‘Nieuws maken is hordelopen geworden.’ Miel Dekeyser, meer dan een kwarteeuw de Amerika-watcher bij de radionieuwsdienst van de BRT, weet het uit ervaring, maar de hindernissen zijn groter geworden en de valpartijen legio. In ‘De media een pretpark’ analyseert hij de nieuwsbusiness anno 2000, nieuws als snelle hap. Hoofdstuk 2: De McDonald’s van de media.
Op de lezers, kijkers of luisteraars kun je dus niet bouwen. Die willen alleen maar zichzelf lezen, horen en bekijken. Daar wordt steeds ruimer rekening mee gehouden, maar dan moet er nog iets worden bedacht waarrond en waarover ze gaan kletsen.
Daarom hebben de omroepen iemand ingehuurd die het publiek professioneel naar de ogen kijkt en naar de mond praat.
Een soort parfumeur die probeert uit te vissen wat de klanten lekker maakt. Een mediacouturier die de mode van het seizoen aanvoelt en in vormen kan gieten. Een gastronoom die de hapjes voorproeft. Een marktonderzoeker, de ’test-aankoper’ van het huis die de klanten én de waren kent en ze met elkaar probeert te verzoenen. Hij zegt wat de mensen lusten. Hij wéét wat wél verkoopt en wat niét. Eigenaardig genoeg telt hier de klant en niet de waar. Dergelijke figuren kent de échte ‘vroegmarkt’ nog niet. Daar verloopt alles als vanouds. De boer met de mooiste witlof of de beste boter verkoopt het meest. De boer wéét wat de klanten van hem verwachten. De klanten wandelen rond en maken hun keuze. Meestal blijven ze staan bij hun vertrouwde kraam. Ze kopen wat ze kennen.
Rondwandelen op de avondlijke tv-markt kan even gemakkelijk. Je zapt van zender tot zender. De beste mediaboeren zullen automatisch het best verkopen, zou je denken. Maar zo gaat het niet. Zijn de mediaboeren dan zo onzeker van hun stuk?
Vallen de klanten dan zo moeilijk te bevredigen? Of is het zó met de media gesteld dat die méér wakker liggen van de klantenbinding dan van hun waar? De programma’s zijn er alleen maar om klanten te winnen en te houden. De media zijn de McDonald’s van de keuken. Ze leveren hapklare maagvulling in een kleurrijke omgeving. Ze bieden voorspelbare dingen die goed ogen en gedurende enkele minuten lekker smaken. Naast de hamburgertenten horen voortaan de tele- en de radiotenten en de kranten met hun enorme kleurenfoto’s. Het gaat hem niet meer om de sappigheid van de tomaten of om de rijpheid van de perziken maar om de verpakking.
De man die voor kranten en omroepen die zware verantwoordelijkheid torst is de ‘strateeg’. Je kunt hem moeilijk de ‘voorproever’ noemen want hij mag niet verdacht worden van enige ‘goede smaak’. Die hoeft hij niet eens te bezitten. De smaak van de lezer, de kijker of de luisteraar is ook de zíjne.
Het is zelfs het beste voor hem dat hij niet aan ‘goede smaak’ lijdt. Programmering heeft niets met zíjn smaak te maken. Hij is op dat stuk een onbeschreven blad. Wat vandaag ‘in’ is, wordt onmiddellijk de smaak van de omroep. In een kranteninterview zegt Aimé Van Hecke, strateeg van de VRT, dat hij erover waakt dat het juiste programma op de juiste zender op het juiste tijdstip wordt uitgezonden.
Zo bekeken is het géén kleine klus. De strateeg is zowat de tv-God. Hij moet erover waken dat het televisiewereldje gesmeerd loopt. Als ik hem later nog eens de vraag stel, maakt de tv-God zich een stuk kleiner. ‘Ik ben een professional die met tv moet omgaan,’ zegt hij bedachtzaam en hij voegt er in één adem aan toe: ‘Zélf kijk ik relatief weinig tv. Ik verkies marktonderzoek boven mezelf als norm.’
Een God die dus niet wakker ligt over zijn schepping. Die schepping is alvast ook niét gemaakt naar zijn Beeld en Gelijkenis.
Naar dat van wie wordt er dan wél televisie gemaakt? De strateeg werkt met groepjes van vier kijkers. Mensen die de programma’s kritisch vooraf bekijken. Ze vinden die goed, matig of ronduit slecht. Zíj zijn dus die fameuze marktonderzoekers.
