Patrick Martens

Voor de CVP moeten mensen kerkelijk kunnen huwen zonder eerst ‘voor de wet’ te trouwen. Geen probleem, zegt paars-groen, maar dan praten we ook over kruisbeelden in openbare gebouwen, de rol van de katholieke kerk bij officiële plechtigheden en de financiering van erediensten.

Sinds het aantreden van de regering-Verhofstadt steekt de geladen discussie over de scheiding tussen kerk en staat geregeld en meer dan in het verleden de kop op. Een politieke meerderheid zonder christen-democraten wordt door veel vrijzinnigen gezien als dé kans om de scheiding van kerk en staat resoluut door te voeren. Die scheiding stoelt op drie principes: godsdiensten mengen zich niet met staatsaangelegenheden, de staat bemoeit zich niet met de interne keuken van kerken en levensbeschouwingen, en elk individu is vrij om te geloven wat hij of zij wil en om die religieuze of levensbeschouwelijke overtuiging te beleven.

Het lobbywerk van de Centrale Vrijzinnige Raad inspireerde minister van Binnenlandse Zaken Antoine Duquesne (PRL) en zijn collega van Defensie André Flahaut (PS) in november vorig jaar tot uitlatingen over een pluralistisch alternatief voor het Te Deum op de nationale feestdag en op de Dag van de Dynastie. Van de werkgroep die Duquesne zou oprichten om aan de traditie van 135 jaar te sleutelen, is sindsdien niets meer vernomen.

Een paar maanden eerder lanceerden vier Franstalige socialisten in de Kamer een voorstel om lokale referenda te organiseren over de vraag of en in welke mate de overheid erkende godsdiensten financieel moet ondersteunen. Daarover wordt ondertussen ook aan de kant van de katholieke kerk openlijk nagedacht. Dat bleek nog begin vorige maand toen de Gentse bisschop Arthur Luysterman opperde dat parochies enkele gebouwen kunnen verkopen om met dat geld leken-medewerkers aan te werven.

De nieuwe voorzitter van de CVP-kamerfractie, Yves Leterme, tilde vorige week op zijn beurt het deksel op van wat sommigen de doos van Pandora noemen. De Vlaamse christen-democraten willen het burgerlijk en kerkelijk huwelijk loskoppelen. Ze schermen met het Europese Verdrag van de Rechten van de Mens. Godsdienstvrijheid is een van die rechten. Hun voorstel is naar eigen zeggen een antwoord op de wens van veel koppels – zowel jonge paren als oudere mensen die willen hertrouwen – om volgens de kerkelijke wetten samen te leven zonder eerst een burgerlijk huwelijk aan te gaan. Hun lot is anders getekend door fiscale discriminatie, het verlies van sociale en pensioenrechten, en erfrechtelijke problemen voor de kinderen. De CVP stelt daarom voor om grondwetsartikel 21 voor herziening vatbaar te verklaren, en ondertussen het strafwetboek zo aan te passen dat priesters die een huwelijk inzegenen niet langer een boete of gevangenisstraf riskeren omdat het koppel niet eerst bij de ambtenaar van de burgerlijke stand is langsgeweest. Die wettelijke verplichting is net geen tweehonderd jaar oud. Ze vloeit voort uit een concordaat tussen paus Pius VII en Napoleon. Zij kwamen overeen dat de overheid, en niet langer de kerk, geboorte, huwelijk en overlijden officieel zou registreren. In 1831 nam de Belgische grondwetgever die afspraak over.

PUBERALE OPRISPINGEN

Het CVP-voorstel heeft prompt instemming gekregen van VLD, SP en Agalev. Maar de steun van de paars-groene meerderheidspartijen is niet onvoorwaardelijk. Zij willen ook een discussie over andere wrijvingspunten die met de scheiding van kerk en staat verband houden. ‘Als we voor een modernisering van het Te Deum of voor een herziening van de financiering van de erediensten pleiten, dan is dat zeker geen revanchisme zoals de CVP dat graag laat uitschijnen’, zo klinkt het. Ook Leuvens hoogleraar Kerkelijk Recht Rik Torfs vindt het CVP-verwijt over ‘puberale oprispingen van de meerderheid’ niet zo verstandig. ‘Het huwelijksthema is een relict van een heel oude strijd. Je moet dat niet aankaarten als een zet tegenover de libertaire politiek van paars-groen. Het past wel in de algemene erkenning van de vrijheid van mensen om zelf over hun relatievorm te beslissen. Dat gaat van samenlevingscontracten tot holebi-huwelijken. In die context is het niet langer zinvol om aan de wettelijke volgorde van het burgerlijk en kerkelijk huwelijk vast te houden. Kijk naar Duitsland: daar bestaat dat wettelijke principe nog steeds, maar worden priesters niet meer bestraft.’

