De federale regering en de Vlaamse regering plaatsen 2006 in het teken van werkgelegenheid en concurrentiekracht. De ene heeft een actieplan, de andere een nieuw banenplan. De werkgeversorganisatie VBO verwacht dat het overleg met de vakbonden uitmondt in een stevige loonmatiging.
Het mogen dan al verkiezingen zijn dit en volgend jaar, Paars II versaagt niet. Die indruk althans moet worden gewekt door een actieplan, waar premier Guy Verhofstadt (VLD) en zijn regeerploeg van liberalen en socialisten de schouders onder zetten tot aan de volgende federale stembusslag in 2007. Tegen dan moet het land ‘competitiever, socialer en veiliger’ zijn, aldus de nieuwspraak bij de voorstelling van het plan vorige week vrijdag.
Een grotere economische groei en meer arbeidsplaatsen vormen de inzet. Door het slabakken van de economie in de voorbije jaren en met een raming van 2,2 procent reële groei in 2006, weet de regering reeds lang dat ze de door haar vooropgestelde 200.000 nieuwe banen mag vergeten. Tijdens zijn beleidsverklaring in oktober vorig jaar citeerde neorealist Verhofstadt daarom het Federaal Planbureau. Volgens die instantie wordt het creëren van 115.000 nieuwe jobs in de periode 2003-2007 al een huzarenstuk.
Het Generatiepact – de premier vindt naar eigen zeggen de mentaliteitswijziging inzake langer werken belangrijker dan de inhoud van dat pact – zal evenmin resulteren in een spectaculaire toename van de werkgelegenheidsgraad. Goed 61 procent van de beroepsbevolking is nu aan de slag. Daarmee blijft België bijna 9 procent verwijderd van de doelstelling die in maart 2000 door de Europese lidstaten in Lissabon werd afgesproken en die in 2010 bereikt zou moeten worden.
TIEN ACTIETERREINEN
Paars geeft bovendien in zijn actieplan toe dat ‘de balans’ van alle noeste politieke arbeid van de jongste jaren ‘niet onverdeeld positief’ is. De werkloosheidsgraad (12,9 procent in december 2005) blijft te hoog. Met de verlaging van de belastingdruk (45,6 procent van het bruto binnenlands product volgens de Organisatie van Economische Samenwerking en Ontwikkeling) lukt het ook niet echt. Evenmin een reden tot juichen is dat 15 procent van de mensen onder de armoedegrens leeft, een cijfer uit het jongste Jaarboek Armoede en Sociale Uitsluiting. De rij van vaststellingen sluit met de bedreigde competitiviteit van de ondernemingen die moeten opboksen tegen harde concurrentie uit Azië en Europa. In vergelijking met de buurlanden Frankrijk, Duitsland en Nederland neemt de loonkostenhandicap volgens het recentste rapport van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven (CRB) in de periode 2005-2006 met 2,1 procent toe.
Om deze problemen te lijf te gaan, opent de federale regering met een mikmak van liberale en socialistische ideeën tien ‘werven’. De projecten die ze in de steigers zet, dienen niet alleen voor het herstel van de concurrentiekracht. Er zal ook ‘gemetseld’ worden aan een rist sociale – lees: socialistische – aandachtspunten. Het gaat bijvoorbeeld over mobiliteit (minder verkeersborden, veiliger vrachtvervoer) en een betere bescherming van de consumenten in een aantal sectoren (banken, vastgoed, energie en reizen). Gewezen SP.A-voorzitter Steve Stevaert krijgt een eresaluut met de ‘Actie Wisselgeld’: de opbrengst van de strijd tegen sociale en fiscale fraude gaat naar wie zich wel volgens de regels gedraagt en correct betaalt. Om de armoede tegen te gaan, komt er onder meer een ‘ambitieus programma’ om schuldoverlast te voorkomen.
Op andere werven wil de federale regering samenwerken met de gewesten voor ‘een duurzame, milieuvriendelijke en stabiele energievoorziening tegen sociaal aanvaardbare prijzen’ en ook door het innovatiebeleid van de regio’s te steunen vanuit een Ideeënfonds of met een wetenschappelijke Maribel. Worden eveneens aangekondigd: gezamenlijke inspanningen om burgers, bedrijven en overheid naar de informatie-snelweg te loodsen.
Voor de hervorming van de federale administratie heeft Paars II zoals bekend Copernicus afgedankt. In de plaats komen enkele mediagenieke projecten: een vastgoedbevek voor overheidsgebouwen, de beveiliging van de havens, een geneesmiddelenagentschap, een modernisering van de dienst voor de inschrijving van voertuigen, en de groepering van de hulpdiensten 100, 101 en 112 in een agentschap. Op de arbeidsmarkt gaat het andermaal over het terugdringen van de discriminatie van allochtonen en mensen met een handicap. Ook aan de ongelijke bezoldiging van mannen en vrouwen met hetzelfde werk moet een einde komen.