Met zijn vieren! Op vijf miljoen Vlamingen! Het moeten wel vier van de allerwitste raven zijn. Wie vindt ze waar? Strateeg Van Hecke laat die subtiele taak over aan ‘marktonderzoeksbureaus’. ‘Vaak rekruteert Censydiam,’ aldus de strateeg, ‘zij vinden dan vier gewone kijkers die hun eigen spontane reacties geven. En wij proberen de reacties van het panel te begrijpen.’ Er wordt trouwens meer dan één team van vier ingeschakeld, naargelang de doelgroep van de kijkers. Er zijn immers drie klantvariëteiten: de spontane genieters, de gezinskijkers en de meerwaardezoekers. Hoe hou je ze uit elkaar? Wat is nu precies een ‘spontane’ genieter. Van Hecke kan het secuur omschrijven: ‘Dat zijn mensen die op een onbevangen manier genieten van de ontspannende dimensie van de tv.’ Wat is nu ook weer onbevangen? ‘Niet door scrupules geremd’ zegt Van Dale.
Het klinkt wel een tikkeltje onguur. ‘Een spontane genieter kijkt met een open geest naar de buitenwereld en is bereid zich over te leveren aan wat de televisie brengt,’ aldus de strateeg. ‘Een open geest’ is een grote kwaliteit. Wil dit zeggen dat ‘iemand die niet zomaar de programma’s op zich laat afkomen’ een bekrompen geest heeft?
Naast de ‘spontane’ genieters zijn er nog de meerwaardezoekers.
De naam zegt waar het om gaat. Die kijkers horen op het tweede net, Canvas. Voor hen is er onder meer het uitstekende Panorama. De strateeg noemt dit programma ‘een dinosauriër uit de jaren vijftig’. Is Canvas een net voor paleontologen en archeologen? Is een meerwaardezoeker een dinosauriër? En nog een lastige vraag: als er mensen zijn die ‘meerwaarde’ voor hun belastingsgeld willen, zijn er dan ook anderen die expliciet minder waarde eisen? Wat onderscheidt de spontane genieter van de meerwaardezoeker? Van Hecke: ‘Meerwaardezoekers genieten op een gecontroleerde manier.’ Zijn de spontane genieters dan allesvreters als het op tv-programma’s aankomt? Hebben zij dan helemaal géén normen? ‘Duizendmaal nee,’ zegt Van Hecke, ‘de VRT heeft zijn eigen kwaliteitscriteria.’
Nu naderen we de kern van de zaak. De strateeg-met-kwaliteitsnormen! Die zouden we wel eens willen kennen. De strateeg wappert met zijn wijsvinger. ‘De kwaliteitsnormen zijn voor de VRT bestemd en alléén voor de VRT. Wij geven daar géén details over.’ De strateeg kijkt strategisch. De interviewer kijkt een beetje onthutst. Is een omroep dan niet trots op zijn normen?
We proberen de strateeg te vermurwen en hij laat een glimpje van de kwaliteitsnormen los: ‘Een essentieel criterium is wel dat we de mensen in hun waarde laten,’ zegt Van Hecke kriptisch. ‘En we zweren sensatie af,’ zegt hij resoluut. Dat is een uitdaging. Wat doen we met het zestienjarige hoertje Stephanie uit Gent? Ze zorgde in Koppen voor een fikse controverse. Achteraf slikte het kind, dat zich geprofileerd had als het jongste hoertje van Gent, haar woorden in. Ze had het allemaal anders bedoeld, beweerde ze. Hoe gaat dat met kinderen? Wat zegt Aimé Van Hecke daarop?
‘Het stuk over Stephanie bracht een relevant nieuwsfeit dat absoluut zijn plaats had in Koppen. Het hoorde perfect in een informatieprogramma op de openbare omroep.’ En wat met Fily Houteman in hetzelfde programma? Fily is prostituee en karakterdanseres. Vult ze een ‘niche’ in het spontaan genot van de TV-1-kijker? Hoe relevant is Fily? Ze leeft in twee werelden.
Met één voet in de studio, met de andere in de gevangenis! Eén strateeg verborgen achter vier deskundige kijkers. Dát is het geheim van goede VRT-televisie. Amper één programma van zijn twee netten raakt in de kijkcijfertop van de zomer van 1999.
In de daaropvolgende winter scoort de VRT een stuk beter. Met De mol, een actiespel met spanning, verrassing, een toppanel van spelers en superieur geregisseerd, staat de VRT de hele winter aan de top in de kijkcijferhitparade. Is het de verdienste van de strateeg met zijn geheime panel van kijkers? Of is het alweer een succes van Woestijnvis? Is De mol geen typische uitdaging voor meerwaardezoekers? Het is alleszins bestemd voor intelligente kijkers. Zijn er dan plots twee miljoen intelligente kijkers in actie gekomen? Bij Canvas zijn de meeste meerwaardezoekers weggelopen naar De mol.