Maar voor Torfs is dat geen opstap naar een veel strengere scheiding. ‘Kerk en staat moeten onafhankelijk zijn, maar een draconische scheiding is niet realistisch. Dat zou haaks staan op een Europese traditie die gekenmerkt wordt door veel dwarsverbindingen tussen kerk en staat. Die hebben inhoud gegeven aan het Europese concept van godsdienstvrijheid: zij slaat op alle religies en tegelijk is er een samenwerking met de overheid die hen erkent en ondersteunt. Ik zie in Europa nergens veel animo om dat te veranderen’, zegt hij. In de nu weer aangezwengelde discussie valt op hoe een concreet thema de ene keer tactisch wordt gebruikt en de andere keer andere strategische doeleinden moet dienen. ‘Gelovig of niet-gelovig zijn, dat is een privé-zaak. We moeten naar een volwassen scheiding van kerk en staat’, zegt Leterme over het huwelijksvoorstel. Die redenering wordt zo een breekijzer voor een ruimere missie. Te veel kiezers identificeren de CVP met de katholieke kerk en dat is een rem op een partijvernieuwing die ook niet-gelovigen moet aanspreken.

Aan de andere kant van het spectrum is het dan weer moeilijk om de koerswijziging van de voorzitter Michel Magits van de Unie van Vrijzinnige Verenigingen niet op te merken. In 1999 drong hij aan op een aanvulling van grondwetsartikel 21 waardoor de staat zich niet in de benoeming van afgevaardigden van de niet-confessionele levensbeschouwing zou mogen mengen. Voor een aanpassing van de huwelijksregels zag Magits toen ‘geen valabele grond’. Niet eens twee jaar later steunt hij het voorstel van de CVP ‘volmondig’. De potentiële opening naar een debat over de gelijkheid van de levensbeschouwingen is te mooi om onbenut te laten – zeker als je al zo lang herhaalt dat de katholieke kerk de lakens te veel naar zich toe haalt.

NATTEVINGERWERK

Daarmee komt een cruciaal punt in zicht: de financiering van religies en levensbeschouwingen. Grondwetsartikel 181 regelt de betaling van de wedden en pensioenen van bedienaars van wettelijk erkende erediensten. Oorspronkelijk sloeg dit alleen op de katholieke kerk. De wetgever erkende daarmee haar sociale rol in de maatschappij en zorgde voor een compensatie van genaaste goederen uit de periode van de Franse Revolutie. Ondertussen is de lijst van erkende religies uitgebreid tot zes: behalve de rooms-katholieke eredienst, zijn er ook de protestantse (100.000 mensen), de orthodoxe (50.000 leden), de joodse (40.000 leden), de anglicaanse (21.000 leden) en de islamitische eredienst (300.000 mensen). In 1993 werd artikel 181 uitgebreid met gelijke waarborgen voor het personeel van morele diensten die een niet-confessionele levensbeschouwing aanhangen.

Hoeveel geld heeft de staat jaarlijks voor die grondwettelijke plicht over? Het antwoord is blijkbaar niet zo simpel. Het Franstalige onderzoekscentrum Crisp pakte uit met een raming van 11 miljard frank. Torfs en andere bronnen spreken over 14 miljard. Van nattevingerwerk gesproken. Bij de federale overheid zijn de zaken nog enigszins te overzien. Justitie heeft in de begroting van dit jaar 3,27 miljard frank voor de loonkosten van de erkende erediensten ingeschreven. Die kosten slaan op 165 leden van de hoge geestelijkheid en 4665 leden van de lage geestelijkheid. In vergelijking met twee jaar geleden zijn dat tweehonderd mensen minder. De pensioenuitgaven slorpen ruim 1,2 miljard op. Voor de islamitische eredienst en de niet-confessionele levensbeschouwing zijn tot nu toe alleen forfaitaire toelagen voorzien. De islam kan dit jaar op 24,2 miljoen rekenen. Dat bedrag stijgt in de komende drie jaar met 8 miljoen. Naar de vrijzinnigheid gaat net geen 345 miljoen, met daarbovenop een extra som van 50 miljoen voor lonen.

Na de grondwetsuitbreiding van 1993 raakte de vorige regering niet rond met de erkenning van de afgevaardigden van de niet-confessionele levensbeschouwing. Huidig minister van Justitie Marc Verwilghen (VLD) zou klaar zijn met een wetsontwerp dat voor de vrijzinnigen een verdubbeling van de middelen inhoudt, maar hij neemt blijkbaar ook zijn tijd.

