In de zogenaamde ?primaries” kiezen de Republikeinen de man in de clinch moet gaan met Bill Clinton. Wat verwachten de Amerikanen van een presidentskandidaat ?

EEN BERICHT UIT BOSTON

NICK MITROUPOLIS, in 1988 topraadsman van de Democratische presidentskandidaat Michael Dukakis, zucht als hij terugdenkt aan die fameuze verkrachtingsvraag tijdens een tv-debat : ?Dukakis maakte een koele indruk, liet zich niet snel emotioneel gaan. Jammer genoeg werd deze indruk nog versterkt tijdens dat beruchte debat.” Bernard Shaw, moderator van de confrontatie tussen George Bush en Dukakis stelde als laatste vraag ?Als Kitty Dukakis (vrouw van de kandidaat) verkracht en vermoord zou worden, zou je dan met het oog op de dader pleiten voor de onherroepelijke doodstraf ?” Miljoenen kijkers zaten ineens aan de buis gekluisterd. Dit was het moment voor Dukakis om te laten zien dat hij wel degelijk een man van vlees en bloed was. Maar hij miste de kans compleet door op een extreem rationele manier te praten over drugs en misdaad en de noodzaak van een internationale conferentie. Wel hield hij voldoende intïutie over om vlug te beseffen welke flater hij geslagen had : ?Kitty, ik heb het verknoeid,” zei hij zogauw hij de studio verlaten had. Het Amerikaanse volk verwacht meer dan competentie van een kandidaat.

Het is maar de vraag of George Washington, de eerste VS-president, het beter zou gedaan hebben dan Dukakis. In zijn tijd stond het echter onfatsoenlijk jezelf publiekelijk te promoten. Je liet discreet weten dat je ter beschikking stond en liet het aan de goede smaak van vertrouwde politieke notabelen over je te promoten. Het volk besliste niet. De diverse, weliswaar door het volk verkozen gouverneurs stuurden kiesmannen naar het Electoral College. Dat koos de president.

Onder invloed van het ontluikende twee-partijensysteem zagen Republikeinse en Democratische kandidaten zich in toenemende mate gedwongen de boer op te gaan om de standpunten van hun partij ruimere bekendheid te geven. Het bleef een president(skandidaat) geruime tijd onwaardig om zichzelf op de borst te kloppen. Gaandeweg kalfde de inbreng van de partij in het nomineren van een kandidaat echter af ten voordele van het volk. De ?horse race” werd almaar meer bepaald door de populariteit van een kandidaat in brede lagen van de bevolking. Daarbij kon een kandidaat het zich niet langer permitteren te bescheiden te blijven. Toen generaal Dwight Eisenhower zich in 1952 realiseerde dat de Republikeinse partij hem niet spontaan de nominatie zou aanbieden, schoof hij zichzelf als kandidaat naar voren. De populaire ?Ike” werd zonder veel moeite verkozen tijdens de Republikeinse Conventie en nam het vervolgens op tegen zijn democratische rivaal Adlaï Stevenson. TV speelde voor het eerst een rol in de campagnes. Het kastje had zich toen al in zeventien miljoen huishoudens genesteld, en zou in toenemende mate de koers voor het presidentschap mee gaan bepalen. De historicus Gill Troy verhaalt in zijn boek ?See how they ran ; the changing role of the presidential candidate” hoe een reclamebureau de volgende tv-spot in elkaar stak : ?Een vrouw houdt een tas vol etenswaren voor Eisenhowers neus en klaagt : ik betaalde hiervoor 24 dollar ! Kijk hoe weinig daarvoor te krijgen is. Waarop Eisenhower : enkele jaren geleden betaalde je slechts tien dollar voor deze zaken. Nu 24. Volgend jaar dertig. Dat is de gang van zaken, tenzij mensen voor een nieuwe koers kiezen. Tussen de opnames mompelde Ike : Dat een oude soldaat nog tot zoiets zijn toevlucht moet nemen…”

MELKPRIJS.

De ambivalentie van presidentskandidaten tussen enerzijds de populistische toer opgaan en anderzijds in waardigheid wachten tot je als kandidaat geroepen wordt, doet zich ook anno 1996 nog gelden. De gepensioneerde legergeneraal en nationale held Colin Powell houdt zich momenteel gedeisd en zegt desgevraagd er niets voor te voelen zich in de race te storten. De partijnomenclatuur zou hem wat graag als vice-president naast Bob Dole plaatsen of hem mogelijk op kop zetten, mocht Dole ineens de mist ingaan. De populist en begaafde redenaar Pat Buchanan lijkt dit gevaar aan te voelen en waarschuwt zijn aanhang te pas en te onpas voor een kandidaat op het vice-presidentschap, die zoals Powell ?pro choice”, dus voor een vrije keuze inzake abortus, is.