De benaming ‘strateeg’ doet denken aan het leger, en zeker niet aan ‘open vizier’. Allerlei trucjes, die niets met de inhoud van de programma’s te maken hebben, dienen om het publiek te lokken en weg te houden van de concurrentie. Zo begint in 1999 het programma Koppen een half uur vóór Telefacts (een verwante uitzending van de VTM). Voorlopig staat Telefacts op de zesde plaats van de tv-hitparade. De VRT-magazines staan nergens, Panorama noch TerZake. Zal dat veranderen met de komst van Koppen? Zal dat erin slagen fans van Telefacts af te snoepen? Niet met zijn inhoud maar louter met zijn halfuur voorsprong? Dat is alleszins de ‘strategische’ bedoeling.
Wie nu denkt dat de VTM ruiterlijker handelt dan de openbare underdog komt bedrogen uit. VTM begint zijn avondlijk nieuwsjournaal steevast twintig seconden vóór het uur. Om de VRT voor te zijn. Is dat de smaak van de kijker? Is dat de vaste hand van de strateeg? In 1998 heeft de VRT geprobeerd zijn avondnieuws te promoten door het aan een nieuwe ‘locomotief’ vast te haken. De cijfers van Mooi en Meedogenloos (de soap die aan het nieuws voorafging) zijn een beetje gedaald. Ben Crabbé doet het met zijn spelprogramma Blokken daarentegen heel goed.
‘Als dat programma nu eens onmiddellijk vóór het Journaal komt, dan zullen de kijkers er ook wel het bulletin bijnemen,’ redeneerde de VRT-directie. Het heeft niet merkbaar mogen baten. De vlugge kijkers hadden onmiddellijk door dat het Journaal niét de voortzetting van Blokken was. Zie je wel dat de kijkers slimmer zijn dan algemeen wordt gedacht.
Die steeds verder aangescherpte concurrentie is besmettelijk. Ze tast het journalistieke werk danig aan. Ook de zogezegde ‘coryfeeën’, de vedetten van het journaal, voelen dat hun zekerheden en principes worden aangevreten. Kranten en mediapublicaties proberen VTM-reporters en VRT-redacteurs tegen elkaar uit te spelen. Guy Polspoel tegen Siegfried Bracke bijvoorbeeld. Voor de verkiezingscampagne is Polspoel ‘overgelopen’ naar de VTM. Maar dat woord hoort hij natuurlijk niet zo graag. Slimme Polspoel probeert zijn optreden voor de VTM te vergoelijken. Wat is tenslotte nog het onderscheid tussen beide beeldjesfabrieken? ‘De principiële vijandelijkheden tussen de openbare en de commerciële omroep takelen duidelijk af,’ zegt Polspoel, ‘de openbare omroep is fel richting commerciële omroep opgeschoven. Op korte termijn zal het geen stof meer doen opwaaien als mijnheer X van de VRT naar de VTM verhuist of omgekeerd. Het zal een gewoon nieuwtje zijn zoals een doorsnee voetbaltransfer.’
Met ‘mijnheer X’ bedoelt Polspoel natuurlijk zichzelf. Waarschijnlijk heeft hij gelijk. Maar dan wordt het een pure geldkwestie. Intussen zijn we nog net niet zo ver. De al dan niet occasionele ‘overstap’ van de reporter naar de commerciële zender is alvast niet lichtzinnig gegaan. ‘Ik geef grif toe: toen ik dat aanbod van VTM kreeg, heb ik ernstig getwijfeld,’ aldus Polspoel. Daarmee weet de man zichzelf te sussen. En hij heeft nog sterkere argumenten. ‘Wat ik nu op de commerciële zender doe, is niets anders dan wat ik tot nu ooit gedaan heb. Op geen enkel moment is me gevraagd me aan te passen.’ Dat de omkadering van het programma op de commerciële zender een heel andere kleur aan zijn interview geeft, een veel lichtere, laat hij buiten beschouwing.
