De Belgische pater Bert Vanbuel werd op 28 september bisschop gewijd in de Centraal-Afrikaanse Republiek. Knack was aanwezig op de ceremonie. Een verhaal over rituelen, meditatiemomenten en trance. En over lekke banden en corrupte militairen.
Enkele maanden geleden kreeg Bert Vanbuel telefoon. Uit België. Dat gebeurde niet zo vaak. Bert Vanbuel is sinds 1994 missionaris in de Centraal-Afrikaanse Republiek, een weinig bekend land in hartje Afrika waar momenteel amper vijftien Belgen wonen, de helft actief in de religieuze sfeer, de andere helft in de al dan niet legale diamanthandel.
Vanbuel runde er in de hoofdstad Bangui een jongerencentrum van de salesianen: een orde die graag met jongeren werkt en die zijn inspiratie vond in de activiteiten van de Italiaan Don Bosco. Hij was er ook priester, in de parochie van Sint-Jan.
Een parochie zonder noemenswaardige voorzieningen, zonder bruikbare wegen, zonder bruggetjes over de beken, met huisjes kriskras door elkaar gebouwd, als het ware in elkaars tuin. Desondanks wonen er nogal wat notabelen: ministers, topfunctionarissen, hoge officieren, nuttige contacten voor Vanbuel. De parochie lag in een goede buitenwijk van de hoofdstad, maar was niet meer dan een uit de kluiten gewassen Afrikaans dorp.
Vanbuel was een late roeping als missionaris. Een goed deel van zijn leven zette hij zich in België in voor het onderwijs. Maar in de jaren negentig van de vorige eeuw kwam uit Afrika steeds frequenter de vraag om meer priesters te sturen. Anders dreigde het schromelijk mis te lopen met het vormingswerk.
Vanbuel zocht, maar vond geen gegadigden. Dus besloot hij uiteindelijk zelf te vertrekken. Ondertussen is hij 65 geworden. Toen hij plots dat telefoontje uit België kreeg, dacht hij dat het was om zijn pensioen aan te kondigen, zodat hij terug kon naar zijn geboorteland.
Maar er kwam een vraag. Meer een boodschap dan een vraag eigenlijk. Hij had enkele maanden eerder al iets in die zin horen waaien, maar had er nooit veel geloof aan gehecht. Hij kreeg de boodschap dat hij bisschop was benoemd in het bisdom Kaga-Bandoro: een verwaarloosde regio in de noordoosthoek van de republiek, tegen de grens met Tsjaad en Sudan aan.
Een bisdom met een oppervlakte van drie keer België en met amper 120.000 inwoners. Midden in de jungle, zonder wegen, zonder telefoon, zonder elektriciteit. Het zal Vanbuel gemiddeld meer dan een week kosten om een van zijn acht parochies te bezoeken. Daarenboven torst de streek een reputatie van onveiligheid, van coupeurs de routes: criminelen die bewapend met kalasjnikovs reizigers of dorpen overvallen en als het hen te heet onder de voeten wordt tijdelijk een van de grenzen over vluchten.
De laatste staatsgreep in het land, die drie jaar geleden de huidige president aan de macht bracht, François Bozizé, begon in Kaga-Bandoro (in feite in Tsjaad, waar Bozizé zat te wachten tot zijn troepen voldoende greep op de situatie hadden om zelf de oversteek te wagen). Vijf maanden zat Bozizé in het onooglijke stadje tot zijn troepen ook de hoofdstad hadden veroverd, waar hij dan zijn blijde intrede deed. Sindsdien hebben ze hem in Kaga-Bandoro nog nauwelijks gezien.
Ajax tegen Arsenal
De meeste ontwikkelingswerkers trekken jong en vol energie de brousse in, verzeilen later met meer ervaring op een functie in een stad of zelfs een hoofdstad, en keren uiteindelijk terug naar hun geboorteland. Door omstandigheden gedwongen volgde Vanbuel de omgekeerde weg, om op pensioengerechtige leeftijd in een stadje met 15.000 inwoners te belanden, waar zelfs geen taxi te vinden is, waar reclame gemaakt wordt om in een zaal naar voetbalwedstrijden van de Champions League te gaan kijken, helaas niet op groot scherm, zoals bij ons, maar op de enige televisie die het stadje rijk is.