Bob Dole, de leider van de Republikeinse fraktie in de Senaat, vertolkt zijn populistische rol met maagzuur. De rol ligt hem niet echt. Het liefst zou hij zijn rijke ervaring voor zichzelf laten spreken, en zich op afstand van al dat gehakketak houden. Maar net als Eisenhower heeft hij geen andere keuze dan zich met het volk te mengen, kinderen te kussen, handen te schudden en groepen toe te spreken tot zijn stem er schor van wordt en zijn handen blauw en gezwollen. Toen hij tijdens een van zijn optredens een vraag over de prijs van etenswaren op zich afgevuurd kreeg, richtte hij zich onmiddellijk tot een staflid met het verzoek : ?vind voor mij uit wat de prijs van een liter melk en een dozijn eieren is.” Vertrouwd zijn met huiselijke besognes is voor een presidentskandidaat evenzeer nodig als legislatieve ervaring en visie.

Tegelijk moet je over de stamina beschikken om de uitsputtingsslag te doorstaan. Op het einde van zijn race tegen Richard Nixon kon alleen nog de vraag ?Wat denk je dat Nixon momenteel aan het doen is ?” John Kennedy nog tijdig uit zijn bed krijgen.

Nick Mitroupolis, momenteel verbonden aan Harvard University’s prestigieuze School of Government, maakte de voorbije decennia deel uit van het team van verschillende kandidaten, onder wie Jimmy Carter in 1976 en Michael Dukakis in 1988. ?Ik reisde dagelijks met Dukakis door het land, twintig maanden aan een stuk, in totaal 600.000 mijl. Zowel Bush als Dukakis waren uitgeput op het moment van het confronterende debat met de vraag over de verkrachting.” Geen van beiden was er tijdens hun tournees voor teruggeschrokken enige populisme aan te kleven. Dat de oorspronkelijk zeer gedegen overkomende Dukakis niet geschikt was voor ?gigs”, werd pijnlijk duidelijk op het moment dat de Democratische kandidaat, compleet met helm, in een M-1 legertank kroop. Daarmee wilde hij aantonen dat hij geen softie was op het vlak van bewapening. Maar Dukakis zag er uit als een betrapte schooljongen en bekwam alleen maar een averechts effect.

OORLOGSHELD.

Hoe belangrijk zijn charisma en een vuurspuwende retoriek in de Amerikaanse verkiezingscampagnes ? Mitroupolis : ?Ik vond dat Michael Dukakis meer charisma bezat dan de meeste andere kandidaten. He looked good on tv. Hij was niet de grootste orator, maar evenmin een povere spreker. Voor een Steve Forbes, Lamar Alexander of Bob Dole moet hij niet onder doen. Toch geloof ik dat het charisma minder belangrijk is dan de boodschap. Charisma sorteert slecht effect, als de kandidaat ook een boodschap heeft. Bob Dole zou ik een man met postuur, met status noemen, niet noodzakelijk met charisma. Dat zou hem geen parten spelen, mocht hij een goede feeling hebben voor de zaken waarvoor Amerikanen momenteel warm lopen. Dat hij in New Hampshire toegaf zich niet te realiseren dat de vrijhandel zo’n belangrijk thema is waar de winnaar daar, Buchanan, munt uit sloeg , doet me denken dat Dole en zijn team niet echt in contact zijn met wat er bij de bevolking leeft.” Dole gaf zijn oude campaign-manager de bons en slaat tegenwoordig een andere toon aan. En het levert hem geen windeieren op.

Boodschap versus persoonlijkheid, wat staat eigenlijk centraal ? Amerikanen klagen al jarenlang dat de verkiezingscampagnes zo negatief, triviaal en oppervlakkig worden. Daarbij wijzen ze al snel met de vinger naar de media, en dan vooral naar de vluchtige tv-advertenties. Dat dure tv-spots die het belang van fundraising en megadollars vergroten wel degelijk het verloop van een verkiezing kunnen bepalen, bleek al in 1952 in de race tussen Stevenson en Eisenhower. Hun communicatiestijl werd door Troy vergeleken met respectievelijk ?een essay van Emerson een van Amerika’s meest klassieke schrijvers en een advertentie voor bubble gum.” Spendeerde Stevenson achttien keer een half uur op tv aan de uiteenzettingen van zijn standpunten, dan liet Eisenhower zich ondertussen bewonderen als de oorlogsheld met het ruwe maar rondborstige en niet te corrumperen karakter. ?Het is niet nodig om hem aan te kleden als een expert in alle aspecten van de politiek,” meende een van zijn adviseurs. Eisenhower won.

