot verlengstukken van hun eigen, Europese leefwereld. Dat gaat van het hernoemen van bergen, rivieren en plekken (New York of Nieuw Caledonië, bijvoorbeeld) over de invoering en afbakening van privaat grondbezit en het opleggen van de eigen godsdienst, tot het herinrichten van hele gebieden tot monoculturen, de uitroeiing van dieren of planten die de lokale economie ondersteunden of het vernietigen van bestaande instellingen om ze te vervangen door Europese varianten.
Niet enkel de toekomst, ook het hier en nu
Kolonisatie is, met andere woorden, niet louter een kwestie van verovering van grondgebieden die door andere volkeren bewoond en gebruikt worden. Het is een modernistisch project dat uitgaat van een onoverbrugbare kloof tussen de mens en de natuur. Die natuur wordt enkel gezien als uit te baten grondstof, niet als een vorm van leven die intiem verbonden is met menselijk leven en beschaving. Kolonisatie is tegelijk ook een project dat gefundeerd is op een fundamenteel gebrek aan respect voor wat niet menselijk is, en op een hiërarchisering van mensen, om de belangen van wie domineert boven alle andere belangen te kunnen stellen. Het vernietigt levens en omgevingen, en het creëert daarvoor racisme en modernisme als verklarende ideologieën.
Genocide, omnicide en terraforming zijn verwoestende manieren om dat modernistische controle- en uitbatingsproject op te leggen aan geknechte volkeren en gemeenschappen, aan alles wat leeft en aan de aarde zelf. Kolonisatie muteert van een (historisch) territoriaal project naar een temporele realiteit: we koloniseren niet langer grondgebied, maar toekomst. Maar dat mag niet verhullen dat kolonisatie altijd al meer was dan het bezetten en uitbaten van grondgebied. Het was – en blijft – een project dat bereid is de menselijkheid van mensen, de vruchtbaarheid van de aarde en het leven van de planeet op het spel te zetten om winst op korte termijn en controle door een kleine elite mogelijk te maken.
In dat perspectief is “het koloniseren van de toekomst” tegelijk een temporeel én een territoriaal opzet, waarin zowel de mens als de planeet geëxploiteerd worden. Vijfhonderd of honderdvijftig jaar geleden moest Europa elders grondgebied bezetten om er de rijkdommen aan te onttrekken, vandaag leven we in een gemondialiseerde economie die exact hetzelfde doet, zonder overzeese bezetting. En het is die gemondialiseerde, extractieve economie die de toekomst van komende generaties en van de menselijke beschaving als geheel bedreigt – door haar koloniale praktijk.
Bewakers met enorme co2-voetafdruk
David Van Reybrouck (in Revolusi) en Amitav Ghosh citeren beiden de Nederlandse gouverneur-generaal Jan Pieterszoon Coen, die in 1621 verantwoordelijk was voor zowel de genocide op Banda als de omnicide in de Molukken. Coen schreef aan het hoofdkantoor in Amsterdam dat ‘den handel sonder d’oorloge noch d’oorloge sonder den handel nyet gemainteneert connen werden’. De rol en impact van het leger worden wel eens ondergewaardeerd in het kader van zowel dekoloniaal protest als klimaatactie.
Er is, schrijft Amitav Ghosh elders in zijn Nutmeg’s Curse, in de moderne tijd niet enkel een recht evenredige relatie ontstaan tussen economische groei en fossiele brandstoffen. Dezelfde relatie bestaat tussen fossiele brandstoffen en militaire macht. ‘Met andere woorden: de mogelijkheid van een land om militaire macht uit te oefenen is direct verbonden met de omvang van zijn C02-voetafdruk.’ Ghosh citeert cijfers die duidelijk maken dat het Pentagon de grootste energieverbruiker van de Verenigde Staten is, en wellicht van de wereld. ‘In de jaren 1990 verbruikten de drie takken van het Amerikaanse leger samen 25 miljard ton brandstof per jaar. Dat was meer dan een vijfde van de totale brandstofconsumptie van de VS en meer dan de commerciële energieconsumptie van bijna twee derde van de landen van de wereld.’
Het is essentieel, nu het vooruitzicht van een planetaire catastrofe steeds dichterbij komt, dat niet-menselijke stemmen hun plaats opnieuw innemen in onze verhalen.’ Auteur Amitav Ghosh
Ondanks alle militaire toekomstplannen waarin de klimaatcrisis ernstig genomen wordt, dienen de legers van deze wereld net om de koloniale status quo, die de klimaatcrisis veroorzaakt, te verdedigen, schrijft Ghosh. En bovendien blijft de militaire CO2-uitstoot buiten de internationale klimaatonderhandelingen. Daarmee maakt hij eens te meer duidelijk dat de band tussen kolonisatie en klimaatcrisis geen metafoor is, maar een heel materiële, aanwezige en bedreigende realiteit.
