In het gebied waar ooit de homo habilis rondliep, wonen nu de Sukuma. Dit Tanzaniaanse volk, grotendeels gespaard gebleven van het westerse cultuurimperialisme, kent een polycentrische samenleving waarin de groothoeven centra van gezag en traditie zijn.

De middagzon kleurt het zand tussen de bruine lemen hutten krijtwit. Onder een boom zitten vijf Sukuma te praten. De blanke jongeman die een paar meter verderop in de schaduw van de grootste hut zit, begrijpt duidelijk wat ze zeggen, maar mengt zich niet in het gesprek. Vlaming Koen Stroeken verricht hier in Wanzamiso, op twintig kilometer van het Victoriameer, al vier jaar wetenschappelijk onderzoek naar de cultuur van de Sukuma, met vier miljoen mensen de grootste etnische groep in Tanzania ( zie kader).

Het gesprek blijkt over de twee lemen huisjes te gaan die Koen hier met zijn inheemse veldassistent ‘Paulo’ Makufuli bij zijn eerste bezoek heeft opgetrokken. De mannen onder de boom willen dat Paulo de huisjes – zonder enige vorm van vergoeding – afstaat. Als bemiddelaar tussen twee culturen zit de inheemse medewerker van de antropoloog vaak tussen hamer en aambeeld. En dat is nu des te pijnlijker, want Paulo en Koen zijn echte vrienden geworden. De twee zijn zelfs als zonen geadopteerd door Lukundula Lutema, het familiehoofd van de groothoeve (kaya), een vijftal minuten wandelen hiervandaan. In de kaya wonen een twintigtal familieleden, verspreid over evenveel woon- en voorraadhutten. Die staan omheen een grote veekraal voor zeboes en geiten, midden in een vruchtbare steppe aan de voet van een paar groene heuvels vol grillig geërodeerde granietblokken.

De Sukuma, of ‘mensen uit het noorden’, wonen dicht bij de bakermat van de mensheid. In deze streek ontdekten Mary en Louis Leaky in 1961 de resten van de twee miljoen jaar oude homo habilis. Al vijf eeuwen lang wonen de Nilo-Hamitische veehouders (Tutsi) uit het noordwesten en de plaatselijke Bantoejagers (Hutu) hier vreedzaam samen. Zulke coëxistentie, die in Afrika couranter is dan gemediatiseerde etnische conflicten laten vermoeden, werd ook bezegeld door gemengde huwelijken, nieuwe samenlevingsstructuren en het lidmaatschap van eeuwenoude genootschappen. De Sukuma namen in tegenstelling tot hun buren de Nyamwezi ook niet deel aan de ivoor- en slavenhandel en zijn bijgevolg grotendeels ontsnapt aan het cultuurimperialisme van de Swahilifonen en de missionarissen. Ook de radicaal centraliserende en noodlottig mislukte landbouwhervorming ( ujamaa) van president Julius Nyerere (1962-1985) werd van meet af door de Sukuma afgewezen. In hun polycentrische samenleving zijn de groothoeven zelfstandige centra van gezag, productie en traditie gebleven. En die zijn niet zomaar te vervangen door Europese, laat staan collectivistische modellen. Hoewel.

HEBBEN EN ZIJN

De problemen van Paulo en Koen zijn begonnen toen een buurman van Lukundula hen toestond twee lemen hutten te bouwen op een lapje grond dat hij evenwel niet wou verkopen. De buurman creëerde op die manier een af te lossen schuld ( igasa) bij de blanke. En aan die schuld zou Koen meer dan eens herinnerd worden. Creëren van en omgaan met schuld is nu eenmaal een essentiële component van de Sukuma-samenleving. Op een bepaald ogenblik probeerde de buurman zelfs zijn zoon als veldassistent op te dringen. De man kon het duidelijk niet hebben dat Paulo als zoon van zijn rijke buur in de gunst kwam van een blanke wetenschapper, die zich op de koop toe integreerde en andere blanken bij de Lukundula’s introduceerde.

Sukumamannen lopen wel sjofel gekleed en geven niet om uiterlijk vertoon – kunstvoorwerpen kennen zij niet -, maar hun prestige ( lukumo) is des te belangrijker. Dat kunnen ze vergroten door hun landbouwareaal, veestapel en/of kennissen- en vriendenkring uit te breiden. Bezit duidt hier niet zozeer op ‘het vergaren van’ dan wel op ‘het zijn met’. In een Bantoetaal zoals het Sukuma bestaat het werkwoord ‘hebben’ slechts in de samenstelling met ‘zijn’. De Sukuma zijn zelfbewust, maar zelfvoldaanheid ( budoshi) verhindert volgens hen de sociale uitwisseling ( busanja). Zo zijn de euphorbiahagen rond de groothoeve niet uitsluitend bedoeld om hyena’s buiten te houden: men wil de voorbijganger ook niet kwetsen met mogelijke tekenen van welstand. Gebrek aan solidariteit zou in sommige dorpelingen zelfs de verwijtende ‘heks’ wakker maken.

