Onder de paarse regeringen raakte de kiezer een deel kwijt van de weinige macht die hij nog had. Dat zegt Wilfried Dewachter, de eerste van twintig rechtvaardige rechters die op verzoek van Knack een oordeel vellen over vijf jaar paars(-groen) in Vlaanderen.

‘Er is nu wel degelijk een hiërarchie van de normen: zij komt van het federale niveau en wordt door de partijen opgelegd.’ Dat schrijft professor emeritus politicologie Wilfried Dewachter in zijn essay De grote neutralisering van het Belgische federalisme in het jongste nummer van Ons Erfdeel. Volgens hem mogen we zondag stemmen op wie we willen, het zijn de partijen die zullen bepalen wie Vlaanderen straks bestuurt.

Hebben Vlaanderen en Wallonië onder de paarse regeringen nog aan autonomie ingeboet?

WILFRIED DEWACHTER: De vraag is of ze eigenlijk ooit wel echte autonomie hebben gehad. Vanaf het begin van de staatshervorming was duidelijk dat het federale niveau controle wou uitoefenen op de deelgebieden. Pas in 1988 kreeg Vlaanderen serieuze bevoegdheden. Van toen tot 1999 werd de autonomie van Vlaanderen en van Wallonië grotendeels gerespecteerd, maar de afgelopen vijf jaar is het weer heel snel bergaf gegaan.

Ondertussen worden ze in Wallonië steeds meer geconfronteerd met de problemen van de tweedeling tussen het Waals Gewest en de Franse Gemeenschap, die veel meer op Franstalig Brussel is georiënteerd. Met als resultaat dat er een sterke figuur als PS-voorzitter Elio Di Rupo is opgestaan die over gemeenschap en gewest heen een beleid uitstippelt. Zolang de Walen met die dualiteit zitten, zullen ze Vlaanderen afremmen en proberen om hier hun eigen patronen op te leggen. En de grote financiële transfers willen ze natuurlijk ook niet missen. Er is eigenlijk een superniveau ontstaan van partij- en regeringsleiders die het land besturen boven het hoofd van de federale en regionale instellingen.

Is de macht van de politieke partijen de voorbije vijf jaar nog groter geworden?

DEWACHTER: Zeker. Om te beginnen, manipuleren de partijleiders duidelijk de verkiezingen door bijvoorbeeld schijnkandidaten op de lijsten te zetten en een kiesdrempel te laten invoeren. Daar blijft het niet bij: ook bij de regeringsvorming is de greep van de particratie heel sterk. Zo worden ministers benoemd die in andere parlementen zijn verkozen en worden ze tijdens een regeerperiode zonder verpinken gewisseld. Hoe kan de kiezer het werk van de Brusselse minister-president nog beoordelen als die functie in vijf jaar tijd vier keer is ingevuld? Hetzelfde geldt voor het vertrek van de voormalige Vlaamse regeringsleider Patrick Dewael (VLD) naar de federale regering. Door zulke ingrepen verliest de kiezer nog een stuk van de weinige macht die hij had.

Is ook de invoering van de kiesdrempel van vijf procent een slechte zaak?

DEWACHTER: De kiesdrempel betekent het einde van kleine zweeppartijen, die nochtans een belangrijke rol spelen. Het Belgische federalisme, bijvoorbeeld, is er onder meer kunnen komen omdat de Volksunie vanaf 1954 – eerst als bitterkleine en later als middelgrote partij – de zweep heeft gelegd op het unitaire staatsbestel. Zonder kiesdrempel kan een kleine partij langzaam groeien tot ze de kans krijgt om zich in het parlement te bewijzen. Daar heeft men nu dus een einde aan gemaakt, met alle gevolgen van dien. Als we zo nodig de kiesdrempel uit het Duitse kiessysteem willen overnemen, moeten we consequent zijn en ook hun vrije stemrecht adopteren. Want dat speelt in het voordeel van kleine partijen zoals Groen! en N-VA: hun kiezers zijn meestal meer politiek bewust en militanter dan die van de klassieke partijen.

Door de kiesdrempel en de strenge regels van de overheidssubsidies voor partijen worden kleine partijen nu bijna gedwongen om met grotere partijen te gaan samenwerken.

Is kartelvorming dan zo’n slecht idee? Nu al blijkt dat kleine partijen, zoals Vivant, veel meer media-aandacht krijgen als ze hun lot aan dat van de grote partijen verbinden.

DEWACHTER: Waarom krijgt Vivant nu meer aandacht? Niet meteen omdat men hun programma zo interessant vindt, maar omdat hun kiezers voor de VLD zullen stemmen. Ik ben benieuwd in welke mate hun denkbeelden bij de liberalen aan bod zullen komen. Wat blijft er binnen het kartel met SP.A nog over van het gedachtegoed van Spirit? En wat zal over een jaar nog van N-VA resten?

Waarom willen bijna alle partijen de regionale en federale verkiezingen zo dringend op hetzelfde moment organiseren?

DEWACHTER: Het klassieke argument is dat we dan maar één keer naar de stembus moeten. ‘Dat is gemakkelijk voor de mensen.’ Dat kunnen ze natuurlijk ook oplossen door de stemplicht af te schaffen, maar dat zien sommige partijen niet zitten. Als maar een percentage van de bevolking zijn stem uitbrengt, is de legitimiteit van de verkozen politici immers veel kleiner.

Het echte probleem is de ingewikkelde Belgische constructie met de pariteit, de alarmbelprocedure, de zesvoudige meerderheid, de parallelle regeringen en de zusterpartij die altijd mee aan boord moet worden genomen. In dat complexe bestel streven de partijen naar een partijenverkiezing in plaats van verschillende parlementsverkiezingen. Ze willen voor Kamer, Senaat, Vlaams parlement en Europees parlement één partijkeuze. Dat blijkt duidelijk uit het feit dat de partijtoppen zomaar iemand uit het Europees parlement in de federale regering droppen en van kamerleden Vlaamse ministers maken.

SP.A-voorzitter Steve Stevaert wil dat ook zijn federale ministers zich bij de Vlaamse verkiezingen bewijzen.

DEWACHTER: Dat bewijst dat het al lang niet meer om de verkiezing van een parlement draait, maar wel om een krachtmeting tussen de partijen. Premier Guy Verhofstadt (VLD) zegt zelfs hardop dat het niet zijn bedoeling is om in het Europees parlement te gaan zitten, maar dat hij wel meedoet aan de verkiezingen om zijn beleid en zijn partij te verdedigen.

Ziet u een kans op beterschap na de verkiezingen van 13 juni?

DEWACHTER: Als de stemmen verschuiven zoals de opiniepeilingen voorspellen, zou de Vlaamse regering na 13 juni anders kunnen worden samengesteld dan de federale. Sommige politieke zwaargewichten – ik hoef de namen niet te noemen – zouden dan kunnen aangeven dat ze Vlaanderen als het belangrijkste niveau beschouwen en daardoor de particratische voogdij niet langer nemen. Dan zou er ongetwijfeld een moeilijke verhouding ontstaan tussen de sturing van de partijleidingen enerzijds en de Vlaamse dynamiek om een eigen beleid uit te bouwen anderzijds.

Als Vlaanderen echter een paarse regering krijgt, zal de particratische tendens zich doorzetten en zelfs nog versterkt worden. Want dan zullen de partij- en regeringsleiders hun verkiezingsoverwinning zien als een signaal van de kiezers dat ze goed bezig zijn. Ook wat de neutralisering van het federalisme betreft.

Ann Peuteman

An Peuteman

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content