Siegfried Bracke van TV-1 heeft wél zijn twijfels over de gelijkwaardigheid van de beide zenders. Hij blijft erbij dat er ook nú nog een fundamenteel verschil bestaat tussen het VTM-nieuws en het VRT-journaal. Hij is het eens met Marc Uytterhoeven die in het satirische programma Alles kan beter een karikatuur heeft geschetst van de manier waarop de twee zenders eenzelfde ongeval verslaan. Volgens Uytterhoeven luidt dat op VTM: ‘Wauw, wreed accident in Brugge.’ Bij de VRT klinkt dat, in een understatement: ‘In Brugge is een auto van de brug gereden.’
Bracke en Polspoel zijn het wel roerend eens dat de hete adem van de concurrentiedraak in hun nekken brandt. De respectieve nieuwsdiensten reageren steeds sneller want ze willen allebei ‘scoren’. Ze staan te trappelen om een ‘scoop’ binnen te halen, om een exclusiviteit te versieren. Research steeds beperkter en oppervlakkiger. Daar is gewoon geen tijd genoeg voor. Ze zeggen vlugger ‘ja’ tegen ongecontroleerde geruchten. En sommige gehaaide figuren profiteren daar maximaal van. Regina Louf, het chronisch misbruikte meisje dat de media lekker maakte als X1, is er één van.
Haar verhaal is schokkend. Maar is het waar? Wat moeten, wat mogen we met zekerheid onthouden en geloven van de zaak-Dutroux? Hij is een maniakale misdadiger die zich aan een massa kinderen heeft vergrepen, verkrachting en moord inbegrepen. Hij kon het doen omdat hij steeds maar opnieuw vrijkwam. Dat kon toch niet gebeuren zonder medeweten van hogerhand? Maar wie beschermde Dutroux zovele jaren? De allerhoogste instanties van het land, zo werd gefluisterd. Door ‘doorgaans betrouwbare bronnen,’ politieke kringen, het gerecht zelfs.
Nieuws maken is hordelopen geworden. Dat was het altijd al wel een beetje maar nu zijn de hindernissen zó hoog dat de valpartijen legio zijn. De betrokkenen, de redacties van omroepen en kranten, zijn zich van de situatie bewust, maar ze besluiten niet het voortaan wat langzamer aan te doen, met méér geduld en méér aandacht. De aantrekkingskracht van de vlugge aanpak haalt het steevast van de doordachte, interessante informatie. We leven tenslotte in de eeuw van de ‘vlugge hap’, de ‘snelkoker’, het ‘drive-in restaurant’. Het komt erop aan de lezers en kijkers te laten slikken voordat ze kunnen proeven. Op vergissingen wordt héél schoorvoetend teruggekomen. Die hadden immers gisteren plaats. Ze waren bovendien het werk van een collega.
De VRT-jongens en meisjes staan in een zeer dubbelzinnige positie tegenover de commerciële concurrent. Ze zijn ernstiger, ze schaatsen niet over ijs van één nacht, ze vermijden ook elke scheve schaats. En de kijkcijfers? Hoe minder kijkers, hoe degelijker hun werk. Is dat een typische houding voor jonge mensen? Natuurlijk niet. Dirk Tieleman, ouder van jaren maar zeer jong van geest, kijkt trouw maar stiekem naar de fratsen van Paul Jambers op VTM. Dat is dan ook nog eens een ex-collega, die al jaren vroeger eieren voor zijn geld heeft gekozen en overstapte naar de commerciële zender.
Wat is er met die Jambers aan de hand? Is hij op een dwaalspoor geraakt of heeft hij het licht gezien? Hij heeft alleszins naam gemaakt. Die naam is een begrip geworden voor een bepaalde stijl. Hij drukt de kijkers, ‘zijn’ kijkers, met de nieuwsgierige neuzen op de naakte feiten. Liefst letterlijk. Hoertjes, homo’s, pedofielen, stripteaseuses en bodybuilders passeren de revue. Met tussen door een jonge priester die nog geen vrouw gevonden heeft en er ook geen wil. Alle inspiratie wordt dus níét rechtstreeks uit de riool gezogen. Normale pastoors met hun vrouw en met hun gezinnetje komen ook aan bod. Zij zorgen voor het evenwicht in de waaier van ‘menselijke’ thema’s die hij onuitputtelijk uitstalt.
Jambers is een begaafd tv-maker. Hij weet hoe hij vaart en vuur in zijn bijdragen moet stoppen. Hij wordt vol passie bekeken door een maximaal publiek. Hijzélf is een echte mediaverschijning met een wilde haardos. Dat oogt niet artistiek maar toont dat de man alweer geen tijd gehad heeft om zijn haar te kammen. Zo is het elke dag. Het kreupelhout rond zijn kin getuigt van hetzelfde ijltempo. Een man die er elke ochtend vóór dag en dauw moet ‘invliegen’ heeft geen tijd voor futiliteiten. Hij draagt ook nooit een das. Wél heeft hij zich in een leren jekker gehuld. Op die manier kan hij ‘ertegen’. Alles schampt af op die leren jekker. Hij kan tegen een duwtje, tegen de warmte, tegen de kou en tegen de regen. Hij is ‘a man for all seasons’.