De wedstrijd Ajax-Arsenal lokte niet de verwachte massa. Een tiental geïnteresseerden bood zich aan, de rest werd afgeschrikt door de toegangsprijs: 100 CFA of omgerekend 15 eurocent – een bedrag dat voor de meeste inwoners van Kaga-Bandoro te hoog is. De meeste inwoners van Kaga-Bandoro hebben niets.
‘Deze benoeming is zeker geen geschenk’, geeft Vanbuel toe. ‘Maar als God vraagt om Hem te vertegenwoordigen, kun je niet weigeren. Er is zoveel werk in de regio. Er is anderhalf jaar lang geen bisschop geweest, zodat de gelovigen zich in de steek gelaten voelen. Ze moeten weer hoop krijgen. Iedereen zegt dat er hier geen toekomst is, maar ik weiger dat te geloven. We zullen dat hier weer in gang trekken. De Kerk is de motor van het land.’
De Kerk is enorm belangrijk in de dunbevolkte republiek (3 miljoen mensen op een oppervlakte twintig keer groter dan België). Een kwart van de bevolking is katholiek, een kwart protestant, 15 procent moslim en de rest is blijven steken in het lokale ‘bijgeloof’. De blanke paters maken zich vooral zorgen om de competitie tussen katholiek en protestant, de zwarte om de opmars van de islam.
In de hoofdstad Bangui zijn de gevolgen van de laatste staatsgreep nog zichtbaar. Overal kapotgeschoten gebouwen. Er zijn drie voetbalstadions, twee die totaal vernield zijn omdat ze besteld werden door een van de vorige presidenten, een derde in opbouw, met steun van de Chinezen. Dat moet het stadion van de huidige president worden.
De president, gesteund door de oude kolonisator Frankrijk, slaagt er nog altijd niet in om de lonen bijtijds te laten betalen, zodat de leraars bij het begin van het nieuwe schooljaar al meteen in staking zijn gegaan. Ze willen geen les geven tot ze eindelijk nog eens een salaris krijgen. Van de militairen wordt alleen de top betaald, die de president nodig heeft voor het verzekeren van zijn persoonlijke veiligheid – blijkbaar zijn hoofdbekommernis.
Met als gevolg dat soldaten een bron van ergernis en zelfs angst blijven voor de lokale bevolking. Een angst die vooral ’s nachts voelbaar is. Aan een wilde wegversperring slaagde een vijftigkoppige delegatie van de parochie Sint-Jan op weg naar Vanbuels wijding er nog in om het onheil van afpersing af te wentelen door in koor het Onze Vader te zingen. Maar elders liet God leden van de delegatie in de steek. Ruige politiemannen van het ‘Bureau voor de strijd tegen het banditisme’ confisqueerden – met automatische wapens als doorslaggevend argument – wagen en documenten, en gaven die pas weer vrij na het betalen van een afkoopsom.
Vijftig mensen gepropt in en op een minibusje en een kleine pick-up. De reis naar Kaga-Bandoro was een lijdensweg van meer dan 300 kilometer, die heen 13 uren kostte en terug liefst 23. Een kruisweg met een reeks platte banden en andere technische ongemakken (een uit zijn hengsels gevallen portier en een gebroken aandrijfriem in de motor die vervangen werd door een zorgvuldig uitgesneden stuk broeksriem), met tropische onweren, kuddes van honderden weerbarstige ossen en een keten van al dan niet officiële wegversperringen.
En met vreselijk slechte, smalle, modderige wegen vol putten en kloven. Morgen, als het land rijk is, zullen de wegen verhard worden was een sleutelzin uit een handboekje om de vele volwassen analfabeten in het land te leren lezen.
Beckham en Albert 2
Het lijkt allemaal zo uitzichtloos. Met de belastingen die op de legale uitvoer van diamanten of hout geheven zouden kunnen worden, zou men de wegen kunnen verharden en de lonen betalen. Maar de diamanten en het hout verdwijnen grotendeels illegaal uit het land, de inkomsten verdwijnen in de zakken van de happy few en de wegen raken niet hersteld, de lonen niet betaald, tenzij hier en daar na interventie van een internationale organisatie die doorgaans veel minder lang ter plekke blijft dan de kerkelijke ordes.
