Hoeveel globalisering verdraagt een mens? De Duitse filosoof Rüdiger Safranski vroeg het zich al af. Het is een kwestie die ook artistiek leider Gwy Mandelinck bezighield bij de voorbereiding van de vierentwintigste Poëziezomer in het West-Vlaamse Watou.
Poëziezomer Watou 2004 van 4 juli tot en met 5 september, elke dag van 14 tot 19 u. en op zon- en feestdagen van 11 tot 19 u. Hommages: Rutger Kopland op 15/8, Gerrit Komrij op 22/8 en Hugo Claus op 5/9, telkens om 17 u. Presentator is Piet Piryns. Info: 057 38 80 93 of www.poeziezomerswatou.be
‘De actualiteit is sterk gericht op de toekomst’, zegt Gwy Mandelinck. ‘Door de digitalisering worden we tegen een duizelingwekkend hoge snelheid door een enorme informatiestroom overspoeld. Sommige mensen worden dan angstig, maar angst is een slechte raadgever. Wij zoeken hier geen onderduikadres, maar we proberen via de creativiteit van dichters en beeldende kunstenaars de ruimte te tonen die in deze gedigitaliseerde wereld is vrijgekomen.’
Om dat te kunnen realiseren, heeft Mandelinck met succes een vernieuwing doorgevoerd: hij kiest niet hoofdzakelijk meer voor het werk van jonge beeldende kunstenaars. De voorbije jaren streken ze uit alle mogelijke hoeken van de wereld in het West-Vlaamse grensdorp neer. Sommigen stuitten op de grenzen van hun verbeelding toen ze geconfronteerd werden met de verweerde, weerbarstige architectuur van Watou. Dit jaar koos Mandelinck, in samenspraak met Jan Hoet en Lieven Declerck, uit wiens onpeilbaar rijke privé-collectie hij mocht putten, voor een reis langs verschillende kunstgeneraties, met een sterk accent op artiesten die tot het minimalisme behoren (Carl André, Sol LeWitt, Richard Serra) of de verworvenheden ervan op een eigenzinnige manier verwerken (Daniël Buren, Richard Long, Bernd Lohaus, Mario Merz).
Toch gingen ook deze keer enkele jonge kunstenaars aan de slag. In het Douviehuis creëerde Angelica Höger een fascinerende Chambre de Madame Maintenant. Geen sentimentele huis-en-keukenfilosofie, maar een vrouwelijke reflectie over groei en vernietiging en de betekenis van kunstenaarschap in een maatschappij waar alles koopwaar wordt. De precieuze speelsheid van Högers wereld waar je niet op uitgekeken raakt, vinden we ook terug bij Astrid Lampe: ‘de zorgvuldig uitgekozen brokken barbecuehoutskool/ glansden inderdaad als zwarte juwelen/ allen grillig/ allen anders van vorm.’ En op een graanzolder zorgt Pieter Vermeersch voor een zelden geziene kijkervaring die bij de toeschouwer het effect sorteert van een meteoorinslag. Wie het wankele laddertje opklimt, komt oog in oog te staan met een reusachtig doek – het lijkt wel de achterkant van een schilderij : één grote, uitdijende vlek wit, met een vaaggroene rand. Door de reflectie van het wit in het licht gaat er een soort radiatie uit van dit schilderij dat eigenlijk de negatie van een schilderij is en tot een object is geworden. De associatie met het gedicht van de Waalse dichter Yves Namur is fascinerend: ‘Een langzame val/ Die de hele ruimte voor mij zou openen/ En mij zou openen voor de lege lichtplekken van de ruimte.’ Zoals op de meeste locaties, kan je het gedicht van Namur uitprinten.
