Racing Genk drijft op een golf van euforie door het voetbal- seizoen. Real Mallorca vormt een nieuwe Europese test.
Wij hebben twee jaar geleden op Racing Genk een bekerwedstrijd gevolgd tegen, toen nog tweedeklasser, Kortrijk. Het was een winterse zaterdagavond en om kwart voor acht was alles normaal. Daarna viel in vijf minuten tijd een dikke mistlaag naar beneden, die het spelen onmogelijk maakte. Scheidsrechter Eddy Vermeirsch wachtte een kwartiertje, en kwam daarna de zichtbaarheid controleren. De discussie is eeuwig wat er in dat geval precies moet gebeuren. Volgens sommigen moet de scheidsrechter diagonaal over het veld kunnen kijken, van één hoekschopvlaggetje naar een ander. Volgens andere even zelfverzekerde betweters moet hij over de as van het veld kunnen kijken. Vermeirsch deed het tweede, ging aan de achterlijn staan om te zien of hij zijn grensrechter aan de overkant kon zien. Dat was niet het geval, zelfs de middellijn was met moeite zichtbaar.
Die van Genk evenwel wilden absoluut spelen, en aanvoerder Domenico Olivieri stelde zich op naast de arbiter. Toen die vroeg: “Kunt gij mijn collega nog zien?” antwoordde Olivieri zonder een spier te vertrekken: “Is dat die man met die vlag ginder?”
Met zulke kerels kan je naar de oorlog, zie. Die avond wisten wij dat Racing Genk het ver zou brengen. De volgende dag werd het door Kortrijk met 0-1 uit de beker gewipt.
Racing Genk is ondertussen de ploeg in de belangstelling. Vorig seizoen al een berejaar gedraaid, zij het op respectabele afstand van Club Brugge. Dat in een rechtstreeks duel in de bekerfinale wel met 4-0 werd afgepoeierd. Dit seizoen is voor Genk helemaal een sprookje. Leider in eerste klasse, Europese successen, goed voetbal, veel sfeer in het Thyl Geyselinckstadion en ook op verplaatsing, en doelpunten om duimen en vingers bij af te likken.
Het jaar na een uitschieter, is nochtans altijd moeilijker. Vraag dat maar aan de mensen van Lierse. De betere spelers krijgen lucratieve aanbiedingen, de club wil het onverwachte geld incasseren, en de kern wordt beetje bij beetje verzwakt. Ook bij Racing Genk, hoewel het bestuur luidkeels verkondigde dat het de ploeg bijeen zou houden. Het gouden aanvalsduo Oulare– Strupar bleef inderdaad, maar het defensieve compartiment kreeg klappen. Jacky Peeters vertrok naar Arminia Bielefeld, Davy Oyen ging naar PSV, en Philippe Clement verhuisde naar Coventry. De twee flankverdedigers en de defensieve middenvelder weg, dat kan alleen goed aflopen als er drie toppers in de plaats komen.
Niet gebeurd, dus Genk zou geen seizoen als het vorige meer maken. Er bestaan geen wonderen. Of toch? Trainer Aimé Anthuenis, de architect van het huidige Genkse elftal, slaagde er met kunst- en vliegwerk in om toch weer de nodige vervangers aan te trekken. En het Genkse succesverhaal duurt voort, voorlopig althans.
Drie seizoenen geleden bracht Anthuenis de club naar eerste klasse. Genk was tweede geëindigd in tweede, maar omdat in eerste Seraing werd opgeslokt door Standard, stegen dat jaar drie ploegen: Lokeren als kampioen, Genk als tweede, en Moeskroen als winnaar van de eindronde. Vakbladen rekenden Genk bij de degradatiekandidaten, maar het pakte heel anders uit. Het eerste seizoen achtste, het tweede seizoen tweede plus winst in de beker van België. Het derde seizoen al twee Europese confrontaties gewonnen en samen met Lokeren, de andere ploeg van Anthuenis, op kop van het vaderlandse voetbal.