Afgezien van die federale inspanning komen de provincies en gemeenten tussen. Dat werkt de onduidelijkheid over de financiering mee in de hand. De provincies moeten bijvoorbeeld aan de bisschoppen onderdak bieden. De gemeenten staan in voor de huisvesting van de pastoors en voor onderhouds- en herstellingswerken aan kerken. De gemeenten zijn ook verplicht om de tekorten van de kerkfabrieken bij te passen. Die factuur kan flink oplopen, waardoor steeds meer stemmen opgaan voor een sanering van die parochiale structuren.

Daarnaast is er de principiële discussie over ‘een correctere verdeling’ van de middelen. Nu gaat het leeuwendeel naar de katholieke kerk, maar dat is volgens paars-groen door de voortschrijdende secularisering niet vol te houden. De recentste cijfers over het kerkbezoek moeten dat onderstrepen. Goed tien procent van de Belgen gaat op zondag naar de mis. Het aantal kerkelijke huwelijken bedraagt de helft van de burgerlijke huwelijken. Alleen het doopsel (65 procent) en de kerkelijke begrafenis (84 procent in Vlaanderen) blijven belangrijke katholieke ‘overgangsrituelen’.

DOORZICHTIGE GELDSTROMEN

Debatteren over geld en over een andere verdeelsleutel roept vele nieuwe vragen op. Blijft bijvoorbeeld de wettelijke erkenning van de erediensten tot de huidige lijst van zes beperkt, of komen ook andere religies in aanmerking? De controverse over het sekterapport leerde destijds dat het niet zo eenvoudig is om een schadelijke organisatie van een nieuwe religie te onderscheiden. Een andere vraag houdt verband met de doorzichtigheid van de geldstromen. Als die niet snel groter wordt, is het navenant moeilijk om ze anders te oriënteren. Daarbij duikt ook het haast onvermijdelijke idee van een kerkbelasting op, waarmee de burger zelf zou kunnen beslissen naar welke religie of levensbeschouwing een deel van zijn belastingen gaat. Dat zou een herziening van grondwetsartikel 181 vergen.

Voor de CVP is de financiering van erediensten bespreekbaar. Ook zij kan er niet omheen dat kerkgangers en priesters een zeldzame soort worden, maar ze is fel tegen een kerkbelasting gekant. Haar oud-voorzitter en minister van staat Frank Swaelen levert de munitie. Hij verdiepte zich in de verschillende Europese stelsels: van de Duitse Kirchensteuer (de kerken heffen een bijdrage, de staat int het geld van de leden) tot het Italiaanse systeem (de burger kan een kerk of een ‘humaan werk’ van de staat aanwijzen waarvoor hij een deel van de belastingopbrengsten wil bestemmen). Swaelen heeft veel bezwaren. Hij vreest voor schending van de privacy en voor een commercialisering met religies die zich jaarlijks bij de belastingbetaler aanprijzen.

In Duitsland stappen ook veel mensen uit de kerk omdat het lidmaatschap hun procent personenbelasting met meer dan acht procent omhoog jaagt. De grondwettelijke regel dat belastingontvangsten in ons land geen specifieke bestemming mogen krijgen, is een ander tegenargument van Swaelen. ‘Tenzij we een dijkbreuk willen van belangenorganisaties die aanspraak maken op een stuk van de belastingopbrengsten.’

Kamerfractieleider Leterme verdedigt daarom de cofinanciering. Hij denkt aan het voorstel van bisschop Luysterman over een gebouwenverkoop om meer parochieassistenten aan het werk te zetten. Fiscaal aftrekbare giften aan kerken zijn een andere mogelijkheid. Daarmee komt Leterme in de buurt van zijn SP-collega Dirk Van der Maelen. Hij is gewonnen voor ‘een basisfinanciering’, die een religie op eigen kracht moet aanvullen.

Geen enkele politieke partij trekt de overheidsfinanciering van zingeving via een godsdienst of een niet-confessionele levensbeschouwing principieel in twijfel. Dat stelt Rik Torfs gerust: ‘In feite is het geen slecht idee om artikel 21 en artikel 181 van de grondwet samen in de weegschaal te leggen. Zo’n globale discussie kan de moeite waard zijn, maar godsdienstvrijheid en de ondersteuning van levensbeschouwingen moeten overeind blijven. Het zal hoe dan ook een zaak van lange adem worden.’

Patrick Martens

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content