Jambers is de reporter die de kleine man ‘groot’ heeft gemaakt.
Dat kun je in twee richtingen lezen: Jambers mag onderwerp zijn en de kleine man evenzeer! Jambers is iemand die zich niét thuis voelt op topconferenties, maar wél in de achterbuurten. Voor hem géén prominenten, wél decadenten. Zijn aanpak werkt aanstekelijk op wie ‘gebleven’ is. Achtergebleven op die onzekere, halfbewusteloze openbare omroep die zozeer aan zichzelf twijfelt dat hij om de paar jaar van naam verandert. Is een Jambers-kijker dan perfect op de hoogte van wat er in de wereld gebeurt? Natuurlijk niet. Maar is het diens bekommering? Het zou ons verwonderen. Wat Jambers filmt is wél journalistiek. Hij brengt verslag uit en gaat op de man af. Hij filmt uit ‘human interest’. Overal zoekt hij de mens. In zijn eigen woorden uitgedrukt, pleit hij voor een nieuwe vorm van televisiejournalistiek. ‘Creatief en spannend.’ Het is mode en hij is volop ‘in’.
Voorbeelden wekken volgelingen. Ze slaan ook aan op de redacties aan de Reyerslaan. Dirk Tieleman is een bewonderaar van Jambers. Hij heeft zich ook een leren jekker aangeschaft en zijn bestoppelde gezicht evenals zijn verwilderde snor, of wat er ook moge groeien op zijn bovenlip, maken van hem óók een harde jongen. In een dubbelinterview met zijn idool Jambers laat Tieleman overduidelijk blijken dat hij naar die andere ruige bast opkijkt. Hij is gewonnen voor zijn redenering.
‘De VRT heeft veel te lang te weinig menselijkheid in zich gehad,’ peroreert Tieleman, ‘alles was strak en stijf.En heel veel gebeuzel van allerlei deskundigen. De menselijke realiteit vertelt soms veel meer dan de uiteenzettingen van een stelletje specialisten. Portretten zijn een ‘must’ om een verhaal te personifiëren. Op bepaalde momenten moeten beelden voor zich kunnen spreken. En zijn verklaringen secundair of overbodig.’ Jambers beaamt de woorden van Tieleman. De jongens aan de Reyerslaan schijnen dus toch te leren uit zijn voorbeeld, hoor je hem denken. ‘In de camera zie je alles,’ betoogt de VTM-vedette. ‘Je ziet of een persoon liegt, je kunt zijn gelaatsuitdrukking lezen, je legt zoveel bloot als je voor de televisie komt.’ Daar schrik je toch even van op. Zullen Dehaene, Claes, Tobback, Verhofstadt en Pinxten (zelfs in het putje van de dioxinecrisis) écht in hun ogen laten kijken door de camera?
Tussen de regels door stel je vast dat Jambers over een ander soort journalistiek spreekt dan de VRT-jongens. Hij kiest zijn klanten naar hun koppen, niet volgens de informatie die ze bezitten en niet prijs willen geven. Hij ziet van tevoren op hun gezicht of er wat in zijn ‘slachtoffers’ zit. Het mogen stuk voor stuk marginale buitenbeentjes zijn, als ze maar goed zijn voor een lekker verhaal. Of ze dan meteen ook een probleem van het ogenblik helpen belichten, doet er helemaal niet toe. ‘Om representativiteit is het mij niet te doen,’ verkondigt Jambers.
‘Hebben ze appeal, verdient hun verhaal tien minuten televisietijd, lonen die mensen de moeite om naar te kijken?’ Wat hij nastreeft zijn ‘leuke dingen voor de kijkers’. Hij wil dat zijn figuren telegeniek zijn. Hij geeft toe dat zijn onderwerpen af en toe pikant zijn maar hij wil niet gezegd hebben dat hij louter op de emotie speelt.
