Zijn zoon ontkwam ternauwernood aan de kogelregen in het oosten van Parijs, diens vriend overleefde de slachtpartij in Le Bataclan. Het weerhoudt de aangeslagen politicoloog Dominique Moïsi er niet van ook nieuwe kansen te ontwaren. ‘Europa staat op een keerpunt. We weten niet meer wat ons verenigt. Dit kan nieuwe invulling geven aan het Europese project.’

Net als na de moordaanvallen op Charlie Hebdo en de koosjere supermarkt van begin januari deelt de invloedrijke politicoloog Dominique Moïsi zijn eerste analyseskort na de recente slachtpartijen in Parijs met Knack. Zijn buurt nabij Place de la Madeleine in het chique achtste arrondissement baadt in een aangename najaarszon en het is kalm: het enige lawaai komt van renovatiewerkzaamheden die de entree van het haussmanniaanse pand waar hij woont in volle luister herstellen.

Elders in de stad is de spanning om te snijden. Metroreizigers kijken met achterdocht naar hun medepassagiers en hebben te maken met frequent oponthoud vanwege politie-inspecties. Overal duiken verdachte pakketjes of bagage op, telkens vals alarm. Charlie Hebdo probeert de moed er nog in te houden. ‘Zij hebben wapens, wij hebben champagne’, meldt de cover, uitdagend uitgestald in de kiosken.

In januari toonde Parijs al snel zijn veerkracht. Kan de stad dat nog een keer, of denkt u dat er nu echt iets is gebroken? Is dit anders?

DOMINIQUE MOÏSI: Net als veel Parijzenaars rekende ik op een nieuwe aanslag en die is nu gekomen. Ik leefde met die zekerheid, dus voor mij verandert er weinig. Een tweede aanslag is natuurlijk wel erger. New York, Londen en Madrid zijn vooralsnog slechts één keer op deze manier getroffen. Verder zijn er bijna tien keer zoveel doden als in januari en identificeren we ons gemakkelijker met de slachtoffers. Het zijn geen satirische tekenaars, van wie velen vonden dat ze wel erg ver gingen, geen politieagenten, geen Joden. Het is iedereen die gevaar loopt, u en ik. Ik merk dat iedereen in mijn omgeving wel iemand kent die erbij betrokken was.

Hoe hebt u de aanslagen zelf beleefd?

MOÏSI: Ik was te gast op een grote conferentie in Zwitserland. Tijdens het informele welkomstdiner kwam het eerste nieuws binnen: een schietpartij in het oosten van Parijs waarbij achttien doden zouden zijn gevallen. Ik dacht meteen aan mijn zoon en zijn hoogzwangere vrouw, die vlak bij Place de la République wonen. Hij belde gelukkig al snel om me gerust te stellen, maar zei ook dat het weinig scheelde of hij was erbij betrokken geraakt. Hij was net even naar buiten geweest om een paar biertjes te kopen voor vrienden die hadden meegeholpen met zijn verhuizing. Op de terugweg hoorde hij schoten, heel dichtbij. Hij liep snel een restaurant binnen, waar een vriend van hem werkte, en ze verschansten zich op de binnenplaats. Toen de geweerschoten verstomd waren en hij naar buiten kwam, zag hij overal lijken. Het was hem meteen duidelijk wat er aan de hand was.

Deze aanslag was in de kern gericht tegen zijn generatie, de dertigers. Een goede vriend van hem was in Le Bataclan bij het concert. Godzijdank heeft hij het overleefd. Twee uur lang heeft hij op de grond gelegen, omringd door levenloze lichamen. Hij kruiste op een gegeven moment het gezicht van een van de terroristen, die bezig was zijn wapen te herladen. Het was de blik van een gedrogeerde, vertelde hij. Hij leek onder de invloed van drugs die vaker zijn toegediend tijdens oorlogen, die je de indruk geven dat je bovenmenselijke krachten bezit en tegelijkertijd alle remmen en elke vorm van medelijden wegnemen.

