Als Herman De Croo weer partijvoorzitter wil worden, is ook Guy Verhofstadt in elk geval verplicht kandidaat te zijn. Inmiddels wordt in stilte gezocht naar een derde man.
De komende dagen staat de nu vijf jaar oude VLD onder hoogspanning. Wie wordt op 7 juni of desnoods na een tweede ronde voorzitter ? Blijft Herman De Croo op post, of steken nieuwelingen zoals kamerlid Rik Daems hem voorbij ? En vooral : wat doet senator Guy Verhofstadt ? Maakt hij op zaterdag 26 april zijn kandidatuur bekend ? Zo ja, tegen wie allemaal ? Of kan hij de lastige keuze omzeilen door op de valreep een derde figuur te vinden voor wie ook De Croo bereid is zich terug te trekken ? Kan komeet Marc Verwilghen alsnog worden omgepraat om ten laatste tegen 6 mei in het strijdperk te treden ? Dat laatste is hoogst onwaarschijnlijk en na een ultieme poging vorige zondag vrijwel uitgesloten.
De puzzelstukken liggen wanordelijk door elkaar, als in een kinderkamer. Daar heeft de oude vos Herman De Croo voor gezorgd. Die is namelijk beginnen te spelen met het thema : ?Als ik opnieuw voorzitter word, blijf ik dat ook wanneer de partij van de volgende regering deel uitmaakt. Dan kunnen Verhofstadt en zijn wapenbroeders in die coalitie minister worden, voor mijn part zelfs premier. De grote talenten zouden zich beter op een komend ministerschap voorbereiden en mij ondertussen laten voortwerken.? Met die zet probeert de man van Michelbeke zich de enige echt gevaarlijke tegenkandidaat van het lijf te houden. In dat schema krijgt Verhofstadt een wijzemansrol langs de zijlijn, klaargestoomd om straks als sterspeler en -denker het veld ingestuurd te worden.
De Vlaamse Liberalen en Democraten vormen echter een partij waarin aanzienlijk minder discipline heerst dan bij de CVP of de SP. Daar maken één of twee patrons de dienst uit. De wil van Jean-Luc Dehaene en Louis Tobback is er alle democratische versierselen in acht genomen nog altijd wet, zoals Marc Van Peel tot zijn vreugde en de morrende jongeren tot hun onbehagen mochten ondervinden. Maar bij de VLD floreren de individuen en de persoonlijke standpunten weliger dan elders. In het onpraktische maar sympathieke partijgebouw aan de Brusselse Melsensstraat vlakbij de Vismarkt, klinkt het dagelijkse Lachen und Weinen in vele toonsoorten dooreen.
De talrijke getrouwen aan de Verhofstadt-lijn raden hun voorman af in het De Croo-verhaal te stappen. Het laat de kiezers koud of de voorzitter straks al dan niet minister wordt. Die willen integendeel dat hun boegbeeld leiding geeft en mèt het ideeëngoed van zijn partij naar de regering gaat. In september 1995 beloofde De Croo de VLD-leden dat hij daar ten spoedigste zou voor zorgen. Met 49 procent van de uitgebrachte stemmen won hij dan ook de voorzittersverkiezing, tegen Patrick Dewael. Die zag van een tweede ronde af, ook al had zijn tegenstander geen volstrekte meerderheid.
DE LEVENSDROOM VAN DE CROO
Anderhalf jaar later is de sfeer binnen de partij aanzienlijk veranderd. Het opwindende perspectief van een spoedige coalitiewissel is weg. Er worden geen burgermanifesten meer geschreven of andere bronnen van staatkundige vernieuwing en intellectuele onrust aangeboord. Zelfs de hele Dutroux-geschiedenis werd niet plausibel in verband gebracht met de evidenties waaraan de VLD haar bestaanrecht beweert te ontlenen. De partij weegt nauwelijks op de politieke agenda. Het aantal leden brokkelt lichtjes af en er komt bijna geen volk meer naar de congressen. De tijd van de laaiende bijeenkomsten met tweeduizend man is voorbij.
Guy Verhofstadt trad anderhalf jaar geleden vrijwillig af omdat hij bij de parlementsverkiezingen van mei 1995 weliswaar winst had geboekt maar enkele duizenden stemmen te kort kwam om de roomsrode meerderheid te breken. Dus gebeurde beginselvast wat hij vooraf had aangekondigd, hij stapte op. Daarna kon Herman De Croo zijn levensdroom, het voorzitterschap, verwezenlijken.
De populaire dienstverlener drong aan op ?debatrust? binnen de eigen gelederen (?een paard kan niet elke dag koers lopen?) en op een lichte ontscherping van een paar strenge nieuwigheden in de partijstatuten. Hij stelde een ?inhaalbeweging? voor politieke benoemingen in het vooruitzicht (wat hij kort nadien moest inslikken) en nam zich voor de federaties en 304 plaatselijke afdelingen administratief te ondersteunen. Hij bezorgde ze geld (elk jaar een miljoen of tien) voor computers, modems en ander modern gerief waarmee ledenbestanden kunnen worden bijgehouden of publicaties zoals de Burgerkrant en interne nieuwsbrieven ordentelijk verspreid. Kortom, hij mikte op verbetering van de ?service aan de militant.?