Meer nog dan de Kerk lijkt tegenwoordig voetbalmerchandising zijn weg naar de geesten te vinden – er zijn amper T-shirts met een madonna of een Jezuskop erop. Vroeger vond je shirts van Coca-Cola en McDonald’s in de verste uithoeken van de Afrikaanse brousse. Nu zie je overal mensen in het tenue van voetbalvedetten als David Beckham en Thierry Henry.
Toch is ook Vanbuel populair. Onderweg wordt hij regelmatig opgehouden door uitgelaten gelovigen die hem toejuichen. Bij zijn aankomst in Kaga-Bandoro wacht een brede haag mensen hem op, met een bang driejarig jongetje als bisschop verkleed op een baldakijn – Albert 2, lacht de niet van humor gespeende Vanbuel (zelf Albert 1) die meer dan voldoende showtalent heeft om in te gaan op het theater en fysiek contact dat eenvoudige Afrikaanse gemeenschappen kenmerkt. Vanbuel is in tien jaar tijd een halve Afrikaan geworden, ondanks het feit dat hij een van de weinigen is die nog bijna permanent de oude witte priesterhalsboord draagt.
Zijn wijding, op 28 september, was een prachtige ceremonie, met meer dan vijfhonderd gelovigen. In open lucht onder grote mangobomen, want de kathedraal (een wat uit de kluiten gewassen kerk) was te klein voor de vele gegadigden. Door het regenseizoen waren veel mensen daarenboven niet tijdig op de dienst geraakt, omdat bruggen en wegen overspoeld waren.
De jonge zwarte zuster Marthe was vijf volle dagen onderweg geweest om van een 300 kilometer verderop gelegen parochie tot in Kaga-Bandoro te komen. De rest van de parochie was ergens in de modder blijven steken. Marthe was een onwaarschijnlijk dynamische vrouw, die ononderbroken in de weer was, met koken, opdienen, afwassen, organiseren. De zusters zijn de werkstermieren van de religieuze maatschappij, onontbeerlijk om resultaten te behalen – daar is ook Vanbuel zich van bewust.
De dag voor de ceremonie hadden vele mensen gebeden voor goed weer. En God was hen gunstig gezind. Het was een stralende dag, 28 september, met schapenwolkjes die het harde zonlicht filterden, en vlinders en libellen die als confetti boven de massa dwarrelden. Er waren tribunes, er was zelfs elektriciteit, speciaal gestuurd door president Bozizé, die zelf ook zijn opwachting maakte, met drie ministers en een delegatie hoogwaardigheidsbekleders. Na de dienst en het middagmaal vertrok de president weer, en werd ook de elektriciteit weer weggehaald. De inwoners van Kaga-Bandoro hadden net geen 24 uur licht gehad. Velen hadden de nacht doorgebracht onder de kleurrijke lampjes, een curiosum.
Ook een dienst zoals de wijding hadden ze nooit gezien. Niemand kon zich herinneren dat er in Kaga-Bandoro ooit zo’n feest was geweest. De ceremonie was een goed georkestreerd ritueel, bijna vier uur lang, waarin een zichtbaar ontroerde Vanbuel de mijter, de ring en de staf kreeg die bij zijn nieuwe religieuze opdracht hoorden, waarin de oorkonde van de paus met zijn benoeming plechtig werd rondgedragen, waarin hij bijna een kwartier lang languit in de zon en in zijn dikke witte soutane op de grond lag, gezicht naar beneden, terwijl alle aanwezigen een hymne zongen waarin ze de heiligen vroegen om de nieuwe bisschop in zijn opdracht te steunen.