Dan rijst de vraag: is Frankrijk aangevallen om wat het is of om wat het doet? Mijn antwoord is dat dat komt door wat het doet. De terroristen – dat is een centraal punt – kennen ons veel beter dan wijzelf beseffen. Ze wilden ons raken en zochten een makkelijk, anoniem doelwit. Ze schakelden over van een kwalitatieve benadering – bepaalde mensen moesten dood – naar kwantitatief – zo veel mogelijk mensen moesten dood. Maar binnen die kwantitatieve benadering maakten ze wel een symbolische keuze. Ze kozen een hippe buurt met een hoog bourgeois-bohème-gehalte, waar bovendien de grote protestmars na de aanslagen in januari vertrok. De buurt belichaamde het verzet van Parijs tegen de Islamitische Staat.

Dat is toch juist ook wat Frankrijk ís?

MOÏSI: Zeker, maar ik denk dat de keuze voor Frankrijk en niet voor een ander land vooral te maken heeft met ons militaire engagement in Syrië. Er is dit najaar in korte tijd sprake van een opeenvolging van aanslagen die volstrekt logisch is als het gaat om de keuze van de doelen. Er zit een ratio achter: eerst vonden er aanslagen plaats tegen Koerden in Turkije, daarna werden de passagiers van een Russisch vliegtuig boven de Sinaï het slachtoffer, vervolgens waren het de sjiieten in een wijk in Beiroet waar Hezbollah de touwtjes in handen heeft, en nu is Frankrijk aan de buurt. Zij vertegenwoordigen de vier machten die IS bestrijden in Syrië.

‘We zijn in oorlog’, schreef u een dag na de aanslagen zonder voorbehoud in een opinieartikel. Tegen wie?

MOÏSI: Onze vijand, de IS, heeft de controle over een grondgebied. Er is in die zin sprake van een staat. De IS heeft inkomstenbronnen en beschikt over manschappen in Syrië, Irak, Libië, de Sinaïwoestijn en daarbij nog ‘slapende’ cellen verspreid over Europa. De vijand is dus identificeerbaar. Hoe meer hij ons aanvalt, des te beter wordt hij zichtbaar en des te meer kunnen we over hem te weten komen. Uiteraard is het een compleet andere oorlog dan de Eerste of de Tweede Wereldoorlog. Maar welke woorden kun je anders gebruiken voor wat er is gebeurd? Een aanval met meer dan 130 doden is een oorlogsdaad.

Maakt u ze niet groter dan ze zijn? Denkt u niet dat er aanslagen plaatsvinden op plekken waar dat kan, bijvoorbeeld doordat de veiligheidsdiensten ze niet weten te voorkomen? En kun je wel spreken van een homogene organisatie met een troepenmacht verspreid over verschillende gebieden?

MOÏSI: Dat is de vraag. Als inderdaad blijkt dat Abdelhamid Abaaoud (het vermeende brein achter de operatie, nvdr) naar Syrië is gereisd en meerdere operaties heeft georganiseerd, dan denk ik eerder dat we hen onderschatten. In enkele maanden zijn ze van strategie veranderd, hebben ze meer middelen gekregen en hun moordtechnieken verder ontwikkeld. Stel je voor dat ze met deze bomgordels in de grote optocht van Parijs hadden toegeslagen op 11 januari. Dat was een totale ramp geweest. In Syrië heeft de IS weliswaar rake klappen geïncasseerd en is de beweging in de verdediging geschoten, maar mondiaal is de aanval juist ingezet.

Als je die ontwikkeling doorvoert: maken aanvallen op de IS in Syrië het mondiale gevaar dan niet groter?

MOÏSI: Er komt een moment dat die logica stopt. Als we ze sterk verzwakken, wordt het steeds moeilijker voor ze om te rekruteren en hebben ze minder financiële middelen tot hun beschikking. Ze hebben nu bovendien een schuilplaats. Verliezen ze die, dan kunnen ze niet meer zo makkelijk jihadisten opleiden.

Tegelijkertijd lijken de daders amateurs. Ze kwamen het Stade de France, gevuld met 80.000 toeschouwers, niet binnen omdat ze geen kaartje hadden en bij de drie bomexplosies nabij het stadion viel behalve henzelf slechts één dode. In januari stonden ze aanvankelijk voor de verkeerde deur toen ze bij de redactie van Charlie Hebdo naar binnen wilden.

MOÏSI: Dat is het interessante inderdaad. Waarschijnlijk gaat het om een intelligent brein, dat ons kent en ons begrijpt. Hij kan zich in ons verplaatsen en kiest op grond daarvan zijn doelen. De uitvoerders zijn evenwel simpele zielen. Het is alsof je een soldaat die voor het eerst een wapen draagt, vraagt een uiterst complexe missie te vervullen. Dat gaat niet altijd goed.