Ook bespeelde hij de snaar van het gemeentelijke en provinciale levensgevoel. De Vlaamse liberalen beschikken niet over een zuilstructuur zoals de socialisten en christen-democraten er een hebben. Daarom wil De Croo een eigen ?middenveld? doen ontstaan in de gewone, democratische tussenruimte die daarvoor openligt : de lokale politieke instellingen, spontane structuren en weefsels. Hij maakte een ?kaart van Vlaanderen?, nauwgezet ingekleurd met wat her en der aan blauwe organisaties te vinden is, van vrouwenclubs tot muziekmaatschappijen en bonden voor gepensioneerden of zelfs de meer dan honderd OCMW’s met een liberale meerderheid. Kortom, de generaal overschouwt door de verrekijker zijn troepenmacht op het terrein.
Hij schijnt niet te zien dat daar eigenlijk twee kampen naast elkaar bivakkeren. De mannen en vrouwen die zich tot de ?bloedgroep? Verhofstadt rekenen, lopen er wat moedeloos bij. Ze hebben ooit van wat anders gedroomd dan de volkspragmatische aanpak waarin de partij nu genesteld zit. Ze lijden onder de restauratiegolf die na mei 1995 kalmpjes over de Vlaamse en Belgische politiek gerold is. Tobback, Van Peel, De Croo, Philippe Busquin, Charles-Ferdinand Nothomb en Louis Michel zijn voorzitters die met oude, vertrouwde kaarten spelen onder het stielvaardige oog van croupier Dehaene en met een moreel versterkte monarchie in de achtergrond.
DE LONT BLEEK TELKENS TE NAT
Het De Croo-project heeft een laag ideologisch gehalte en trekt daarom bepaalde types aan : de veeleer prozaïsche geesten die nog altijd een dossier weten te ?fiksen? en de traditionele straatvechters die graag af en toe een lawaaierige stunt uithalen. De VLD-voorzitter zelf is daar niet afkerig van. Zo zorgde hij, ietwat overhaast, voor een rellerige sfeer rond de Di Rupo-zaak en probeerde hij financieminister Philippe Maystadt van de weg te rammen met zijn onthullingen over diens swap-speculaties in het beheer van de staatsschuld. Telkens bleek de lont te nat om er de brandstapel mee in vlam te krijgen.
In die ambiance was voor Verhofstadt en zijn fellow travellers geen plaats. De VLD-stichter beperkte zich tot het uitspreken van twee grote redevoeringen, waar een hongerige opiniepers zich nadien dagenlang mee bezig hield. Op 21 mei 1996, precies een jaar na de parlementsverkiezingen, vergeleek hij de sombere Belgische situatie met het succesvolle beleid van de paarse coalitie in Nederland. Op 1 oktober van hetzelfde jaar, drie weken voor de Witte Mars, waarschuwde hij voor de crash van ons binnenlandse politiek-justitiële regime met zijn cultuur van cliëntelisme, protecties en gebrek aan ethiek.
Kort nadien begon hij, onder meer samen met Johan Van Hecke die in juni 1996 van het CVP-toneel was verdwenen, te bouwen aan de gespreksgroep in Zaal F van het senaatsgebouw. Ondertussen beet hij zich ook vast in het Rwanda-dossier. Een tweedaags bezoek aan dat land met zijn akelige massagraven had bij hem een diepe zenuw geraakt. De lamentabele moord op de Belgische tien para’s sterkte hem in de overtuiging dat onze overheidsmacht slecht, kortzichtig, onbekwaam, opportunistisch, laf of corrupt functioneert.
Bevreesd voor de volle waarheid over haar eigen rol in het Afrikaanse drama probeerde de CVP die Rwanda-commissie zoveel mogelijk te kortwieken. Dus zorgde senaatsvoorzitter Frank Swaelen voor de nodige rugdekking. Met minzaam geduld verijdelde hij, telkens wanneer dat zo uitkwam, elke mogelijke opbloei van openhartige getuigenissen of gedachtenwisselingen. Ook mocht de commissie vooral geen bevoegdheid van onderzoeksrechter (getuigenis onder eed) krijgen. Dat zou de gewenste flou artistique kunnen bedreigen.
Anders dan vroeger verwerkte Verhofstadt deze voor hem lastige intriges vrij flegmatisch : hij maakte weinig misbaar maar stuurde op een compromis aan, zocht grote en kleine bondgenoten. Zijn collega’s zagen stilaan een parlementair temperament geboren worden, een man die zonodig genoegen kan nemen met de helft van de maan. Eindelijk ontstond een beetje rust rond het imago van de hemelbestormer. Daaruit gingen de vrienden nieuwe moed putten om hem een tweede voorzitterschap, met uitzicht op regeringsdeelname, in het hoofd te praten.
Een duel Verhofstadt-De Croo is echter gevaarlijk voor de partij. De nu al knagende mentale tweespalt kan tijdens een interne verkiezingscampagne ook formeel zichtbaar worden. De afgelopen dagen werd druk vergaderd, op zoek naar een formule om de botsing tussen de twee blauwe denkwerelden uit de weg te gaan. Wijze mannen gingen nog eens polsen bij Marc Verwilghen, of die geen derde weg zou willen openen. De bescheiden man uit Dendermonde bleef echter herhalen dat hij zich niet geroepen voelt om zich de rol van partijleider op de schouders te laden.
In dat geval heeft Verhofstadt geen keuze. Zolang De Croo kandidaat blijft, zal hij dat ook zijn. Vijf jaar geleden, bij de oprichting van de VLD, kreeg de eerste dertig en Verhofstadt zeventig procent van de stemmen. Een dergelijke uitslag kan ook de komende weken uit de bus komen. Nadien is de VLD aan een tweede geboorte toe.
Frans Verleyen
Herman De Croo in de Kamer met achter hem onder meer Rik Daems en Marc Verwilghen en voor hem Philippe Maystadt, Elio Di Rupo en Jean-Luc Dehaene : een project van traditionele straatvechters.