Aimé Anthuenis: Een trainer kan geen spelers vormen, maar wel een ploeg. Tenminste, als hij er de tijd voor krijgt, zoals ik in Genk. Dat is beter voor het uiteindelijke rendement, maar vele clubbesturen blijven van trainer wisselen als van hemd. Vorig seizoen werd bij meer dan de helft van de eersteklassers de trainer doorgestuurd. Waarna diezelfde man elders als de verlosser wordt binnengehaald. Dat is belachelijk, en een onderschatting van het vakmanschap van de Belgische trainers. Besturen zouden zichzelf wat meer in vraag moeten stellen. Als het enkele weken goed gaat, worden plots allerlei plannen mogelijk, die al even snel weer worden opgeborgen als het nadien twee weken slecht gaat.
Dan is dit het ideale moment om in Genk een paar plannen op tafel te gooien.
Anthuenis: Gelukkig werken wij doordachter. Al wil dat natuurlijk niet zeggen dat je opportuniteiten moet laten liggen. Na onze 5-0 overwinning tegen Duisburg voelde je het enthousiasme rond de club groeien. Voor de tweede keer in enkele maanden tijd, want ook na de bekerzege was er euforie. Ons bestuur speelt daar goed op in, houdt met allerlei initiatieven de supporters bij het clubleven betrokken, en bindt bestaande en nieuwe sponsors. Er wordt soms smalend verwezen naar het geld van de mijnen, waarmee onze tribune is gezet. Maar dat is een onderschatting van het werk van de jongste jaren. Goed, die tribune danken we aan KS, maar al bij al blijken er slechts tweeduizend zitjes te zijn, waardoor we onze Europese matchen in Brussel moeten spelen. Er zijn de loges en de businessseats, akkoord. Maar het is niet fair om onze huidige hoogconjunctuur aan KS te blijven toeschrijven.
Die beperkte capaciteit van de hoofdtribune dwingt jullie naar de Heizel te gaan, maar die brengt jullie geluk.
Anthuenis: Hopelijk wordt dat bevestigd tegen Mallorca. Ik denk niet dat veel Belgische clubs op een donderdagavond vijftienduizend supporters op meer dan honderd kilometer van huis in een stadion zouden krijgen, zoals wij tegen Duisburg. Desondanks zou het beter zijn mochten we in eigen stadion kunnen blijven. De club werkt volop aan de plannen voor een nieuwe zittribune, maar dat gaat niet vanzelf. Het huidige bestuur van Genk bestaat uit mensen met vooral een zakelijke achtergrond. Zij proberen de positieve sfeer die er rond de club heerst, zo goed mogelijk te exploiteren. Dat is prima, maar ik laat voor alle veiligheid nu en dan toch maar even horen dat stenen niet mogen voorgaan op spelers. Ik verwijs dan terloops naar andere clubs (lacht).
Is dit Genkse elftal jouw ploeg?
Anthuenis: Voor tachtig, negentig procent, maar wel in samenspraak met de technische staf en de scouts. En binnen de beperkingen die het bestuur oplegt. Dat laatste is vaak allesbepalend, want een trainer blijft afhankelijk van zijn spelerspotentieel. Als hij dat zelf heeft mogen kiezen, draagt hij er ook de verantwoordelijkheid voor. Als anderen hebben gekozen, mag men hem er niet op aanspreken. In Genk heb ik met spelers van eigen keuze aan een typische stijl kunnen werken.
Die stijl heb je ontwikkeld in tweede, toen je overnam van Enver Alesic en Pierre Denier. Genk maakte toen indruk door zijn aanvallend voetbal, maar weinigen geloofden dat dat ook in eerste zou lukken.