‘Het was een mooi meditatiemoment’, antwoordde Vanbuel op de vraag wat hij had gedacht toen hij daar zo op de grond lag. ‘Ik voelde echt de kracht in mijn lichaam stromen, de kracht van de mensen die zongen en van de heiligen die me zullen helpen. Ik voelde me sterk gesteund, en ik zal de steun kunnen gebruiken, want binnen enkele dagen zal bijna iedereen weer weg zijn en zal ik er grotendeels alleen voor staan. Ik durf niet zeggen dat dit het mooiste moment uit mijn leven was, want ik heb ook in mijn parochie mooie momenten beleefd, maar het was zeker het speciaalste.’
Een whiskyfles met een kruis
Tijdens de offerande trok een eindeloze rij van joelende en dansende mensen met hun geschenken langs de nieuwe bisschop. Hij kreeg vooral vruchten en groenten en vee. Het was een slechte tijd voor kippen en geiten, dit feest, en er waren speciaal voor de gelegenheid vier stieren geslacht. Vanbuel kreeg ook snuisterijen als een in een lege whiskyfles gemonteerd kruis, en de schedel van een reusachtige elandantiloop, met bijna een meter lange schroefhoorns, die zuster Marthe helemaal uit haar afgelegen parochie voor haar nieuwe herder had meegezeuld.
President Bozizé moest enkele tranen wegpinken toen Vanbuel hem halverwege de ceremonie plechtig kwam groeten. ‘Ik ben gemakkelijk emotioneel tijdens rituelen’, vertelde hij na de dienst. Had hij er geen probleem mee dat er geen zwarte, maar een Belg bisschop werd in zijn land? ‘Zes van de negen bisschoppen in de Centraal-Afrikaanse Republiek zijn blanken’, legde hij uit. ‘Ik heb daar geen problemen mee, want ze zijn gekozen door God en het volk. De Kerk is cruciaal in mijn land. De belangrijkste hoge kaders zijn allemaal opgeleid door de Kerk.’
Tijdens zijn homilie had de voorganger van de dienst, bisschop François-Xavier Yombandje, de president (die zelf een christelijke sekte met enkele honderden aanhangers leidt) gewezen op de noden van de bevolking, waarvan het grootste deel in absolute armoede leeft. Maar met Afrikaanse presidenten moet voorzichtig omgesprongen worden, dus bracht de bisschop zijn verhaal via de parabel van Mozes die de mensen aanmaant om te bidden in afwachting van eten, met als impliciete boodschap dat ook de president als ‘bevrijder’ zijn beloften moet nakomen – een prachtig staaltje van als godsdienst vermomde politiek. De president bleef er onbewogen bij.
Tijdens zíjn toespraak vroeg Vanbuel de president met aandrang om aandacht voor de regio. Toch zal hij grotendeels zelf voor zijn werkingsmiddelen moeten zorgen. Zelfs de lokale volksvertegenwoordigers vluchten naar de hoofdstad Bangui, waar zo veel meer te beleven is, maar waar ze losgekoppeld raken van de mensen die ze verondersteld worden te vertegenwoordigen en te verdedigen. De hoofdreden om blanke bisschoppen in het land te benoemen is uiteraard dat zij een rechtstreekse financiële lijn naar de niet-onbemiddelde orden in Europa vormen. Het was overigens opvallend dat er op de ceremonie alleen tussen de clerus nog blanken zaten – al de rest was zwart.
Maar ook achter het protserige religieuze decorum bleek armoede te schuilen. Twee zwarte bisschoppen kwamen geld bedelen, omdat ze anders geen benzine konden kopen om terug naar huis te rijden. Iedereen moet zich behelpen in het straatarme land, een van de armste ter wereld. De wijding kostte 4 miljoen CFA (een dikke 6000 euro), waarvan de president de helft voor zijn rekening nam. De omhaling bracht amper 100.000 CFA (150 euro) op, maar gelukkig was er links en rechts wat sponsoring geweest – zo had Vanbuel de drank aan fabrieksprijs kunnen inslaan.
Het decadente Europa
Vanbuel zelf wordt niet betaald voor zijn werk (hij hoopt wel dat hij in België een pensioentje zal krijgen voor de jaren dat hij les gegeven heeft). Zijn bisschoppelijk paleis is een kleine woning met twee kamers (waarin een gasvuurtje als keuken) en een kapel. Hij zal gaan lobbyen bij zijn orde, bij Vlaamse parochies, bij christelijke organisaties en bij ngo’s om middelen te verzamelen. Hij wil minstens enkele medewerkers, een secretariaat en een economaat, om behoorlijk te kunnen functioneren.
