Terwijl Steve Stevaert & co. steeds populairder worden, blijft de basis van de socialistische partij een beetje verweesd achter. Veel doorgewinterde militanten hebben heimwee naar de verworpenen der aarde, het anti-Vlaamse vertoog, de ijzeren hand van de generaal en kleinere kieskringen.
Foto’s Patrick De Spiegelaere
‘Net zoals mijn vader zaliger heb ik destijds een lidkaart van de socialisten gekocht omdat die opkwamen voor de werkende mens. Dat doen ze nu nog – denk ik toch -, maar ze leggen het anders uit.’ Stan is maar een van de vele Vlaamse SP.A-militanten die eigenlijk niet zo heel goed meer weten waar hun partij voor staat, maar toch loyaal folders blijven bussen en het wel en wee van de Teletubbies in De Morgen volgen. Want ze zijn heel trots op de frisse, succesvolle wind die door de SP.A waait, alleen hebben ze soms moeite om alle nieuwe ontwikkelingen te bevatten.
De partij heeft de afgelopen jaren dan ook heel wat moeten verwerken: sexy vrouwen op de lijsten, een kartel met Vlaamsgezinden, een voorzitter die doorgestudeerd heeft en ministers die niet van het tv-scherm te branden zijn. Genoeg gespreksstof dus in de tientallen volkshuizen, wijkclubs en andere rode vrijhavens van Vlaanderen.
GENT, HET ACHTURENHUIS
‘Ik zal maar zelf over ons oorlogsverleden beginnen zeker?’ vraagt Jan Roegiers grijnzend. Bij wijze van try-out wordt de Spiritist in het voor een volkshuis nogal hippe Achturenhuis in Ledeberg met de kritiek van plaatselijke SP.A’ers geconfronteerd. Want vroeg of laat zal hij op een verkiesbare plaats op een van hun kieslijsten opduiken. Echt zenuwachtig lijkt Roegiers niet. Jaren geleden is hij hier al eens een pint komen drinken met partijgenoten, en sommige aanwezigen kent hij nog uit zijn tijd als kabinetschef van de Gentse schepen Lieven Decaluwe (VU). Zoals Daan Schalck, kamerlid en voorzitter van de Gentse SP.A, die in dezelfde periode op het kabinet van een rode schepen werkte, en Jacques De Poorter die toen een rode schepen wás.
Toch voelt Roegiers zich geroepen om de politieke correctheid van zijn stamboom uit de doeken te doen: ‘Noch ikzelf, noch mijn ouders of grootouders hebben gecollaboreerd. Jullie zien: er is in Oost-Vlaanderen alvast één onbesmette Spiritist. Maar ik hoop dat we nu niet zullen discussiëren over dingen die in de eerste helft van de vorige eeuw gebeurd zijn. Wordt het niet hoog tijd dat we daar een streep onder trekken?’ Die uitleg werkt alvast op de lachspieren van Jan Taelman. ‘Ik begrijp niet dat je er je hele familie bijhaalt’, zegt hij. ‘Ik wist niet dat een politieke overtuiging erfelijk is.’
Niet iedereen ziet er de humor van in. Al begint haast elk zuchtje kritiek vanavond met de woorden: ‘Ikzelf heb daar geen problemen mee, maar veel van onze militanten wel.’ Of hoe linkse kameraden zich koste wat het kost als ruimdenkend willen profileren. Maar wie in een ‘rood nest’ groot is geworden, heeft meestal een afkeer van alles wat Vlaams en klerikaal is. En dat zit er bij veel – vooral oudere – leden nog diep in. ‘Het zal heel moeilijk zijn om onze senioren ervan te overtuigen dat een kartel met Spirit een goede zaak is’, zegt Jacques De Poorter. ‘Die mensen hebben de Volksunie – en ze maken geen onderscheid tussen de VU en Spirit – dertig, veertig jaar lang als een vijand beschouwd. Ik ben ervan overtuigd dat een aantal oude kiezers zal afhaken, maar dat zal hopelijk gecompenseerd worden door de jongeren die Spirit kan aanspreken.’