Dat is, naast de selectie van verschillende generaties beeldende kunstenaars, de tweede verrassing van deze poëziezomer. Het jonge Brusselse architectenbureau Space Producers 51N4E kreeg de opdracht om een alternatief te bedenken voor de visualisering van de gedichten op borden of doeken, zoals we die kennen van de voorbije edities. Een terechte keuze voor de wit gelakte printers waaruit je het gedicht kunt vissen, want deze subtiele editie van de Watouse poëziezomer, die sterk uitgepuurd is en nog niet eerder vertoonde kracht put uit verstilling en reflectie, zou helemaal niet gebaat zijn bij grote, drukke letters die het lezende oog rusteloos maken. Mandelinck: ‘We hebben in het verleden een vergrootglas op de versregels gezet. Maar na twintig jaar zijn we moe gekeken. Bovendien vind je momenteel overal in Vlaanderen poëzieroutes met gedichten op borden. Via de printers dringen de gedichten hier subtiel de ruimtes binnen. En de cirkel wordt rond gemaakt: voor mijn selectie ben ik natuurlijk vertrokken van poëziebundels. De mensen kunnen de gedichten nu meenemen. Thuis kunnen ze in de verzamelmap hun eigen bundel samenstellen.
‘Toch laat ik nog altijd heel wat dichters letterlijk aan het woord. Ik vind het belangrijk om Watou te voorzien van een spreekkoor van stemmen. En de jarigen Claus, Kopland en Komrij zijn te zien in video-installaties. Elke dichter wordt wel eens jarig, maar ik wil aan dit trio bijzondere aandacht schenken omdat ze een diepe stempel op de Nederlandstalige poëzie gedrukt hebben. Claus heeft het taalinstrument voor de Vlaamse poëzie opengebroken. Kopland heeft het anekdotische in zijn werk weggeschreven, in een poging om het geheim van het geluk en van het leven te benaderen. En Komrij heeft zijn ijzingwekkende wereld proberen te verdoezelen door een masker op te zetten. Aan de drie dichters heb ik gevraagd om telkens vijf dichters te selecteren met wie ze affiniteit hebben. Zij zullen tijdens de hommages aan de grootmeesters waarvoor we drie zondagen reserveren, voorlezen.’
Naakt en monddood
Ook bij het begin van het parcours van deze poëziezomer krijg je meteen al een ijzingwekkende wereld te zien: de Chinees Zhang Huan maakte een indrukwekkende sculptuur van een naakte man, die belaagd wordt door allerlei handen op zijn hoofd en die monddood is gemaakt. Hoe de onmetelijke ruimte van een land als China door het gevoerde bewind toch een gevangenis kan zijn. Maar, zoals de bijbehorende regels van Henry Bauchau suggereren: ‘Als ik het hol van de tijger niet betreed, hoe kan ik dan zijn jongen leren kennen?’
Want de kunst die we in het Douviehuis, de Douviehoeve, de kerk en het grensland te zien krijgen, is gekenmerkt door eenvoud en helderheid en is bij momenten speels-ironisch, maar toch zitten er weerhaakjes aan vast. Richard Longs River Avon mud on paper, in het Douviehuis bijvoorbeeld. We zien een doek met modderafdrukken van zijn handen en voeten, maar ze maken een concentrische beweging. De drie monumentale foto’s van Santiago Sierra tonen een gebouw waar immense balken dwars door de muur geschoven zijn. Niet te stuiten verovering van de ruimte, zoals de kogel in het gedicht van Stefan Hertmans: ‘ Schiet mij, die in de perspectieven/ Van een oorlogstijd zijn droom verslaapt/ Zacht door de huid van kinderen en gelieven/ Een loden engel die aan vervluchtigende/ Zielen vingert als een dwaas.’
Elmgreen & Dragset tonen met Coupled hoe noodlottig je met elkaar verbonden kunt zijn en daardoor vast komt te zitten: je ziet een soort Siamees transportkarretje waarmee je geen kant uit kan. De gele strepen van het behang in de voorkamer (Daniël Buren) gaan na een tijdje door elkaar wemelen en lijken jouw normale observatievermogen te begrenzen. Wat zie je dan in het kader dat Buren op de muur heeft aangebracht? Het kan ook een bevrijdende spiegel zijn, zoals bij Mark van Tongele:’ Neem eens aan dat wonderdadigheid bestaat/ en veronderstel dat je tijdens een droomslaap,/ misschien vannacht, een wonderbaring ondergaat: dood valt buiten de gratie van tijd.’