Hiermee zijn we mijlenver van het nieuws en van de actualiteit verwijderd. Maar dat kan Jambers niet schelen. Hij geeft toe dat zijn favoriete thema’s vaak te maken hebben met agressievelingen, of jonge rijken of tienermoeders of pedofielen of aidspatiënten of ontspoorde mensen uit de onderste lagen van de bevolking. Maar bestrijk je daarmee de héle actualiteit? Vanuit zijn marginale getto-inspiratie heeft Jambers zich een cliënteel opgebouwd. Kijkers weten waarvoor ze bij hem terecht kunnen. ‘Ik maak de televisie die van mij verwacht wordt. Ik maak programma’s met het oog op hoge kijkcijfers,’ beaamt hij. Natuurlijk gebeurt het dat een programma van Jambers (toevallig) samenvalt met de actualiteit. Dat is dan mooi meegenomen.
Wanneer je met de biecht van een pedofiel uitpakt is het best denkbaar dat er uitgerekend die week een paar kindjes verkracht en vermoord worden. Dan zit je plots midden in het nieuws.
Wat is eigenlijk nieuws? Dát is toch de kern van de zaak. Een befaamd Amerikaans mediakenner, Howard Kurtz, perscriticus bij The Washington Post, heeft zich over de kwestie gebogen in zijn boek Media Circus. Wat hij over de essentie van het nieuws denkt is relevant, omdat de VS toch zowat de uitvinders zijn van de moderne media. Bovendien is hij één van de zeldzame vaklui die er hun beroep van gemaakt hebben om vanuit ethisch en professioneel oogpunt toe te kijken hoe de media evolueren.
Waar ze boffen en waar ze blunderen. Maar ook hij worstelt met de vraag: wat is nu eigenlijk nieuws? Want het antwoord daarop is niet altijd gelijkluidend geweest. Wat geldt in de journalistiek bij deze eeuwwisseling nog als nieuws? Bovenaan op de New York Times staat het antwoord: ‘All that’s fit to print.’ ‘Nieuws is alles wat geschikt is om gedrukt te worden.’ Een gedateerde spreuk want er is alleen maar sprake van ‘gedrukt’ nieuws. Op de koop toe speelt de spreuk het oordeel over wat nu eigenlijk nieuws is, door naar de journalist of naar de eindredacteur. Iedereen zal altijd voor zichzelf moeten uitmaken wat nieuwswaardig is. Lokaal nieuws, internationaal nieuws, wereldnieuws. Met de opeenvolging van de generaties en het wentelen van de decennia worden de normen steeds maar opnieuw verlegd. ‘De marge tussen nieuws en derderangs roddel werd steeds vager de voorbije jaren en ons moreel kompas slaat steeds vaker tilt,’ schrijft Howard Kurtz. ‘De vierkante waarheid,’ zegt de auteur, ‘is dat onze normen zo vormeloos geworden zijn dat we steeds vaker in de rol van morele waakhond worden gedwongen. Alle media, van de elitepers tot de riookranten zijn aangetast door de boulevardcultuur.’
[…]Letterlijk alles is nieuws geworden. In de VS hoeft de vraag naar wat nieuws is niet meer gesteld te worden. Alles kan, als het maar goed is voor de luister-, kijk- en leescijfers. Niet zo bij ons. De voorbije jaren heeft de pers de sappigste roddels nog te heet gevonden om op te dienen. Wat bijvoorbeeld met de tweeling van Wilfried Martens? Geen foto’s van die kindjes. En wat met de sentimentele relaties van Miet Smet? Er wordt gefluisterd. Hooguit. Eigenlijk wordt er alleen maar gesuggereerd.
En wat met de eventuele homoneigingen van Elio Di Rupo? De media die het nieuws brachten werden veeleer gekapitteld dan de politicus. Een roddelgolf zoals in Amerika staat ons dus wellicht nog te wachten.
Intussen hebben ónze sterreporters al evenmin een antwoord op de vraag: ‘Wat is nieuws?’ In een krantenartikel zegt VRT-journalist Dirk Tieleman: ‘Nieuws is nieuws.’ Zijn collega Alain Coninx tilt er zwaarder aan. ‘Op de redactie praten we veel over dat soort heikele kwesties. Altijd komen we tot dezelfde conclusie: inzake nieuws valt geen definitieve lijn te trekken. Je moet het elke dag opnieuw afwegen. De ‘harde’ Walter Zinzen is ook een vat vol twijfels: ‘Doodzwijgen van wat dan ook is op de duur niet houdbaar.’