Toch zouden veel socialisten hem graag temmen, die Vlaamse leeuw. Ook al horen ze hun ministers soms het tegenovergestelde verkondigen, de mees- ten staan afkerig tegenover verdere regionalisering. ‘Méér Vlaanderen’, is een slogan die menig socialist nog steeds ondraaglijke jeuk bezorgt. ‘Ik krijg echt geen spontaan orgasme telkens als het woord Vlaanderen valt’, zegt Roegiers. ‘Maar ik geloof dat we dichter bij de mensen een beter beleid kunnen voeren.’ Tja, hoe kan zo’n boutade worden weerlegd? Met een boutade: ‘Nooit zullen wij tolereren dat een Waal minder werkloosheidsuitkering krijgt of meer moet betalen voor medische verzorging dan een Vlaming.’
Als het gesprek op de vredelievende overtuiging van Spirit komt, wordt er vooral met de ogen gerold. Roegiers mag nog zo vaak uitleggen dat radicaal pacifisme voor zijn partij haast een breekpunt is, zoveel kinderlijke onschuld wordt door de SP.A’ers liefdevol weggevaagd. ‘Je merkt dat ze nog niet hebben moeten meeregeren, hè’, grinnikt Taelman. ‘De meesten van onze militanten zijn ook pacifisten, maar onze ministers moeten compromissen sluiten. Anders kunnen ze niet regeren.’
Een paar uur later liggen Roegiers en de aanwezige socialisten nog steeds niet vechtend op de biljarttafel. Integendeel: een zekere sympathie is zijn deel. ‘Met Jan kun je buitenkomen, en de meesten van onze leden zullen hem waarschijnlijk wel kunnen aanvaarden’, zegt Daan Schalck. Roegiers is dan ook zo jong dat hij moeilijk van een zwart oorlogsverleden kan worden verdacht. En zelfs de meest verbitterde verzetsheld moet inzien dat iemand als Roegiers het verroeste imago van de Vlaamse socialisten kan helpen doorbreken. Maar dat geldt niet voor die andere Oost-Vlaamse mandataris: Vlaams minister Paul Van Grembergen. Al was hij pas acht in 1945. ‘Het gaat me niet om zijn verleden’, zegt provincieraadslid Melissa Van der haeghen. ‘In onze partij moeten allerlei zogenaamde oude krokodillen verdwijnen, terwijl Van Grembergen op zijn vijfenzestigste de tweede plaats op onze kamerlijst krijgt. Dat zijn toch twee maten en twee gewichten?’
De Vlaamse excellentie kan voor zijn verdediging zowaar op twéé jonge mannen rekenen. ‘Paul is doordrongen van het idee van progressieve frontvorming. Hij mag dan 65 zijn, hij is mee met ons gedachtegoed’, aldus Roegiers. Kameraad Schalck doet er nog een schepje bovenop: ‘Paul Van Grembergen was een paar jaar geleden al de motor achter kartels tussen SP.A en VU in Ertvelde, De Pinte en Lochristi.’
Er wordt steeds nadrukkelijker geknikt. Hear, hear. Behalve door Jacques De Poorter. ‘We gaan een huwelijk aan met mensen die in de ogen van onze oudere leden en kiezers nog altijd zwartzakken zijn. Om dat te doen verteren, zal er vooral tijd nodig zijn.’ Dat klinkt Schalck te dramatisch in de oren: ‘Ach, de eerste kandidaat uit ACV-hoek die op onze lijsten stond, heeft er ook tien jaar over gedaan om aanvaard te worden.’ Over tien jaar is Jan Roegiers nog maar 45.
GROOT-ZWALM, EEN KEUKEN
‘Een volkshuis? Madammeke, dat hebben wij hier niet hoor’, lacht Alfons Moreels, voorzitter van SP.A Groot-Zwalm, aan de telefoon. ‘De cafébaas die het lef heeft om ons een zaaltje te verhuren, zou nogal afzien. Het hoofdkwartier van onze afdeling is mijn woonkamer, of de keuken van mijn zoon.’ Welkom in het donkerblauwste bastion van Vlaanderen: De Croo-land.
