Een van de betere boeken over de geschiedenis van de Eerste Wereldoorlog is van de hand van een Vlaamse historica. Alle retoriek naar aanleiding van het al bij al banale incident met Luc Van den Brande over de Britse 11-novemberviering in Ieper vorige week leidt tot de conclusie dat te weinig mensen het hebben gelezen. Of, misschien, dat te weinig mensen het goed hebben gelezen.
In haar “De Groote Oorlog” schikt Sophie de Schaepdrijver de informatie over wat er in die ellendige jaren van bezetting en ontbering in België is gebeurd. Het beeld dat ze daarbij van het flamingantische activisme tekent, is niet dat van een door heroïek en idealisme gedragen beweging die aan de basis lag van de Vlaamse heropstanding. Toch is dat de boodschap die van die voor sommigen naïeve, voor anderen opportunistische samenwerking met de bezetter tot vandaag uitgaat.
Elke avond wordt in Ieper sinds tientallen jaren een korte plechtigheid gehouden, als een herinnering aan de honderdduizenden jonge mannen die daar in een zinloze oorlog zijn gestorven – vanwaar ze ook kwamen. Ieper is een begrip in de wereld, de stad gaf haar naam aan het gifgas dat daar voor het eerst als een aanvalswapen werd gebruikt. Op de ruïnes van Ieper werd daarna een samenleving gebouwd, die ontvoogding wou, als een antwoord op de angst, de modder, de vernielingen, de dood. Emancipatie ook van het Nederlands in België. De kleine man zou zich zo niet meer op z’n kop laten zitten. De droom van een meer rechtvaardige samenleving werd er niet geboren, maar hij werd er wel onoverkomelijk. Dat koningshuizen zich vorige week naar Ieper verplaatsten, was misschien ook een beetje een schuldbekentenis. Een mea culpa aan de jongens die de demonen van de negentiende eeuw samen met hun makkers in het slijk van de Westhoek begroeven.
Het is voor ons goed fatsoen te hopen dat de Britse ambassadeur bij het Koninkrijk België onder zijn medewerkers enkele mensen heeft die hem een en ander voldoende duidelijk kunnen uitleggen. De man zou kunnen denken dat de nagedachtenis aan de soldaten, van wie de naam in de Menenpoort is gekapt, bij ons slechts aandacht waard is in de marge van een soort dorpstwist over wie op de eerste rij mag staan, naast de Queen.
Luc Van den Brande heeft een idee over Vlaanderen, en dat moet hij hebben. Van de minister-president mag zelfs worden verwacht dat hij een blauwdruk klaar heeft op basis waarvan er over de ordening van de staat kan worden gepraat, als dat na de verkiezingen aan de orde is. De sneer die Jean-Luc Dehaene hem publiek op de tribune van de Kamer verkocht, was hard, en ze zal de premier niet overal in dank zijn afgenomen. Maar wie respect vraagt, gedraagt zich dan ook beter niet als een huilebalk.
Het incident van Ieper werd een “kaakslag voor Vlaanderen” genoemd, en dat niet alleen door de onvermijdelijke Bert Anciaux. Dat dit begrip uit de jaren vijftig en zestig weer opduikt, duidt op een terugkeer naar een Vlaams-nationaal idioom dat eigenlijk nog alleen in de mond van het Vlaams Blok bestorven lag. Het is heilloos, want niet constructief.
De verwarring die zo in de geesten wordt geschapen, maakt de zaak van extreem-rechts. Op een bijeenkomst van het Overlegcentrum van Vlaamse Verenigingen in Antwerpen luisterden tweeduizend, vaak prominente Vlamingen naar een toespraak van OVV-voorzitter Matthias Storme, die op een perfide manier onafhankelijkheid voor Vlaanderen eiste. Sommigen voelden zich achteraf blijkbaar toch ongemakkelijk door de talrijke aanwezigheid van Vlaams Blok-volk rondom hen. Wie hadden ze daar dan wel verwacht?
Vlaamse onafhankelijkheid is een lege kreet, als daar niet wordt bijverteld hoe dat Vlaanderen er dan zal uitzien. Wordt het bestuur vanzelf beter? Rijden de treinen plotseling wel op tijd? Wordt de straat van de wederomstuit een plek waar kinderen veilig kunnen spelen? Het soort samenleving die het Vlaams Blok voorstaat, is ooit beschreven in het zeventig-puntenprogramma van de partij. Het lijkt ondenkbaar dat, bijvoorbeeld, procureur-generaal Christine Dekkers, aanwezig op de OVV-meeting, zich daar goed bij voelt.
Alle bewegingen in het politieke veld worden onvermijdelijk gekleurd door de verkiezingen, die over goed zes maanden worden gehouden. Alsnog wint extreem-rechts op alle vlakken. Omdat de anderen, Vlamingen én Franstaligen, zo goed zijn om het Blok volledig in de kaart te spelen.
Hubert van Humbeeck