Het inhoudelijke debat ontaardt wel eens in een debat over de manier waarop de concurrenten campagne voeren. In Arizona besteedden de Republikeinse kandidaten in een tv-debat een goede portie van de hen toegemeten tijd om de campagnetechnieken van de rivalen te bekladden. TV-spots bleken daarbij de hete aardappel. Bob Dole, wat in het nauw gebracht, beet miljardair Forbes toe dat hij de verkiezingen kocht. Forbes, die een fortuin verwierf met zijn uitgeversimperium, spendeerde vlot enkele tientallen miljoenen dollars uit eigen zak aan tv-advertenties. Daardoor zag Dole, de Republikeinse voorzitter van de Senaat en de door hoge partijfunctionarissen gesteunde kandidaat, zich wel genoodzaakt veel grotere happen uit zijn budget aan concurrerende tv-spots uit te geven dan hij aanvankelijk gepland had.

De vroege successen van Forbes en Buchanan betekenden overigens niet alleen een streep door de rekening van Dole, maar ook door die van de partijnomenclatuur. Ze verkortte dit jaar de periode van de voorverkiezingen aanzienlijk in de hoop Dole daardoor een betere kans te geven om zich voor te bereiden op de confrontatie met Clinton. De samengebalde procedure doet echter het belang van een overtuigende persoonlijkheid en retorisch talent nog toenemen. Het stelde de vlotte tv-jongen Buchanan alvast in de mogelijkheid Dole het vuur aan de schenen te leggen.

ONBEHAGEN.

Waarom blijven kandidaten in dit tv-tijdperk door het land trekken om hun achterban toe te spreken ? Het antwoord luidt ironisch : omwille van de tv. De kandidaten moeten immers voor de nodige ?happenings” zorgen, vertelt Mike Murphy, campaign-manager voor Lamar Alexander. Vooral Buchanan toont zich daarin een meester. Zijn supporters volgen hem in dichte drommen, dragen onveranderlijk de T-shirts van de Buchananbrigade, hebben mestvorken of bezemstelen in de hand de gelijkenis met de symboliek van het Vlaams Blok is niet arbitrair en aarzelen niet op de deuren te bonken als een zaal volzet en dicht is. Buchanan, een voormalig tv-commentator en een rasechte demagoog, kan als geen ander kandidaat de pers bespelen. ?Hij maakt het journalisten makkelijk, biedt ze altijd een goede story aan,” zegt Anthony Flint van The Boston Globe, een van de grootste kranten in het noorden van de VS. ?De man trok in New Hampshire, een traditioneel erg belangrijke primary, zoveel persmensen aan, dat hij de arbeiders van het houtbewerkingsbedrijf, waar hij ging spreken, niet eens kon bereiken.”

In zijn campagne schuwt Buchanan de krasse uitspraken niet. Daarbij peutert hij voortdurend in de wonde van veel Amerikanen, namelijk hun onzekerheid over de economie. De oplossingen die hij aandraagt, getuigen soms van een onwaarschijnlijke ridiculiteit bijvoorbeeld, een kilometer lang hek aan de grens om de illegale Mexicanen tegen te houden ( ?It is my country !) en het opzeggen van de vrijhandelsakkoorden vanuit economisch protectionisme , zijn solidariteit met het onbehagen van het Amerikaanse volk slaat aan. Maar niet bij iedereen. Een taxichauffeur in Boston : ?Buchanan is een racist, maar de andere kandidaten stellen ook niet veel voor. Die Alexander lijkt mij een welfare case, iemand die nooit iets anders gedaan heeft dan leven op kap van de belastingbetaler.” Hij blijkt een aanhanger van de Democraten, straks stemt hij voor Clinton. De grote thema’s van de verkiezingen kan hij makkelijk duiden. ?Het draait allemaal rond werk. Mensen voelen zich onzeker in dit land. We kunnen ons kapot werken en toch geen verbetering zien. Een van mijn collega’s stond aan het hoofd van een verkoopsafdeling. Van de ene dag op de andere raakte hij zijn job kwijt. Nu rijdt hij met de taxi. En zelf kan ik rondrijden zoveel rijden ik wil, ik hou er geen dollar meer aan over dan vroeger.”