Voor de werf met de hoogste prioriteit – ‘een competitieve economie gericht op werk’ – bevestigen Verhofstadt en co. de bijkomende lastenverlagingen (op kruissnelheid ruim 900 miljoen euro voor jongeren, ploegen- en nachtarbeid, oudere werknemers) die in het Generatiepact zijn opgenomen. Maar voorts schuiven ze de hete aardappel door naar de sociale partners, met het vriendelijke verzoek om dit najaar bij de onderhandelingen over een nieuw centraal loonakkoord voor 2007 en 2008 meer te doen voor vorming en opleiding (die inspanning zou in 2006 al bijna verdubbeld moeten worden tot 1,9 procent van de loonmassa en ze moet tegen 2010 stijgen naar 3 procent) en om na te gaan of een loonmatiging niet kan worden bereikt met zogeheten all-in loonakkoorden in de bedrijfssectoren.
Zulke akkoorden bestaan al in de bouw, de voeding en de metaal. Ze leggen een maximale loonsverhoging vast. Daarbij verkleint een sterke en/of onverwachte stijging van de inflatie, die wordt doorgerekend via de automatische koppeling van de lonen aan de index, de resterende marge voor een reële toename van de lonen. Dat leidt tot een matiging. Voor de regering hoeft het indexmechanisme niet te verdwijnen. Ze roept hiervoor de verhoging van de koopkracht en dus het op peil houden van de consumptie in. Even waar is dat liberalen en socialisten voor dit symbool van de loonvorming in België geen regeringscrisis riskeren en op amper een half jaar voor de gemeenteraadsverkiezingen niet uitkijken naar een nieuwe aanvaring met de vakbonden.
TABOES OVERBOORD
Het is ook niet ongewoon dat de regering deze bal nu in het kamp van de vakbonden en werkgevers legt. Lonen zijn traditioneel een thema van sociaal overleg. Maar als de sociale partners geen afspraken kunnen maken en de competitiviteit van de economie onder druk komt te staan, verhindert niets dat de regering het heft in handen neemt. Zo kondigde de regering-Dehaene via haar Globaal Plan van 1993 een loonstop af en legde ze later zelf een loonnorm op toen de sociale partners bij de eerste toepassing van de wet op het concurrentievermogen van 1996 geen consensus bereikten.
De discussie over een loonmatiging wordt intussen al maanden opgewarmd. Maar omdat tot half november alle energie naar het Generatiepact ging, spraken de sociale partners toen af om dit hoofdpijnthema even te laten rusten en er alleszins geen stoere uitspraken over te doen. Op dat moment hadden ze in het CRB-rapport al kunnen lezen over de toename van de loonkostenhandicap in vergelijking met de buurlanden. Die is te wijten aan onder meer de dure olieprijzen die de inflatie in eigen land voor 2005 op 2,8 procent bracht en een loonbevriezing in Duitsland. Vervolgens kwam de gouverneur van de Nationale Bank Guy Quaden op de proppen met het idee van een Competitiviteitspact en de suggestie om all-in akkoorden te veralgemenen voor alle sectoren.
Maar de vakbonden bedanken voor een ‘pactenkoorts’. Ze willen niet dat er geraakt wordt aan de automatische indexkoppeling. Een debat over all-in akkoorden wijzen ze niet op voorhand af. Meer laten ze voorlopig niet in hun kaarten kijken. Het Verbond van Belgische Ondernemingen (VBO) stelt daartegenover dat elk procent reële loonstijging op termijn 22.000 banen kost, terwijl een groei van 1 procent voor 16.500 nieuwe jobs zorgt. Bij die econometrische oefening heeft het VBO inmiddels ook zijn plan ‘Strategie 2010’ van vorige zomer geactualiseerd. Dat plan mikt op een economische groei van 2,5 procent per jaar en 380.000 nieuwe arbeidsplaatsen tegen 2010. ‘Maar dan moeten alle taboes overboord’, aldus gedelegeerd bestuurder Rudi Thomaes. Hij denkt onder meer aan loonmatiging, langer werken voor hetzelfde loon en een forse loonlastenverlaging van 7,5 procent in de komende vijf jaar (of in totaal 9 miljard euro). Die kan volgens het VBO gefinancierd worden door een efficiëntere overheid en een vermindering van het aantal federale, regionale en lokale ambtenaren met 30.000.