Hoe pakken we dit aan?
Amitav Ghosh heeft in zijn boek geen uitgebreid hoofdstuk met concrete strategieën om uit de houdgreep van het koloniale project te raken. Nochtans is dat dringend nodig om de aanzwellende klimaat- en biodiversiteitscrisis deels af te wenden en deels de onafwendbare impact ervan te minimaliseren. David Van Reybrouck bood wél handelingsperspectief in zijn Huizingalezing. Zijn vijf voorstellen om uit de klimaatimpasse te raken, vormen zelfs het zwaartepunt van zijn lezing. Ze vertrekken van een oproep tot gerichte, financiële restitutie. ‘Nederland en België hebben allebei kolonies gehad en hebben er een deel van hun welvaart aan te danken. Daarom moeten we nu ruimhartig bijdragen aan de internationale klimaatfondsen voor het Globale Zuiden. Dat is beter dan de huidige en toekomstige generaties de boetes te laten betalen van de vorige huurder. Koloniale schuld is niet erfelijk, koloniaal voordeel wel. Dat moeten we beseffen; dat noopt tot verantwoordelijkheid’, zegt Van Reybrouck.
Maar we moeten meer doen dan de open wondes van het verleden dichten en helen, we moeten vooral toekomstgericht klimaatbeleid voeren. Burgers vormen daarbij geen rem, hoezeer overheden als de Vlaamse dat beeld ook cultiveren. Zij bieden net de beste kansen, als ze actief betrokken worden bij het klimaatbeleid. Van Reybrouck: ‘Men is dan niet veroordeeld tot een passieve toeschouwersrol maar wordt een actieve speler. De grote kloof tussen wat de wetenschap weet en de politiek verzuimt, kan het best worden gedicht door wat de burger beslist.’ Burgerparticipatie is geen frivole oefening met wat burgerpanels en adviesraden, het is voor Van Reybrouck de sleutel naar het behoud van een mensheid op aarde.
Van Reybrouck wil een breed spectrum burgers mobiliseren om ‘de kolonisatie van de toekomst’ te stoppen. Rond burgerpanels en aansluitende preferenda, internationale burgerraden, individuele emissierechten en – als dat alles niet kan – desnoods burgerlijke ongehoorzaamheid om onwillige overheden tot luisteren en handelen te dwingen. Dat lijkt een onhaalbaar hoge ambitie. Maar de mensheid heeft wel vaker getoond dat ze in staat is problemen te onderkennen en op te lossen, liefst door democratisch overleg. Al zijn er ook voorbeelden genoeg van beschavingen die recht het ravijn in marcheerden omdat ze niet tijdig van richting veranderden en de leiders – verkozen, zelf benoemd of van godswege – blind bleven volgen.
Luisteren naar andere stemmen
Burgerparticipatie verhogen en volhouden is zeker noodzakelijk om binnen de korte tijd die ons nog rest tot effectief en rechtvaardig klimaatbeleid te komen. In een recent artikel in The Guardian (van 14 januari ’22) zegt ook Amitav Ghosh zijn vertrouwen in politics as usual op: ‘De klimaattop in Glasgow onderstreepte nog eens dat al die politieke mechanismen en instellingen van liberaal wereldbestuur waarop we vertrouwen, ons in de steek gelaten hebben. En ze zullen ons in de toekomst meer en meer ontgoochelen.’
Om de greep van een mondiale elite op onmiddellijke en onmetelijke rijkdom en macht te breken, is tegelijk meer nodig dan burgerlijk overleg. Van Reybroucks vijfde voorstel, burgerlijke ongehoorzaamheid, zou wel eens de eerste stap kunnen worden van de echte strijd. Voor het behoud van leven, want over minder gaat het niet. En dat leven, weten zowel Van Reybrouck als Ghosh, is veel rijker en aanweziger dan de rationalistische blik van een modernistisch koloniaal project wil erkennen. Op 11 september ’21 stelde David Van Reybrouck in een interview in De Standaard dat ‘het humanisme ook zijn beperkingen kan hebben: wie alleen de mens ziet, heeft te weinig oog voor de rest van de planeet. Elk humanisme kan ontaarden in antropocentrisme.’
Amitav Ghosh besluit zijn boek, vanuit eenzelfde bekommernis, met een veelbetekenende verwijzing naar De stille kracht van de Nederlandse schrijver Louis Couperus, als een hint dat we er met menselijk handelen alleen niet komen. In de slotparagraaf van The Nutmeg’s Curse verbindt Ghosh het vermoeden van Couperus aan de stellige overtuiging van Yanomami-leider Davi Kopenawa, die benadrukt dat we ook moeten luisteren naar wat niet-mensen kunnen en reeds te vertellen hebben. Ghosh: ‘Het is essentieel, nu het vooruitzicht van een planetaire catastrofe steeds dichterbij komt, dat deze niet-menselijke stemmen hun plaats opnieuw innemen in onze verhalen. Het lot van mensen, en van al onze verwanten, hangt ervan af.’