Zinzen verwijst naar de vruchteloze poging van de pers om het Vlaams Blok uit de media te houden. Samen met vele anderen heeft hij vastgesteld dat je het Blok wél uit de media maar niet uit de gemeentehuizen kunt houden. Merkwaardig: velen worden door de media gemaakt, sommigen komen er zonder de media – sterker nog: tegen de media in. Volgens Walter Zinzen is het bijzonder moeilijk uit te maken of er nieuws in een moordzaak zit. ‘Moorden en zelfmoorden moet je geval per geval afwegen,’ meent hij. ‘Is er een maatschappelijke dimensie aan, dan moet je die geven. Gaat het om een puur privé-drama, dan pleit ik voor terughoudendheid.’ Maar op die manier dreigt natuurlijk de zelfcensuur. Kan de ethiek, kan een deontologische code raad brengen? ‘Nee,’ denkt Walter Zinzen, ‘een deontologische code geeft geen antwoord op de vraag: wát geef je, maar wel hoé geef je het. Ook op onze nieuwsdienst proberen we een gedragslijn te bepalen, maar dat valt niet mee.’ Dirk Tieleman springt nu ook in de discussie. ‘Telkens vragen we ons af wat onze accenten zijn,’ zegt hij. ‘Bij VTM zie je duidelijk een paar accenten: het spectaculaire vooraan.’ Dat klinkt nogal kritisch.
Opmerkelijk voor iemand die zich later zal ontpoppen als een Jambers-freak.
Paul Jambers heeft een uitleg klaar waarom ernstige onderwerpen niet geschikt zijn voor de buis: ‘Televisie leent zich niet voor elk onderwerp. Vertel mij eens hoe je de begrotingsproblemen op een filmisch boeiende manier kunt brengen? Dat gaat niet.’ Hij stelt vast ‘dat ernstige onderwerpen gemeden worden omdat ze te moeilijk zijn’. Wat moet je daaruit concluderen? Is televisie uiteindelijk weinig méér dan een prentjesblad, zoals Paris Match? Hebben we na welhaast vijftig jaar ontdekt dat de televisie alleen maar een beeldjesmachine, een soort videogame is? De voorbije jaren hebben de beelden het in elk geval gehaald van de tekst, beaamt Dirk Tieleman: ‘Journalisten en regisseurs staan nu veel dichter bij elkaar dan vroeger het geval was. Pakweg tien jaar geleden keek niemand vreemd op als eerst de tekst werd geschreven en men naderhand op zoek ging naar bijpassend beeldmateriaal. Dat is nu uit den boze.’
Voortaan regeert het beeld. Wie media onderwijst, kan zich daar alleen maar over verheugen. Film en tv zijn nu eenmaal essentieel beeld. Maar kun je daarom een verslag(je) over de jaarlijkse begroting weren? Dat kan je alleen als de tv-informatie een louter ontspannende of opwindende functie heeft gekregen. Of heeft overgehouden. Moet je een bloedloze staatsgreep van het scherm houden omdat er geen rellen te tonen vallen zodat er dan toch geen bloed vloeit? Toon je dan liever warrige maar felle rellen in Siërra Leone zonder dat ook maar één kijker snapt wat er in dat verre en besloten land aan de hand is?
Het gebeurt dagelijks. Het is een beetje zoals op school een taal leren zonder woordenboek of handboek. De nieuwe wet van de tv komt erop neer dat alles kan als het maar boeiend, prettig en sensationeel oogt. Weg met de Wetstraat, leve de Hoogstraat!
Televisie gaat voortaan te rade bij de gewone man en bij de gewone vrouw. Hún problemen zijn eenieders problemen. Bij hén zit voortaan het nieuws.
‘Verstandige mensen hoef je helemaal niet te beschermen tegen zichzelf,’ meent Dirk Tieleman. ‘Neem nu het koppel dat over partnerruil wilde praten. Dat paar was er erg op gesteld om zich te outen, dat was hun bewuste keuze. Ze wilden zich outen,’ zegt Tieleman. Is dat de taal van de doelgroep die je elke week in de voetbalkantine tegenkomt? Is dat het jargon van de achterbuurt?
In de herfst van 1999 is Dirk Tieleman begonnen met Koppen, een nieuwsshow van, voor en door de kleine man. Hij roept weken vooraf van de daken: er mogen géén ministers of experts in zijn programma. De uitzending heet Koppen, maar het gaat exclusief om kleine koppen. Een actualiteitenmagazine over gewone mensen. Het is bestemd voor het (eenvoudige) publiek van TV-1. Panorama, gedurende 38 jaar het paradepaard van de openbare omroep, ruimt de plaats voor Koppen. Ik citeer Tieleman op zijn persconferentie: ‘Koppen komt er omdat het vroegere TV-1-duidingsmagazine Panorama te véél Canvaskijkers aantrok.’ TV-1 wil dus wél scoren maar moet het intussen niet hebben van Canvaskijkers. Kijkcijfers zijn het allerbelangrijkste maar ze moeten van de ‘goede’ kijkers komen.