Nick Mitroupolis herkent die uitingen van ongenoegen goed genoeg. ?Tenzij er iets dramatisch aan de hand is, zoals een oorlog, zullen de mensen altijd stemmen voor zaken die ze in hun eigen zak voelen. De economie was Clintons thema bij de vorige verkiezingen, en zal nu ook wel centraal staan. Daar ligt ook de verklaring voor de goede start van Buchanan in New Hampshire. Niet alleen arbeiders hebben schrik hun werk te verliezen, ook het kaderpersoneel voelt de angst oplopen. Die mensen waanden zich tot voor kort veilig, maar merken nu dat, bijvoorbeeld, een gereputeerd en productief bedrijf als AT&T 14.000 mensen aan de dijk zet.”

ROOD-ZWART GERUIT.

In Boston houdt Lamar Alexander een verkiezingsralley. De opkomst is matig, slechts een kleine kringetje van ingewijden en reporters blijkt op de hoogte van het initiatief. ?Ze hadden op zijn minst de office staff van drie plaatselijke Republikeinse senatoren naar hier kunnen sturen,” moppert de correspondent van een lokaal blad. Toch weet de campaign-manager wat hij doet : veel mensen die op kantoren werken, komen hier tijdens hun lunchpauze een hap eten en blijven staan om naar de speech van de gewezen gouverneur van Tennessee te luisteren. De redevoering duurt hooguit tien minuten, maar de tv-ploegen kunnen toch plaatjes schieten met een behoorlijke opkomst.

Tijdens zijn campagne deelt Alexander rood-zwart geruite hemden uit. ?Elke dag geef ik een hemd aan een uitmuntende Amerikaan.” Hij noemt zichzelf een Washington- outsider, belooft het volgens hem overgecentraliseerde gezag te kortwieken, onder andere door het Congres halftijds naar huis te sturen, en richt dan zijn gifpijlen op Bob Dole. ?Dole is de beste legislatieve technicus die we hebben, maar heeft geen frisse ideeën meer. Dole, we respecteren je, maar je bent niet de beste man. Het is tijd voor leiderschap, tijd om vooruit te kijken. Laat het volgende presidentschap aan Lamar Alexander !” Er weerklinkt applaus, dan volgt het tradionele handen schudden. De bespottelijkheid van het voorstel om de werktijd van het Congres te halveren, schijnt geen levende ziel te storen. Wat wél beklijft, is dat Alexander het anti-Washingtongevoel, dat bij veel mensen leeft, heeft betokkeld.

Veel Amerikanen projecteren hun onbehagen op zowel ?big business” als op ?big government”. Ze krijgen het gevoel dat ze zelf de controle verliezen over de machten die hun leven bepalen. Voor hun frustratie daarvoor zoeken ze een zondebok.

Nogal wat Amerikanen gaan blijkbaar gebukt onder het gevoel steeds minder kontrole te hebben over de machten die hun leven bepalen en gaan op zoek naar een zondebok of bliksemafleider. Waar Buchanan voor het thema van de economische onzekerheid kiest, drukt Alexander de anti-regeringstoets in. Met die stok slaan de Republikeinen al lang. De samenvatting van hun discours : ga je, zoals de Democraten, de economische onzekerheid en ontslagen te lijf met overheidssteun, bijvoorbeeld voor herscholing ; of geloof je, dat de vrije markt zichzelf wel zal redden als je haar zo min mogelijk reguleert en het zwaartepunt van politieke macht meer regionaliseert ?

PURITEINS.

Michael Sandel van de Harvards School of Government denkt dat de ontevredenheid van de Amerikanen ook wortelt in de vrees dat het sociale netwerk van families, buurten en gemeenschappen steeds meer afbrokkelt. Ook dat is gevonden vreten voor de Republikeinen, hun mond loopt over van de pleidooien voor het behoud en/of de terugkeer van de oude values, de waarden van vroeger. Niemand kende die truc beter dan Ronald Reagan, die hamerde doorlopend op de gemeenschappelijke waarden zoals het geloof in familie en buurtschap, religie en patriottisme. Reagan besefte dat het volk in een globaal bestel met zijn ondoorzichtige geld- en informatiestromen hunkert naar zingeving op kleinere schaal, en maakte hiervan handig gebruik om een ?new Federalism” te bepleiten dat de macht naar de staten en naar de steden zou verschuiven. De Democraten van de Reagan-era stonden met hun mond vol tanden te luisteren naar deze argumenten. Zij hadden immers het federale gezag altijd als een uitkomst gepropageerd tegenover plaatselijke willekeur en discriminatiepraktijken. En van het waardendebat hielden ze zich liefst zo ver mogelijk, in de overtuiging dat de staat de ruimte diende te creëren waarbinnen elke burger als vrij en onafhankelijk mens zijn eigen waarden moest kunnen bepalen en realiseren.