Anthuenis: Ik heb mijn visie op hoe een elftal moet draaien. Ik heb die indertijd ook in Lokeren in de praktijk gebracht. Ik ga uit van snelheid en diepgang langs de flanken. De gebroeders Versavel waren daarvoor ideale spelers. Toen ik in Genk begon, stelde ik vast dat er op links te weinig snelheid was om te spelen op de manier die ik wil. Dan moet je gaan zoeken, in eigen rangen of elders, naar iemand die die rol kan vervullen. Dat werd Davy Oyen. De ware kunst van het trainerschap is juist inschatten wie je op welke plaats kan gebruiken. Je moet oog hebben voor alle nevenfactoren die een speler al dan niet doen renderen. En wie het ene seizoen fantastisch draait, komt het volgende mogelijk niet uit de verf. In alle klassementen in de media stonden vorig jaar Genkenaars bovenin. Kunnen ze dat bevestigen? En niet alleen dat: doordat ze vorig seizoen zo goed presteerden, gaat men nog meer van hen verwachten. Maar daaraan is een bovengrens.
Ook voor de trainer ligt de lat hoger.
Anthuenis: Ja, en zo kan je op de duur het slachtoffer worden van je eigen succes. Dat doet me dan weer concluderen dat je ook niet te lang bij een club mag blijven. (lacht)
Hoe beter je spelers zijn, des te meer aanbiedingen ze krijgen. Je hebt vorig jaar Clement, Peeters en Oyen moeten laten gaan. Je lijkt ze waardig te hebben vervangen. Daarmee geef je het bestuur een argument om er weer een paar van de hand te doen.
Anthuenis: Daar ben ik me van bewust. Genk heeft een enorm risico genomen door Clement, Peeters en Oyen te laten vertrekken. Voor Clement was er met nieuwjaar al een duizelingwekkende aanbieding. Ik heb het bestuur kunnen overtuigen om niet toe te geven, maar dat heeft bloed, zweet en tranen gekost. De grote meerderheid wou het geld pakken. Maar Philippe was een onmisbare schakel. Mocht hij midden in het seizoen vertrokken zijn, hadden we niet het succes behaald dat we nu hebben behaald. Dan was de club op dit moment misschien een grijze meeloper.
Men moet beseffen dat het enthousiasme dat nu rond Racing Genk heerst, in de eerste plaats wordt opgewekt door wat op het veld gepresteerd wordt. Als dat goed is, heb je hier alle troeven voorhanden. Er is geen concurrentie van Lommel of Sint-Truiden, die liggen te ver weg. We zitten in een streek die voetbalminded is, traditie heeft met Winterslag en Waterschei, maar erg lang heeft moeten wachten op succes. Er is dus een enorm potentieel aan toeschouwers en commerciële mogelijkheden. Een goed draaiende club werkt als een magneet. Maar de kern van die magneet is het elftal.
De verkoop, ook al is het voor veel geld, van één speler, kan een jaar later al resulteren in financieel verlies. Dus zeg ik: hou de spelers en geef ze indien nodig zware contracten, want zij zijn de motor van een voetbalvereniging en alles wat er omheen hangt. Vergeet niet dat we eerder al Bart Goor en Stijn Haeldermans hadden laten vertrekken. Die vormden samen met Davy Oyen een geducht wapen op de linkse flank. Ik ben ervan overtuigd dat zij het alledrie verder hadden kunnen brengen, als ze een paar seizoenen samen waren blijven spelen. In de plaats van zich te laten verblinden door namen van vroegere topclubs.
Dat je Clement niet zou houden, stond al van nieuwjaar vast. Het vertrek van Peeters en Oyen was niet ingecalculeerd. Het bestuur had beloofd dat iedereen zou blijven.
Anthuenis: Het had die intentie, maar er is niet enkel de financiële verlokking, er is ook een gewetensprobleem tegenover de spelers. Een paar dagen na de bekerwinst kwam Jacky Peeters mij vinden. Negenentwintig jaar, kon in Duitsland een droomsalaris opstrijken, mogelijk de laatste dergelijke kans in zijn carrière. Als ik dan nee zeg, hypothekeer ik zijn toekomst, ook buiten het voetbal. Even later Davy Oyen met hetzelfde verhaal. Die had een aanbod van PSV, een kans op een internationale carrière. Kan ik dan nee zeggen? Dat ik zo laattijdig met hun vertrek geconfronteerd werd, was een extra handicap. Ik had bijvoorbeeld mijn oog laten vallen op Filip Daems van Verbroedering Geel. Maar zolang Oyen er was, hadden we hem niet echt nodig. We hebben voor de vorm een bod gedaan, dat bij lange na niet kon tippen aan dat van Lierse. Als we geweten hadden dat Oyen wegging, had Daems hier gezeten.