Het is niet allemaal kommer en kwel in het Douviehuis. Minstens evenveel beeldend werk toont mentale ontsnappingsroutes. Kcho bouwde een soort ark, al kun je er niet zeker van zijn dat die mooie, fragiele houten constructie het gewicht van de wereld kan torsen. Maar Joseph Beuys verovert in Eurasienstab toch de ruimte, Haim Steinbach laat via een buitenproportionele rugbybal en een klomp gevuld met stro twee universa naast elkaar bestaan. De Envelope van Tony Cragg is een transparante peer die prachtig verleidelijk de binnenplaats inpalmt. Om over de explosieve verbeeldingskracht van Wim Delvoye, die Delftse tafereeltjes op gasflessen aanbracht, maar te zwijgen. Het Douviehuis belichaamt dit jaar de goede raad van Luuk Gruwez: ‘Toch dient gezegd dat ieder huis het/ instorten bevat. Wanneer je van je dak wilt// vallen, is het derhalve wenselijk/ dat enkel en alleen te doen/ nadat het huis finaal is ingestort.’
De stallen van Het Grensland, door de doorkijk in feite één lange hal, laten zich niet gemakkelijk door beeldende kunst inpalmen. Maar dit jaar zijn Mandelinck en Hoet daar bijzonder goed in geslaagd. Er worden ongewild dwarsverbindingen tussen de installaties gemaakt. De aanlokkelijke zuurstokkleurige woorden Hot heels van Sylvie Fleurie spiegelen zich in Das Brot der frühen Jahre, een installatie van Reinhard Mucha, waarin hij achter een soort tijdkaart, waarop de resulaten van dendrologisch onderzoek te zien zijn, beelden toont van een werkelijkheid die elk moment verpletterd lijkt te zullen worden. De weg naar Mucha’s werk wordt gebaand door de beroemde Driftwood line van Richard Long. Wandelen door de poëziezomer is deze keer soms een boeiende verkenningstocht door de hedendaagse kunstgeschiedenis.
Ook op de Douviehoeve ontbreekt het niet aan werk dat een plek in het collectieve geheugen verdient. Hoe loodzwaar de roestige stalen Equal Parallel and Right Angle Elevations van Richard Serra ook zijn, toch plaatsen ze door de positionering subtiele opmerkingen over ruimte in de kantlijn van de grote schuur. De horizontale, verticale en diagonale lijnen zie je ook terug in de kubussen van Sol LeWitt. Het paard van Pascale Marthine Tayou, dat helemaal uit slierten papier bestaat, lijkt zichzelf uit de ruimte weg te vreten. Tegelijk toont het hoe Watou zichzelf durft te ironiseren. Want dichters, zijn dat geen papieren tijgers? Ze maken plaats voor de verbeelding van de toeschouwer en laten hem een onmogelijk hoge vlucht in gedachten maken, desnoods met behulp van de Snijboon-Monocedo van Panamarenko, die prachtig gestroomlijnd op de zolder wacht. Als we het elders niet vinden, moeten we maar bij onszelf zoeken, zoals K. Michel in een van de mooiste gedichten van deze geslaagde editie suggereert:’ Dus zeg ik deze nieuwe dag/ tegen het gezicht van de scheerspiegel/ stop met graven als je in de put zit/ wees bereid au&ja te zeggen/ kijk om je heen, doorzoek alle kamers/ en vind je het varken niet/ dan ben jij het.’
Door Paul Demets
De kunst die we in het Douviehuis, de Douviehoeve, de kerk en het grensland te zien krijgen, is gekenmerkt door eenvoud en helderheid.