Maar met het toenemend onbehagen in het afbrokkelen van het sociale netwerk en met het collectieve gevoel van onveiligheid, voerde de Democratische president Clinton wat dat betreft een radicale koerswijziging door. In zijn betoog duikt de eerder beladen term ?values” weer op. Werkgelegenheid scheppen in de gedepriveerde inner cities is niet meer alleen van economische belang, meent Clinton, maar ook voor het karaktervormend, structurerend en disciplinerend effect dat het uitoefent op families.

Michael Sandel gelooft dat politici het waardendebat niet langer kunnen negeren. Dat speelt volgens hem immers alleen in de kaart van aartsconservatieve groepen zoals de Christian Coalition, die zich door het vurig geloof van duizenden vrijwilligers als een geduchte speler in de primaries ontpopt. In Iowa, bijvoorbeeld, verspreidde de Christian Coalition kilo’s brochures met een doorlichting van de diverse kandidaten op hun christelijke waarden. Buchanan scoort goed in die groep. Dole wringt zich in bochten, zegt het ene moment dat hij tegen abortus is, en even later dat hij zijn dochter zou steunen mocht zij tot een abortus besluiten. Wanneer politici de morele dimensie te veel buitenspel zetten en geen visie kunnen bieden, vloeit daaruit volgens Sandel nog een ander negatief effect. Het debat zwenkt dan, weliswaar in verdekte vormen, af naar het privéleven van de kandidaten. Nog voor de verkiezingen van 1988 goed en wel van begonnen waren, moesten twee Democratische kandidaten al inbinden : de ene, senator Gary Hart, omwille van een avontuurtje, de andere, Joseph Biden, na beschuldigingen van plagiaat tijdens zijn studies rechten en tijdens politieke speeches. De Amerikanen zijn een puriteins volkje als het op hun president aankomt.

ONKREUKBAAR.

Staan alle aspecten van het professionele of privé-leven van een Amerikaanse presidentskandidaat open voor de jacht, of bestaan er nog gentlemen’s agreements over waar de limiet ligt ? Bruce Herschentson, voormalig Republikeins kandidaat voor de Californische Senaat : ?Niet meer. In het verleden ontsnapten een aantal zaken aan de controle, bleven er nog off limits. Een seksuele affaire bijvoorbeeld, of het tappen van telefoonlijnen. President Kennedy tapte lijnen af, president Johnson ook. Het gebeurde courant in het oval office maar het was iets waar je niet over sprak. In het midden van de Nixon-tijd veranderden de spelregels ineens. Dat er afgetapt werd, was geen verrassing, dat het zo’n opschudding veroorzaakte des te meer. Toen Nixon hoorde van de inbraak in het Watergate-gebouw, zei hij : Who did this crazy thing ? That’s stupid. Daarna praatte hij gewoon verder over andere zaken omdat de kwestie voor hem no big deal was. Het was een gangbare praktijk en ineens werd het een schandaal.”

Amerikaanse presidentskandidaten bevinden zich in de weinig benijdenswaardige positie dat ze tegelijk een voorbeeld voor de natie moeten zijn meer clean, meer onkreukbaar dan de rest van het volk en tegelijk als een man van het volk moeten overkomen, zoals de rood-zwart geruite flanellen hemden van Alexander moeten bewijzen. Geen wonder dat kandidaten drie keer nadenken voor ze zich in de ?horse race” storten. Vele bekwame politici zullen nooit het presidentschap ambiëren.

Ria Goris

Bob Dole voert campagne : schorre stem en blauwe, gezwollen handen.

Michael Dukakis : Kitty, ik verknoeide het.

Het rood-zwart geruite hemd van Lamar Alexander : man van het volk.

De brigade van Pat Buchanan : recht op de zere plek van de Amerikanen.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content