Afgelopen vrijdag was het raak in Bamako, de hoofdstad van Mali, waar 21 doden vielen bij een aanval op het Radisson Blu Hotel, opgeëist door een groep gelieerd aan Al-Qaeda. Rivaliseren de IS en Al-Qaeda, of vullen ze elkaar aan?

MOÏSI: Allebei. Ze willen aantonen dat de IS geen monopolie heeft op het internationale jihadisme en zijn daarom verwikkeld in een morbide concurrentiestrijd, maar er is ook een complementariteit. Ze willen laten zien dat Frankrijk (dat aan het hoofd staat van een VN-missie in Mali met als doel een islamitische opstand in het noorden van het land te onderdrukken en de eenheid van het land te bewaren, nvdr) er niet in is geslaagd om veiligheid te brengen in Mali en dat terreurdaden overal ter wereld plaats kunnen vinden. Het is een dubbele boodschap.

Dit weekend sloeg de dreiging over naar Brussel. Hoe verklaart u de grootschalige aanwezigheid van moslimterroristen in België?

MOÏSI: Is het de zwakte? Klopt het dat het land, bezien vanuit het buitenland in elk geval, een zwakke staat heeft die er niet in geslaagd is om efficiënt op te treden tegen de extremistische kernen die zich hebben gevormd? Is het de diepe malaise binnen de Belgische samenleving die daartoe heeft geleid? Dat is nu de vraag. Vanuit Frankrijk is er de nodige kritiek: het land moet eerst een staat hebben die functioneert. De decentralisering lijkt te ver doorgeschoten om de veiligheid te garanderen en er is een probleem rond de besluitvorming. Dat moedigt terroristen aan: ze weten dat ze in bepaalde gemeenten van België ongestoord hun gang kunnen gaan. Wat we nu zien, is een grote overwinning van de jihadisten, voordat ze daadwerkelijk in België hebben toegeslagen. Ze hebben niet alleen de hoofdstad van België ontregeld, maar ook die van Europa en de NAVO. Dat is niet niks.

De invloedrijke islamkenner Olivier Roy ziet de huidige Franse terroristen in eerste instantie als een binnenlands fenomeen, ingebed in de westerse cultuur. Hij ziet hen als jongeren die revolteren, zoals zijn generatie dat in de jaren zestig deed, met het jihadisme als laatst overgebleven revolutionaire zaak op de huidige ideeënmarkt.

MOÏSI: Het probleem van zijn visie is dat die ertoe heeft bijgedragen dat we de dreiging de afgelopen jaren zijn gaan minimaliseren. Bij aanvang van de Arabische Lente zei hij dat die het einde zou betekenen van het politieke islamisme. Zoals blijkt, is dat niet het geval. Anders dan hij bekijk ik de wereld meer vanuit een westers perspectief, op een klassiekere manier: er is een vijand en daartegen moeten we ons verzetten. Je moet je niet verschuilen achter de fouten van George W. Bush om niets te doen. Bovendien zou de Franse bevolking het niet begrijpen, als we niet zouden antwoorden. Zij vallen onze hoofdstad aan, wij die van hun, Raqqa. Wij vanuit de lucht, omdat dat het wapen is van een grootmacht. Het is een asymmetrische oorlog.

Toch valt er wellicht lering te trekken uit de Amerikaanse reactie op de aanslagen van elf september 2001. De wraakzuchtige inval wordt breed gezien als een van de belangrijkste oorzaken van het bestaan van de IS.

MOÏSI: Zonder de oorlog in Irak hadden we ongetwijfeld de oorlog in Afghanistan gewonnen. De oorlog in Irak heeft ons afgeleid van dat doel. En door het leger van Saddam Hoessein te demobiliseren, hebben we de officieren die de top van de IS vormen, in het zadel gebracht – dat is ontegenzeggelijk waar. Vervolgens hebben de mislukking van de Arabische Lente en ons eigen tegenstrijdige beleid daarin de IS in staat gesteld steeds meer aanhang te rekruteren. Dat ging steeds makkelijker. Met een mix van arrogantie en onwetendheid hebben de Verenigde Staten vulkanen gewekt die min of meer waren ingeslapen. De Amerikanen hebben de IS niet gecreëerd maar wel mogelijk gemaakt. In mijn boek De geopolitiek van de emotie wijs ik op de cultuur van vernedering die dominant is in de Arabische wereld, lang voordat de Amerikanen Irak binnenvielen. De voedingsbodem was er dus al. De VS hebben de rol gespeeld van een tovenaarsleerling: ze hebben iets tot stand gebracht dat ze vervolgens niet meer konden beheersen.