Dat mocht Paulo ondervinden toen de dochter van de buurman hem verweet dat hij en z’n vrouw al te veel met blanken omgingen en geschenken van hen ontvingen, terwijl zij ‘in armoede moest leven’. Toen het meisje Paulo ook nog toeriep dat hij beter zou ‘weggaan of sterven’ werd het hem te veel. Eind 1999 liet hij de dorpsraad van Wanzamiso samenroepen wegens de dreigementen van zijn buurman. Maar een paar weken later trok die buurman samen met een Europees gevormde leraar naar de politie in Misungwi, het dichtstbijzijnde administratieve centrum. Dat is een overblijfsel van Nyerere’s ujamaa-hervorming: enkele hobbelige zandstraten, een beetje commercie, een telefoonverbinding met Mwanza, een ingeslapen bankfiliaal en een ‘politiekantoor’.

Precies daar gingen de buurman en de leraar Paulo’s zus ervan beschuldigen dat zij Paulo tegen hen opzette. Paulo’s zus is een gerenommeerde waarzegster en volgens de buurman en de leraar stonden zij en Paulo hem met occulte krachten naar het leven. Een listige beschuldiging. Want door in Misungwi een beroep te doen op een ambtelijke overheid, die als de dood is voor hekserij, wisten de leraar en de buurman de traditionele gezagsstructuren in Wanzamiso te neutraliseren. Paulo’s zus werd meteen in Misungwi ontboden en opgesloten. De volgende dag werd ze even willekeurig weer vrijgelaten. Maar de familie van Lukundula moest wel 200.000 Tanzaniaanse shilling (zo’n 10.000 frank of een gemiddeld jaarloon) aan de politie betalen. Zo won ‘het centrale gezag’ het nog eens van de traditionele dorpsraad. Door toedoen van een leraar die Paulo en Koen uit hun hoeve weg wou om ze zelf te kunnen huren. Zoveel was nu wel duidelijk.

HITTE EN KOELTE

Vanochtend in de heuvels hebben de kleinzonen van Lukundula een python gevangen. Die zijn ze nu moe aan het tergen, want vanavond willen ze ermee uitpakken op het oogstfeest ( mbina), meteen ook een gelegenheid om het aanzien van de familie te vergroten. Ze grijpen de drie meter lange wurgslang telkens weer bij de staart of achter de kop en slingeren haar in het rond. Grootvader Lukundula kan er niet om lachen. Versuft zit hij onder de breed uitgezakte boom midden op het erf. Hier is het waar de mannen palaveren, rusten, eten voorgeschoteld krijgen en mancala, het Afrikaanse denk- en telspel, spelen.

Lukundula Lutema heeft ook daar geen oog meer voor. Zijn linkerbeen is nog dikker dan zijn rechter en zijn voeten staan op barsten. Zelfs groeten is hem te lastig geworden. Nochtans, als een Sukuma in zijn streven naar erkenning iets belangrijk acht, dan is het wel de begroeting. Daarbij peilen ook oude bekenden telkens opnieuw naar elkaars sociale positie. Dat subtiele spel vergt een parate kennis van het verwantschapssysteem én redenaarstalent. Iedereen wil immers niet zomaar als drager van grootvaders naam, maar als een waarachtige vertegenwoordiger van de clan aangesproken worden. Wie zijn gesprekspartner verrast door de naam of de verwantschapspositie van diens grootvader te noemen – en niet naar de clan te verwijzen -, neemt meteen een superieure positie in. Het is een begroetingsritueel waarbij de alertheid van geest erg belangrijk is en op die manier relativeert het meteen elke rangorde in het leven. Want op dat ogenblik is zelfs objectieve afstamming geen verworvenheid meer. Deze traditie bewijst ook het belang van de retoriek voor de Sukumaboeren, die hun materiële cultuur niet esthetiseren.

’s Namiddags wordt de Europese rede verder op de proef gesteld als de buurman erbij komt zitten en Paulo met hem keuvelt alsof er niks gebeurd is. Volgens Koen Stroeken moet je dat ‘zien’ in de context van de Sukumacultuur: ‘Haat of woede zijn vormen van hitte ( busebu). Dit soort hitte wordt door de Sukuma niet gekanaliseerd, maar als een bron van kwaad uitdrukkelijk afgewezen. Zij beogen vrede of koelte ( mhola). En dat is niet zomaar de bries die de verzengende hitte op het hoogland draaglijk maakt. Koelte wordt gevoed door contact met iets of iemand van buiten hun onmiddellijke omgeving. Dat kan een bezoeker, een andere clan, het dorp, het woud of een overledene zijn. Want ook in deze Afrikaanse samenleving is de voorouder altijd aanwezig: in kegelvormige altaren van gevlochten takken die je vindt op ieder erf, of via een medium (iedere familie heeft er wel een) dat de voorouder een stem geeft. De kwalijke hitte is niet alleen synoniem van droogte of ziekte, maar ook van rampspoed, al dan niet veroorzaakt door een ontstemde voorouder of door een heks.’