De bestuursleden van SP.A Groot-Zwalm zitten rond de keukentafel van Alfons’ zoon Patrick Moreels. Ze eten mattentaarten, drinken Wereldwinkel-koffie en vertellen de ene hilarische anekdote na de andere over Basiel Eeckhout, hun liberale burgemeester. Ze zijn dan misschien niet de meest succesvolle socialisten van Vlaanderen, ze kunnen zichzelf en de politiek in elk geval relativeren. En dat is ook nodig in Zwalm, waar de VLD al jarenlang een volstrekte meerderheid heeft en de SP.A het met één enkel gemeenteraadslid moet stellen. Patricks dochtertje Amaryllis kruipt rond in de keuken. ‘We hebben haar naar die felrode bloemen genoemd’, grijnst Patrick. ‘Maar zelfs die worden nu al in andere kleuren gekweekt. Het zou me niets verbazen mochten er ook al blauwe op de markt zijn.’
Bijna alle gemeenten in de buurt worden door liberalen bestuurd. Herman De Croos Brakel ligt dan ook maar op een boogscheut van Zwalm. ‘Wie iets gedaan wil krijgen, spreekt in deze regio het best een blauwe politicus aan’, zegt Patrick Moreels. ‘Als je een nieuw plankier voor je deur wil, moet je dat maar aan Herman De Croo of een van zijn medestanders vragen. Allez, tenzij je in het bestuur van de SP.A zit.’
SP.A Groot-Zwalm is, met zes bestuursleden en nog geen vijftig leden, geen onverdeeld succes. ‘De meeste mensen staan niet te springen om bij een klein oppositiepartijtje te gaan’, zegt Alfons Moreels. ‘Zeker niet als ze een beetje politieke ambitie hebben. Een kleine afdeling zoals de onze kan bijvoorbeeld maar moeilijk tot de provincieraad doordringen. Zo is het wel heel moeilijk om nieuwe mensen aan te trekken. En dat zal niet beter worden met die provinciale kieskringen.’
En dat terwijl de SP.A op nationaal vlak boomt dankzij de bekende koppen van vooral Steve Stevaert, Johan Vande Lanotte en Frank Vandenbroucke. Patrick Moreels: Ik heb er geen bezwaar tegen dat onze ministers veel in televisieprogramma’s komen. Want wat is het verschil met de aanpak van Herman De Croo? Hij doet hier alle markten en kermissen en als hij een café binnenstapt, geeft hij een tournée générale. Wij kunnen dat niet: ik ga niet werken om half Vlaanderen een pint te trakteren.’ Toch blijkt er weinig van die Teletubbie-populariteit op SP.A Zwalm af te stralen. ‘ Wij zullen echt geen grote doorbraak beleven omdat zij vaak op tv komen’, aldus Mario Dupont. ‘Mocht een van hen zich hier eens laten zien, dán zouden we er misschien iets aan kunnen hebben.’
Alfons Moreels kijkt peinzend naar zijn kleindochter. ‘De tijden veranderen’, zegt hij. ‘Dat kun je niet tegenhouden. Maar toch denk ik nog vaak terug aan de jaren dat ik nog gewoon voorzitter was van de wijkafdeling Sint-Blasius-Boekel. Toen hadden we tenminste het gevoel dat we meetelden, dat de partij respect had voor het werk dat we deden.’ Toen BSP Sint-Blasius-Boekel tien jaar bestond, is Moreels er zelfs in geslaagd om toenmalig partijvoorzitter Karel Van Miert naar de festiviteiten te lokken. Glunderend denkt hij aan zijn hoogdag terug: ‘Ik had Van Miert persoonlijk aangeschreven. Iedereen verklaarde mij zot. Maar hij is gekomen, en de zaal zat bomvol.’ Meteen diept hij zwartwitfoto’s op om te bewijzen dat hij ‘de beste voorzitter die we ooit hebben gehad’ wel degelijk heeft ontmoet. Waarom was Van Miert zo’n goede leider? ‘Bij hem moest ik me nooit afvragen wat hij eigenlijk had gezegd. Zijn standpunten waren klaar en duidelijk. Begrijp me niet verkeerd: op Patrick Janssens valt ook niets aan te merken. Alleen versta ik niet altijd wat hij zegt. Neem nu die discussie over de vaste boekenprijs. Jarenlang heb ik gedacht dat wij daar vóór waren, en nu denken we daar plots anders over. Dat gaat er bij mij niet in. Maar misschien komt dat omdat ik niet lang naar school ben geweest.’