Volgt daaruit dat Frankrijk en zijn bondgenoten president Bashar al-Assad van Syrië moeten helpen zijn land te heroveren?

MOÏSI: Dat is nu de vraag inderdaad. Ik zie een analogie met de Spaanse burgeroorlog, die Franco kort voor de Tweede Wereldoorlog aan de macht bracht. Twee landen staan volledig achter Assad, Rusland en Iran, zoals nazi-Duitsland en Italië generaal Franco steunden. In beide gevallen weten de grote democratieën niet precies wat ze moeten doen en stapelen ze de ene fout op de andere. Ik ben ervan overtuigd dat we – ondanks deze vergelijking – een tijdelijke alliantie kunnen aangaan met Rusland en Iran, omdat we een gezamenlijke prioriteitsvijand hebben, de IS. Dat wil niet zeggen dat Assad de oplossing is, integendeel, hij is deel van het probleem. Het compromis is dat we niet zijn onmiddellijke vertrek eisen, maar dat we eerst de IS verslaan en vervolgens dat probleem oplossen. Daarin verschil ik van mening met bijvoorbeeld Jean-Pierre Filiu (een invloedrijk historicus en Midden-Oostenspecialist, nvdr), die nooit zo’n strategische alliantie zou propageren.

We hadden het al over Bush junior. Het lijkt wel of u wilt samenwerken met een nieuwe ‘as van het kwaad’.

MOÏSI: Het gaat om een gelegenheidsalliantie met landen die onderdeel zijn van het probleem. In mijn ogen kan het niet anders.

U bent het in elk geval niet eens met de these dat president François Hollande met zijn oorlogsretoriek in de val loopt van de terroristen, zoals bijvoorbeeld schrijver David Van Reybrouck en oud-premier Dominique de Villepin menen?

MOÏSI: Nee, en ik vind dat president Hollande zich in crisistijd steeds meer manifesteert als een staatsman. Ik denk zelfs dat het tot gevolg heeft dat je niet meer kunt uitsluiten dat hij alsnog wordt herkozen in 2017, maar dat is weer een hele andere kwestie. Voor mij gaat het nu vooral om de politieke eenheid en fermheid, zonder dat we onze waarden of de rechtsstaat verloochenen.

Als u zegt de ‘we’ in oorlog zijn, wie zijn ‘we’ dan volgens u?

MOÏSI: Een belangrijke vraag. Ik zou zeggen: de westerse wereld en bovenal Europa. Ik denk zelfs dat dit een nieuwe invulling kan geven aan het Europese project. We staan op een keerpunt. We weten niet goed meer waarom we Europeaan zijn, wat ons verenigt. We krabbelen op uit een diepe crisis en zijn vooral bang. Nu is er plotseling weer iets. Wat is het om Europeaan te zijn? Dat betekent dat je de barbaren het hoofd biedt en dat je dat samen doet. De vriendschappelijke voetbalwedstrijd tussen Engeland en Frankrijk was daar een mooi voorbeeld van, met de Engelsen die massaal de Marseillaise zongen en Wembley dat geheel bleu blanc rouge kleurde. Het was een symbool van beschaving tegen barbarij.

Dat is wel een negatief en minimalistisch project.

MOÏSI: Zeker. Maar negatieve projecten brengen vaak de meeste mensen samen. Het is veel makkelijker ergens tegen te zijn dan voor. Europa zou in de huidige vorm niet bestaan zonder de Sovjet-Unie en de Koude Oorlog.

Ondertussen heeft François Hollande aangekondigd het stabiliteitspact op te offeren – Frankrijk zal andermaal niet voldoen aan de begrotingseisen – ten gunste van een ‘veiligheidspact’. Brussel heeft het nakijken. Daar zijn de partners niet blij mee.