Dat je beste spelers vertrekken, is onvermijdelijk.
Anthuenis: Vernieuwing moet er zijn, maar er zijn pionnen die je voor langere tijd moet zien te houden, omdat ze het fundament vormen van je ploeg, zowel op het veld als in de kleedkamer. Dat laatste wordt onderschat. Peeters, Clement en Oyen waren drie Limburgers, drie Belgen en drie internationals. Clement kwam wel van Antwerpen, maar ik noemde hem een Limburger. Spelers als zij vormen net iets meer de ruggengraat van een ploeg dan de buitenlanders. Ik hoor Eric Gerets hetzelfde vertellen.
Maar uitgerekend Genk heeft een leger buitenlanders in zijn kern.
Anthuenis: Daarom waarschuw ik. Bij ons kan het net, maar we zitten aan de grens. Buitenlanders trek je soms uit noodzaak aan. Bijvoorbeeld door het late vertrek van Peeters en Oyen. Voor hen was geen Belgisch alternatief voorhanden, dus hebben we onze scouts aan het werk gezet. Rogerio de Oliveira komt van Denderhoutem en is zich verbazend goed aan het ontwikkelen. En met Juha Reini hebben we in Finland een jonge speler met veel mogelijkheden gevonden.
Hij komt minder op dan Peeters, maar als hij komt, zijn zijn voorzetten beter.
Anthuenis: Hij is technisch sterk, maar hij moet vaker naar voren komen. Dat is nodig om onze eigen speelstijl te kunnen blijven toepassen. Als we goed draaien, spelen we met drie verdedigers. De twee vleugelbacks zijn in mijn optiek offensieve middenvelders. We moeten dat snel aanvallend spel tegen alle ploegen kunnen ontwikkelen. Dat is niet makkelijk, want in de Belgische competitie passen de tegenstanders zich meer en meer aan ons aan. De tol van het succes, mij hoor je niet klagen.
Hoe komt het dat je een vervanger voor Jacky Peeters in Finland gaat zoeken?
Anthuenis: We zaten in tijdnood en we hebben daar goede contacten. Bovendien kunnen ook wij de betere Belgen nauwelijks betalen. Het bestuur zegt: voor de prijs van één goede Belg koop je twee of drie buitenlanders. En dat de binding tussen de supporters en de club afhangt van het aantal Belgen, is verre van bewezen. Klaus Pudelko, de held van Waterschei, was een Duitser. Net als Heinz Gründel. De vedette van Genk op dit moment is Branco Strupar. Supporters willen dat hun ploeg herkenbaar blijft. Maar of dat Belgen of buitenlanders zijn, maakt niets uit. Genk heeft trouwens al vroeg zijn Europese dimensie onderstreept (lacht).
Je hebt een enorme mix van nationaliteiten in je ploeg. Levert dat communicatieproblemen op?
Anthuenis: Voorlopig niet. De voetbaltaal is universeel. Men gebruikt Duits, Engels, Nederlands… als er bij alle partijen een beetje goede wil is, loopt dat vanzelf. Maar veel hangt af van de resultaten. Als je elke week verliest, is het moeilijker om een heterogene groep onder controle te houden. Dat is het grote probleem van Antwerp. Als het slecht gaat, trekken spelers van dezelfde nationaliteit of taal zich in hun eigen kliekje terug. Maar als je elf Belgen hebt die elke week verliezen, ontstaan er ook kliekjes.
Opmerkelijk is dat er weinig of geen eigen jeugdspelers in het eerste elftal van Genk staan. Marc Vangronsveld en Domenico Olivieri zijn de enige twee.