VEURNE, EEN KANTOOR BIJ HET STATION
Elke werkdag van halftien tot halftwaalf houdt Guido Roose, voorzitter van de afdeling Veurne, spreekuur in het rudimentair ingerichte kantoor van zijn zoon vlakbij het Veurnse station. ‘Mensen komen vooral als ze vragen hebben over hun pensioen, huisvesting of tewerkstelling. Ik probeer hun problemen dan op te lossen of geef hen advies’, zegt hij niet zonder trots. ‘Elk jaar vul ik meer dan 150 belastingbrieven in. Reken maar dat onze spreekuren een weerslag hebben op ons ledenaantal én op onze stemmen.’ Of beter: op de stemmen van zijn zoon Peter.
Guido Roose zelf heeft na bijna twintig jaar in de gemeenteraad ‘een stap opzijgezet ten voordele van de jeugd’. Hij was in 2000 wel opnieuw verkozen, maar achtte de tijd rijp om plaats te ruimen voor zijn zoon, die haast uit zijn vel barst van ambitie. Twee Rooses met een politiek mandaat zou Guido nooit tolereren. ‘Ik heb er niets op tegen dat een zoon zijn vader opvolgt, maar twee leden van hetzelfde gezin mogen zo’n bevoorrechte positie volgens mij niet op hetzelfde moment innemen’, zegt hij. ‘Freya Van den Bossche mag van mij dus alleen naar de Kamer als haar vader daadwerkelijk uit de politiek stapt. Ik heb er dan ook problemen mee dat Bruno Tobback in het Vlaams parlement zit terwijl Louis nog senator is. Maar goed, Louis heeft aangekondigd dat hij dat mandaat niet meer zal opnemen. En zo hoort het ook: wij kunnen beter op een lijst staan en alles doen om stemmen binnen te halen, maar de toekomst aan de jeugd laten.’
Toch heeft vader Roose stiekem heimwee naar zijn socialistische hoogdagen, en – hij meent het echt – naar Louis Tobback. ‘Als voorzitter was Louis een generaal. Hij kon het goed zeggen, en maakte grote indruk op ons’, zegt hij. ‘Ach, misschien zijn dit geen tijden meer voor een generaal. De mensen zijn allemaal zo mondig geworden.’ Tijd voor zoonlief om het op te nemen voor de Teletubbies: ‘Pa, vandaag wordt de partij niet meer door een generaal geleid, maar wel door vier kolonels. Het is nog nooit vertoond dat vier toppolitici samen een partij leiden en nog overeenkomen ook.’
En nu maar hopen dat die kolonels Peter een goede plek geven op de kamerlijst. Want dat willen vader en zoon zo ontzettend graag. Vooral sinds Peter in de vorige regeerperiode al even van het parlementaire labeur heeft mogen proeven. Jammer genoeg kwam hij als opvolger van Johan Vande Lanotte in de Kamer. Toen die na de ontsnapping van Marc Dutroux ontslag nam als minister, eiste hij zijn kamerzitje weer op. Exit Peter Roose, die nu als adviseur voor diezelfde Vande Lanotte werkt en fractieleider is in de Veurnse gemeenteraad.