In eerste instantie wil hij de mensen terug geloof en hoop bezorgen. Hij wil de vele vervallen kapelletjes laten oplappen, niet uitsluitend om hun religieuze functie, ook omdat ze in kleine gemeenschappen als polyvalente zaal fungeren, waarin vormingscursussen en vergaderingen georganiseerd worden.
Er gaan uiteraard projecten komen, zoals een technische school waarin jongeren een vak kunnen leren. En er zal gewerkt worden rond aids, een gesel voor het land die, al naargelang de bron, tussen 15 en 30 procent van de mensen besmet heeft. In sommige scholen zou 60 procent van de meisjes seropositief zijn, omdat ze systematisch door functionarissen tot seks worden verplicht.
‘We gaan natuurlijk niet zomaar condooms uitdelen’, verklaart Vanbuel. ‘We gaan de mensen er ook op wijzen dat ze keuzes kunnen maken, dat ze verantwoordelijk zijn voor hun leven. De echte vrijheid is te kunnen kiezen, en niet altijd de gemakkelijkste weg te kiezen. Dat is wat ik ook heb gedaan.’
De Afrikanen maken zich vooral zorgen om de losse zeden en het verval in het decadente Europa. ‘Jullie hebben homohuwelijken, jullie gezinnen vallen uit elkaar, jullie hebben geen tijd om elkaar te groeten, jullie kerken zijn leeg’, zegt Lionel Nado, een jonge twintiger die de verplaatsing van Bangui naar Kaga-Bandoro maakte. ‘Ik denk niet dat ik in een maatschappij als die van jullie zou kunnen leven.’ Nado’s vriendin Félicité vindt steun bij God: ‘Elke avond reflecteer ik samen met God over de dag, evalueer ik wat goed en wat slecht was, waarna ik met een gerust gemoed in slaap kan vallen.’
Maman Gisèle (de matrone die de keuken runde), zuster Marthe en de anderen werkten zich na de ceremonie in het zweet om alle gasten op het feest eten te verschaffen, in vier shiften, volgens een strikte pikorde – de Afrikaanse maatschappij is sterk hiërarchisch georganiseerd. Alles verliep vlekkeloos, zowel de ceremonie als het feest. Er lopen in Kaga-Bandoro heel wat getalenteerde mensen rond. Je zult echter maar talentrijk zijn in een uitzichtloze hoek van een land waar de dreiging van een burgeroorlog nooit helemaal weg is. De Centraal-Afrikaanse Republiek is het land dat wereldwijd bekendheid verwierf door de kolderfiguur Jean-Bedel Bokassa: de kannibalistische psychopaat die in de jaren zeventig het land bestuurde, die te gast was bij Franse presidenten en die zichzelf tot keizer kroonde.
Voor Vanbuel zal nooit een standbeeld worden opgericht, zoals voor de presidenten. Maar hij lijkt wel een verzoener te zijn. Zelfs de imams van de moskee van Kaga-Bandoro kwamen de zegen van de nieuwe bisschop vragen. De moslimvrouwen hadden koekjes gebakken voor het feest. ‘Ik heb geen enkel probleem met de islam’, stelt Vanbuel, ‘zolang het de mensen maar vooruithelpt’.
Ook de plaatselijke geesten werden gemobiliseerd om de kersverse bisschop bij te staan. Groepjes van bijna naakte jonge meisjes met wilde ogen dansten zich na de officiële ceremonie urenlang in het zweet en in trance om door te dringen tot hun goden. Andere goden dan die van Vanbuel, maar ook goden die hoop en soelaas brengen in hoofden die het zonder maatschappelijke steun moeten zien te rooien. Het land is om zeep want er is geen geld, was het lijflied van deze groepjes. Dat klonk duidelijk pragmatischer dan de gezangen over het beloofde land van de katholieke gelovigen.
Door Dirk Draulans
Je zult maar talentrijk zijn in een uitzichtloos land waar burgeroorlog altijd om de hoek loert.