Het weze geweten! Praktisch komt dat erop neer dat Canvaskijkers niet naar Koppen moeten proberen te lonken. Koppen is géén spek voor hun élitaire bek! Het omgekeerde zal dan ook wel waar zijn: TV-1-kijkers hoeven ook niet te gaan vitrinelikken bij Canvas. Iedereen moet in zijn hok blijven, zo vereist de strategie van het huis.
Op de persconferentie weet Tieleman precies wat hij wil. Wie mag je in Koppen verwachten? Alvast een figuur van de week, als het maar geen deskundige is of geen minister. Wie dan wél?
Tieleman: ‘Dat kan iemand als Vanessa Chinitor zijn, trainer Aimé Antheunis of priester Borremans.’ In andere bladen komt de baas van het nieuwe programma op andere invallen: ‘Het kan ook een Oostendenaar zijn met tuberculose of renner Frank Vandenbroucke nadat hij ‘geslikt’ heeft.’ Dat allemaal zoveel mogelijk rechtstreeks de lucht in gespoten. Koppen wordt een human-interestprogramma voor de ‘spontane genieter’ beweren de marketingjongens. Tieleman corrigeert: ‘Het wordt géén human interest, maar human approach. Nieuwsfeiten in beeld gebracht vanuit een menselijke invalshoek.’
Op zijn zestigste heeft Tieleman zijn hele journalistieke ‘approach’ omgeturnd. ‘Ik heb lang gedacht dat reflecteren en mediteren noodzakelijk zijn, dat je daar wijzer van wordt. Maar ik ben meer een doener: veel nadenken leidt tot twijfel, onzekerheid, angst, stoppen, doodgaan,’ besluit hij. Hij is een man die zijn serieuze verleden heeft afgezworen en nu met zijn jonge ploeg reporters (allemaal jonger dan 30!) de straat optrekt. Zijn ploeg staat ook niet bepaald bol van de denkers. ‘Hun interesses sluiten beter aan bij die van het TV-1-publiek. Ze gaan meer op café, lopen meer op straat, praten meer met andere mensen.’ Het schijnt Koppensneller Dirk Tieleman enthousiast te maken en dat is een goede zaak. Dit soort geestdrift noemt men ook wel ‘het heilig vuur’. Het is bijzonder boeiend dieper op Tieleman in te gaan. Hij is tenslotte iemand die zich méér dan dertig jaar heeft ingespannen om strenge, diepgravende journalistiek te beoefenen.
Nu heeft hij afgehaakt. Hij wil met zijn tijd mee. Daar heeft hij alles voor over. Hij wil gewoon niet achterblijven. En hij is er zich perfect van bewust. Hij geeft het ruiterlijk toe: ‘Je kunt dat betreuren, maar als je niet meegaat met je tijd, verzuur je en word je opzijgeschoven. Ik wil niet opzijgeschoven worden. Ik wil relevant werk blijven doen, dus pas ik me aan. Als jong journalist wilde ik informeren, de ogen van de mensen openen, de wereld verbeteren. Maar de diepgravende buitenlandreportages die ik in mijn beginjaren heb gemaakt, kunnen nu niet meer omdat er geen geld en geen interesse meer voor is. Maar ja, wie kan er nog integer zijn en de wetten van de commercie aan zijn laars lappen? Niet alleen de media, de hele samenleving is oppervlakkiger geworden. We worden allemaal meegesleurd door de glamour en de glitter, en uiteindelijk doen we dingen die we aanvankelijk niet wilden doen.’ De oudgediende van Actueel, Panorama en TerZake heeft gekozen voor de nieuwe tijd. Wil dat nu zeggen dat de ogen van de mensen niet meer geopend moeten worden? Moet er niet meer diep gegraven worden in de actualiteit? Is het waar dat er geen interesse meer is voor ernstig werk? Is het normaal dat er geen geld meer beschikbaar is voor diepspittende buitenlandreportages? Graaft de informatieve televisie haar eigen graf waarop ze dan een pretpark bouwt?
Ook daarover heeft Dirk Tieleman zijn zeg: ‘Nieuws behoort toegankelijk te zijn. Wie gespecialiseerde informatie wil, moet tijdschriften en boeken lezen.’
Miel Dekeyser, ‘De media een pretpark. De devaluatie van het nieuws’, The house of books, Vianen/Antwerpen, 160 blz., 548 fr.
Miel Dekeyser