Makkelijk zal zijn terugkeer naar de nationale politiek niet worden. Nu West-Vlaanderen één grote kieskring wordt, staan 64 gemeenten te dringen voor 25 plaatsen. ‘En dan moeten er ook nog eens genoeg vrouwen en Spirit-mensen op de lijst’, zucht vader Roose. ‘Ach, die vrouwen… In theorie klinkt het goed dat de helft van de plaatsen op de lijst naar vrouwen moet gaan. Maar op het terrein ligt dat niet voor de hand. Wij zijn nú al op zoek naar kandidaten voor de gemeenteraadsverkiezingen van 2006. Waarom dat zo’n probleem is, weet ik niet: mannen komen zich vanzelf aanbieden en vrouwen niet. Dat is gewoon de realiteit.’
Dát Peter kandidaat is voor de Kamer staat wel vast. Hopelijk wordt het een strijdplaats, maar misschien zal ook dat te hoog gegrepen blijken. Hoe het ook zij, straks zal hij campagne voeren in een onbevattelijk grote kieskring. ‘Tja, ik kan natuurlijk niet aan elke deur in West-Vlaanderen aanbellen. Ik zal me op mijn eigen regio concentreren en verder vertrouwen op de netwerken binnen de partij.’
LUCHTBAL, EEN KALE VERGADERZAAL
‘Ik zou alles doen voor de partij’, zegt Stan Desmalines. En in zijn ogen zijn de enige leading ladies van die partij burgemeester Leona Detiège en haar dochter Maya. ‘De ministers en de andere grote meneren ken ik alleen van televisie’, zegt hij. ‘Maar de Detièges kennen we écht, al drie generaties lang. Vooral Leona is een volkse madam gebleven. Dat heb ik graag: dat we allemaal kameraden onder elkaar zijn. Patrick Janssens komt wel geregeld onder de mensen, maar ik vind hem toch nog een beetje afstandelijk.’
En dat wordt niet geapprecieerd in de sociale woonwijk Luchtbal. Te midden van de hoge blokken vergadert SP.A Luchtbal daar elke maand in het cultureel centrum. Terwijl de dwingende muziek van de tangoles in de aanpalende zaal het lokaal binnendringt, start voorzitster Maya Detiège een vergadering over de komende nieuwjaarsreceptie, de financiële toestand van de afdeling en de volgens de bewoners ‘debiele’ plannen van Vlaams minister van Huisvesting Jaak Gabriëls (VLD). Met engelengeduld vraagt Detiège junior een beetje begrip voor het gedrag van sommige buurtbewoners, en legt ze uit wat bijvoorbeeld een maximumfactuur is.
Maya Detiège heeft in de wijk gewoond tot ze veertien was. Toen begon haar moeder te veel te verdienen om nog recht te hebben op een sociale woning. Toch werd net zij drie jaar geleden gevraagd om de afdeling Luchtbal te leiden. Dat heeft ze te danken aan haar voorganger Jos De Breemaeker, een oud-parlementslid die nog steeds in het bestuur van de afdeling zit. ‘Het is een goed kind, maar ze moet nog hard werken en veel leren. Totnogtoe heeft ze alles vanzelf gekregen, en dat is eigenlijk niet goed’, zegt hij. Dat kind is onderhand al 35 en staat zo goed als zeker als eerste opvolgster op de Antwerpse kamerlijst. De Breemaeker: ‘Mijn generatie moest werken om er te komen. Zelf heb ik me altijd ingezet voor de partij en was ik overal aanwezig. Ik kan geen bals meer zien.’
Zoals veel plaatselijke militanten klaagt hij dat hij de SP.A-mandatarissen niet meer kent. De Breemaeker: ‘Een tentoonstelling openen? Daar zijn ze tegenwoordig te goed voor. Sommigen kijken zelfs neer op dienstbetoon. Maar hier wonen veel eenvoudige mensen die hulp nodig hebben. Moderne socialisten zeggen dan: Heb je honger? Ik geef je geen boterham, maar ik zal er wel voor zorgen dat niemand in de toekomst nog honger zal hebben. Daar zitten de mensen niet op te wachten.’
Ann Peuteman