De paarse meerderheid, die totnogtoe de loonlasten met 5 miljard verminderde, gaat niet in op deze aspiraties van het VBO. Opmerkelijk is wel een voorzet die SP.A-voorzitter Johan Vande Lanotte vorige week gaf in de Ieperse Lakenhallen tijdens een toespraak voor de West-Vlaamse werkgevers over ‘Werk voor iedereen’. Door de overheidsuitgaven te beperken, de belastingen beter te innen en de fiscale en sociale fraude harder aan te pakken, denkt Vande Lanotte in de komende tien jaar 12 miljard euro (4 procent van het bnp) te kunnen vrijmaken voor lastenverlagingen. In het nieuwe actieplan van Paars zijn hiervan slechts enkele vage sporen terug te vinden.
TWEEDE ZITTIJD
Vanaf deze week zitten de sociale partners hoe dan ook aan tafel om aan de regering een antwoord op het CRB-rapport te geven. Daarmee bijten ze de kop af van een loodzware overlegagenda met nieuwe interprofessionele loononderhandelingen na de zomer als orgelpunt. In dat verband schreef directeur-generaal Pieter Timmermans van het VBO een essay dat volgende week verschijnt in het tijdschrift Samenleving en Politiek. Timmermans blikt daarin terug op het centrale loonoverleg van 2004 dat resulteerde in de niet-ondertekening van een akkoord omdat het ABVV het afwees, en op de al even moeizame onderhandelingen over het Generatiepact en de sociale onrust die daarmee gepaard ging.
Volgens de VBO-topman was die onrust van bij de aanvang te voorspellen omdat de vakbonden verkeerdelijk dachten dat ze ‘een patent op de spreidstand van Kim Clijsters’ hadden. ‘Eerst de problemen ontkennen, zoals in het overigens knappe boekje van ACV’er Gilbert De Swert over 50 grijze leugens over vergrijzing en langer werken, en een jaar later moeten erkennen dat er toch iets dient te gebeuren om de welvaartsstaat te vrijwaren, zoveel mentale lenigheid kan niet worden gevraagd van de publieke opinie en de achterban van de vakbonden.’
Desondanks gelooft Timmermans in ‘een tweede zittijd’ voor het overleg, omdat ‘sociale dialoog op termijn meer oplevert dan sociale onrust’. Maar dan moet het gedaan zijn met stakingen en acties en moet erkend worden dat in een op- en neergaande economische cyclus ‘altijd meer niet langer van deze tijd’ is. ‘Bovendien’, zegt Timmermans, ‘heeft niemand nog het monopolie van de eisenbundel. De jaren zestig zijn voorbij. Toen werd de koek steeds groter en kon via compromissen met de vakbonden worden uitgedeeld. Nu hebben we door de globalisering van de economie te maken met een messcherpe concurrentie. Daarom leggen de werkgevers ook hun eisen op tafel en moet naar een evenwicht met de bekommernissen van de werknemers worden gezocht.’
Timmermans schuift daarbij vier thema’s naar voren. Naast de openstelling vanaf 1 mei van de grenzen voor werknemers uit de nieuwe EU-landen en de harmonisering van het statuut van arbeiders en bedienden, zijn dat vooral de verdere uitvoering van het Generatiepact en de competitiviteit van de ondernemingen. Timmermans: ‘Het overleg over de uitvoering van het Generatiepact mag niet leiden tot een uitholling ervan, bijvoorbeeld door een ellenlange lijst te maken van zware beroepen die vervroegd brugpensioen toelaten. Anderzijds moeten we logisch en doordacht tewerk gaan. Als we de gelijkgestelde periodes voor de loopbaanduur vastleggen, moeten we er zeker van zijn dat dit op termijn weer niet leidt tot een lagere activiteitsgraad.’
En over het herstel van de concurrentiekracht: ‘Objectief gezien is de automatische indexkoppeling een aberratie. Nergens in Europa bestaat dit mechanisme en toch volgen de lonen op termijn overal de evolutie van de prijzen, maar elders wordt een indexering toegepast als het economisch goed gaat en de bedrijven het kunnen. We nemen er akte van dat de regering en de vakbonden niet verder willen gaan dan all-in akkoorden. Het is een eerste stap, maar die zal de globale loonkostenhandicap van 10 procent die onze bedrijven ten opzichte van de drie buurlanden hebben, zeker niet wegwerken. Ik besef ook dat een afspraak over loonmatiging pas een effect zal hebben op nieuwe sectorale loonakkoorden voor 2007-2008. Inbreken in de huidige akkoorden die lopen tot eind dit jaar, is niet realistisch. Essentieel is dat de sociale partners nu het probleem van de loonontsporing erkennen en dat ze er samen een ernstig antwoord op geven.’
PATRICK MARTENS