MOÏSI: Onder deze druk is dat onvermijdelijk. Sommigen zeggen dat Frankrijk het als excuus gebruikt, dat het opportunisme is, maar in dit geval kun je geen risico nemen.

Toen ik u in januari ontmoette, sprak u over een onvermijdelijke ‘israëlisering’ van de Franse samenleving. Er zou een obsessie ontstaan met veiligheid in het dagelijks leven. Is dat gebeurd?

MOÏSI: Ik was inderdaad de eerste die dat toen zei, later heb ik het vaker gehoord, maar het is geen gemeengoed geworden. Integendeel, men wilde de werkelijkheid ontkennen en een soort comfort behouden. Volgend jaar organiseert Frankrijk het Europees Kampioenschap voetbal en dat is waar de Fransen zich mee bezig willen houden, niet met veiligheid. Kunnen we ons wel op koning voetbal richten, vragen ze zich als vanouds af. Alsof ze zich niet realiseren dat er een fundamentele verandering heeft plaatsgevonden.

Winnen de terroristen niet als we ons de hele tijd bewust moeten zijn van onze veiligheidssituatie en als we ons niet meer overgeven aan koning voetbal?

MOÏSI: Niet noodzakelijkerwijs. Natuurlijk, het leven gaat door. Maar altijd leven met een beetje angst zie ik als iets nuttigs. Je moet je niet laten terroriseren, maar wel alert zijn. Ik heb het niet over achterdocht jegens de ander of populisme zoals het Front National dat bedrijft, maar je moet wel op je hoede zijn.

Nu is er sprake van een grondwetswijziging en vergaande beperkingen van vrijheden. Sommigen vragen om een Patriot Act à la française, terwijl in de VS juist overwegend kritiek is op die wetgeving na elf september.

MOÏSI: Er is geen eenvoudige oplossing. De veiligheidsdiensten moeten versterkt worden, want het is duidelijk dat die niet volledig naar behoren functioneren. We hebben het al over militaire actie gehad, die uiteraard ondersteund moet worden door diplomatie. Politie en justitie moeten ook meer bevoegdheden krijgen om de dreiging te beperken. Uiteindelijk kom je bij het onderwijs – daar begint het. We moeten een oplossing vinden voor de radicalisering van sommige jongeren en meer tolerantie kweken. De kernvraag is: waar strijden we voor en welke waarden verdedigen we?

Dreigen we een aantal van de waarden waarvoor we strijden niet juist op te offeren uit angst voor terreur? De geest van Charlie Hebdo is momenteel ver te zoeken.

MOÏSI: Zeker. Maar de Fransen willen het. Uit een peiling blijkt dat 84 procent van de Fransen op dit moment bereid is iets van zijn vrijheid in te leveren om de vijand te verslaan.

Angst staat bekend als slechte raadgever.

MOÏSI: Dat klopt.

Vindt u dat de regering hier sterker uit is gekomen? Welke politieke gevolgen verwacht u nu?

MOÏSI: Ik vind het moeilijk te zeggen. Hollande heeft aan autoriteit gewonnen, maar tegelijkertijd vinden in december regionale verkiezingen plaats, waarin het Front National twee grote regio’s zou kunnen veroveren. Het zou kunnen dat die partij nog sterker wordt door deze aanslagen, maar het is nog te vroeg om daar iets zinnigs over te zeggen.

Het viel me de afgelopen maanden op dat veel Fransen 11 januari vermelden als ze verwijzen naar de aanslagen van begin dit jaar. Dat is de dag van de Je suis Charlie-mars door Parijs. Terwijl de aanslagen op Charlie Hebdo en de Joodse supermarkt plaatsvonden op zeven en negen januari.

MOÏSI: Het is de dag dat we allen samenkwamen, de dag die we ons willen herinneren. Fransen staan te boek als pessimistisch, maar hier zijn we geslaagd om de rouw te transformeren tot een overwinning. Dat bevalt me. De boodschap is duidelijk: wij houden meer van het leven dan jullie van de dood.

DOOR OLIVIER VAN BEEMEN IN PARIJS

‘De cultuur van vernedering is dominant in de Arabische wereld, al van lang voordat de Amerikanen Irak binnenvielen.’

‘Uit een peiling blijkt dat 84 procent van de Fransen op dit moment bereid is iets van zijn vrijheid in te leveren om de vijand te verslaan.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content