Luisteren naar wat de planeet “zegt”, naar wat bomen of dieren weten, is een enorme sprong voor Europeanen. De aarde opnieuw als een levende entiteit zien – als Gaia, in plaats van als een inerte planeet die enkel dient om de mens van rijkdom te voorzien – is nochtans een onmisbare stap in de dekolonisering van heden, verleden en toekomst. Dat is moeilijk voor Europeanen die hun wereldwijde dominantie net te danken hebben aan het verwerpen van de mogelijkheid dat we overleven dankzij wederzijds respect tussen mens en natuur, en onder mensen van allerlei afkomst en culturen.
De koloniale praktijk
Dat respect en die verwevenheid van aarde en mensen, Noord en Zuid, wit en zwart zijn niet zo eenvoudig als ze op papier wel lijken. In De Standaard zei Van Reybrouck: ‘Elke emancipatiebeweging kent uiteraard haar uitwassen, maar daar mag je zo’n beweging niet op afrekenen. Ja, we moeten opletten om niet uiteen te vallen in een archipel van verschillende identiteiten die alleen voor zichzelf opkomen, maar achter het exces schuilt nog steeds een legitiem verlangen naar gelijkheid. Achter de woede zit veel pijn, denk ik. Als we die niet erkennen, gaan we er niet raken.’ Tijdens de Huizingalezing klonk minder begrip, en meer ongeduld. Niet verwonderlijk, als de focus op de klimaat- en biodiversiteitscrisis ligt: om meest verwoestende impact van de klimaatverandering af te wenden, heeft de mensheid nog hooguit tien jaar.
Tegelijk staat Van Reybroucks nervositeit niet los van zijn gevecht voor rechtvaardigheid. In december zei hij in het maandblad Vrij Nederland: ‘Een stad die tegen 2030 klimaatneutraal is maar nog een fout standbeeld heeft staan, heeft meer gedaan tegen racisme dan een stad die al zijn monumenten en straatnamen heeft aangepast maar nog volop op aardgas draait. (…) Het grootste racisme zit niet in de taal, maar in het klimaat: de landen die het meest te lijden hebben van de klimaatopwarming zijn de landen die zelf het minst hebben uitgestoten.’
Bewegingen en protesten die opkomen voor diversiteit én inclusie kunnen wel degelijk identitaire obstakels vormen voor de noodzakelijk eensgezinde strijd. Maar in realiteit zijn ze dat vaker niet dan wel. Ze zijn wél bijna altijd krachtige bondgenoten in het proces om van de kolonisatiepraktijk en -mentaliteit af te raken. Het artikel in The Guardian besluit dat Amitav Ghosh ‘zijn beste hoop voor de planeet momenteel legt bij bewegingen als Black Lives Matter, de protesten bij Standing Rock en Occupy, omdat zij eindelijk een begin maken met het in vraag stellen van de koloniale perspectieven die de maatschappij al honderden jaren beïnvloeden. En omdat door hen de kracht en het potentieel van mondiale verbondenheid voelbaar werd.’
Zien, benoemen, bestrijden
In het boek van de Huizingalezing is de passage over eensgezindheid en diversiteit bijgewerkt, meer in lijn met wat Van Reybrouck in De Standaard zei, zonder af te doen aan de urgentie. ‘We kunnen in het heden alleen aan de toekomst werken als het verleden niet langer een open wonde is’, schrijft hij.
Het s belangrijk dat dit spanningsveld tussen Noord en Zuid, wit en zwart, historisch privilege en historisch nadeel zichtbaar is en benoemd wordt. Het is een spiegel die ons allen kan uitdagen om de realiteit van actieve koloniale mechanismen onder ogen te zien, te benoemen, te bestrijden. Want als we de kolonisatie van de toekomst willen voorkomen, dan moeten we zeker de koloniale praktijk van vandaag bestrijden.
Over klimaat en kolonisering
David Van Reybrouck. De kolonisatie van de toekomst. Leven aan de vooravond van de klimaatcatastrofe, uitgegeven door De Bezige Bij.
David Van Reybrouck. Revolusi. Indonesië en het ontstaan van de moderne wereld, uitgegeven door De Bezige Bij.
Amitav Ghosh. The Great Deragement. Climate Change and the Unthinkable, uitgegeven door The University of Chicago Press.
Amitv Ghosh. The Nutmeg’s Curse. Parables for a Planet in Crisis, uitgegeven door The University of Chicago Press.
Amitav Ghosh. Gun Island. A novel, uitgegeven door Picador.