Anthuenis: Daar moet aan gewerkt worden. We zijn zoals gezegd in een streek waar men houdt van voetbal, waarin veel velden liggen, en waarin Racing Genk boven de rest uit torent. Wij speelden vóór het seizoen een oefenwedstrijd in Bocholt voor 2500 toeschouwers, onder wie heel veel jongeren. Ik vind dat elke jongere uit de omgeving die een beetje kan voetballen, automatisch bij Racing Genk moet terechtkomen.
Ik stel verder vast dat er geen Turken, Grieken en Italianen doorbreken, hoewel ze bij de jeugd opvallen door hun techniek. Blijkbaar haken die jongens af op hun vijftien, zestien jaar. Dat moet veranderen. Elke goede jeugdspeler moet weten dat hij bij Genk kan doorgroeien.
Genk heeft de voorbije maanden twee keer een enorme stunt verwezenlijkt: 4-0 winst in de bekerfinale tegen Brugge, en 5-0 tegen Duisburg. Waren dat de beste twee matchen uit je trainerscarrière?
Anthuenis: Laten we zeggen: twee van de beste. De overwinning tegen Duisburg heeft televisieaandacht gekregen in heel Europa, dat was voor de club een enorme reclame. Met het bijhorend gevaar dat iedereen nu weet dat er in Genk talent zit, en dat ze weer met geld gaan komen zwaaien. Indertijd heb ik met Lokeren ook een daverend seizoen gekend. Dat was een ploeg met Hoogenboom, Somers, Naudts, Vanveirdegem, de twee Versavels, de twee M’Buyu’s en voorin Angelo Nijskens en Kari Ukkonen, die ze bij Cercle niet meer moesten hebben. Dat elftal draaide bij momenten fantastisch. Wij hebben meer dan eens aan de rust met 0-3 voor gestaan. Zelfs op Anderlecht. En pas op, dat was een ander Anderlecht dan dat van vandaag.
En in die periode had het de arbiters nog mee.
Anthuenis: Zwijg, ik ging het net zeggen. In de wedstrijd waarover ik spreek, was Magerat scheidsrechter. Die liet niet tweeënnegentig minuten spelen, niet vierennegentig, maar honderd minuten. Tot het 4-3 was. Hadden we een half uur langer standgehouden, hij had honderd dertig minuten laten spelen. Zo een schande heb ik nooit meegemaakt.
Na de bekerwinst tegen Brugge en het nuttigen van enkele glazen, voerde je op de persconferentie een gesmaakt nummertje op rond het begrip “bescheiden trainer”, dat voor jou wordt gebruikt.
Anthuenis: Ja, maar dat had niets met die enkele glazen te maken. (lacht) Ik ben niet bescheiden. Iemand kleeft ten onrechte een etiket op je rug, en iedereen neemt dat klakkeloos over. Ik wil geen bescheiden trainer zijn, want dat heeft de connotatie: gebrek aan ambitie. En ik ben razend ambitieus. Ik wil met dit Genk de top halen, aan de top blijven, en iets uitbouwen dat jaren blijft bestaan. En als onze samenwerking eindigt, wil ik dat elders doen. Bij een kleine club, of bij een grote. Ook dat onderscheid stoort me. De trainer van Standard, om maar één voorbeeld te noemen, is zogezegd trainer van een topclub. Dan zeg ik: leg de resultaten uit de voorbije tien jaar van Standard en Germinal naast elkaar, en kom me dan vertellen wie van die twee de topclub is.
Het is niet omdat je geen trainer van Anderlecht of Brugge bent geweest, dat je geen toptrainer kan zijn. Ik ben in mijn carrière maar één keer ontslagen, bij Waregem, en ik blijf erbij dat dat onrechtvaardig was. Wij hadden het jaar voordien in tweede klasse iets uitgebouwd, manager Paul Theunis en ik. Maar toen we in eerste moesten beginnen, was de kern erg verzwakt. Dat was niet onze schuld. Toen er niet meteen resultaten kwamen, gooiden ze mij buiten. Dat heb ik nog altijd niet verteerd. Weet je, ik word 55, maar in mij brandt hetzelfde vuur als vijftien jaar geleden.
Koen Meulenaere