Maar mag het woord ‘heks’ bij totaal verschillende volkeren in Europa en Afrika gebruikt worden? Volgens Koen Stroeken wel: ‘Het angstbeeld van een familielid, een partner of een buur die uit afgunst tot hekserij overgaat, duikt in de meest uiteenlopende culturen op. De vraag is dan hoe vergelijkbare voorstellingen over zulke grote afstanden kunnen ontstaan. Het hekserijgeloof is bij uitstek een taal waarin complexe gevoelens uitgedrukt worden die universeel herkenbaar zijn. Het gaat in het bijzonder om ervaringen zoals onzekerheid, ongeluk, afgunst en schuldgevoel waarbij telkens het delicate evenwicht tussen samenleven en persoonlijke ontplooiing als verstoord ervaren wordt. Hekserij is een universele problematiek omdat ze eigen is aan het samenleven zelf.’ Daarmee wijkt Koen Stroeken af van de heersende opvattingen in de antropologie (zie kader).

VERLEDEN EN TOEKOMST

En toch heeft hun buurman, volgens Paulo en Koen, redenen om zich gedepriveerd te voelen en tot hekserij gedreven te worden. Zijn dochter is onlangs bij haar man weggegaan. Haar vader moet de bruidsschat (15 koeien) nu terugbetalen. De arme man heeft echter noch de koeien noch het geld (ongeveer 30.000 frank). De twee woningen die hij Paulo en Koen nu afhandig heeft gemaakt, zijn wel goed voor 12.000 frank (het geld voor zes koeien), maar de leraar die de huisjes wil huren, zal daarvoor amper 100 frank per maand betalen. De buurman is dus nog lang niet uit de problemen. Ook vader Lukundula niet.

Precies daarom zitten zijn zonen en zijn oudste broer deze namiddag, aan de achterkant van een hut, met enkele mannen samen. Een van hen heeft een jonge kip de halsslagader doorgesneden en begint de divinatie om, via het bovennatuurlijke, inzicht te krijgen in verleden en toekomst. Slechts enkele aanwezigen weten dat het hier in werkelijkheid gaat om het leven of de dood van Lukundula. Zij weten immers dat de oude man vooraf in de kip gespuwd heeft en zijn lot aldus in de kip projecteert. Zodra zij gevild is en haar buik opengesneden is, wordt de sfeer beklemmender. Alle aanwezigen kennen immers het vaste verloop van een kippendivinatie en de verklaring die aan de ligging of de toestand van welbepaalde lichaamsdelen wordt gegeven. Als de pancreas tussen duim en wijsvinger genomen wordt, valt dit orgaan meteen om. Veel levenskracht wordt Lukundula dus niet meer toegeschreven. De maag van het orakel is gezwollen. Dat betekent dat zijn erf nog rijk is en niet door zijn ziekte aangetast werd. Maar net als bij de vorige twee divinaties laat een rood vlekje op de milt onheil vermoeden. ‘Breng Lukundula naar het ziekenhuis en je keert terug met een lijk’, zegt het orakel. Een witte lijn in het borstvlees van de kip stelt namelijk de reisweg voor en die wordt onderbroken door twee bedreigende rode vlekjes. Het ene vlekje wordt verder geïdentificeerd op de veer die de dichtstbijzijnde buur – de afgunstige buurman? – aanduidt als kwaadwillige of ‘heks’. Het andere vlekje wordt door intimi toegeschreven aan een vrouw met wie Lukundula gebroken heeft, maar die hem sindsdien in haar greep houdt: getuige daarvan de bloedstorting op de schouder van het orakel.

De vraag of de familie de grootvader niet laat creperen door de reis naar het ziekenhuis uit te stellen, blijkt te simpel. Volgens Koen richten de Sukuma hun divinatie ‘niet op Lukundula’s symptomen en gezwollen ledematen, maar op een oorzakelijke factor. Precies die moet worden ingevuld. Zien zij geen diepere oorzaak, zoals hekserij, dan volstaan biomedicijnen. Anders niet. Het orakel biedt geen alternatief voor de biomedische diagnose, maar omvat zowel de biomedische optie als de cultuureigen analyse die meer dan een louter fysieke aandoening kan vaststellen. De waarzegger komt nooit met de eenduidige diagnose waar Europa sinds de Verlichting aan gewend is – en waardoor Europeanen steeds moeilijker met imponderabilia en onzekerheden kunnen leven.’ Hoe groot die voor een Sukuma kunnen zijn, leert het vervolg van Paulo’s verhaal.

PAULO EN HET LOT

Tijdens de mbina waarbij gisteravond nog maar eens het binnenhalen van de oogst werd gevierd, liep bijna de hele vlakte vol. Zes groepen meesterlijk improviserende drummers en carnavaleske dansers probeerden er elkaars publiek af te snoepen. Lukundula’s kleinzonen oogstten met hun python zoveel succes dat hun tegenstrevers het lieten afweten. Maar uiteindelijk won de groep waarvan de voordanser zelf een python met prooi in de muil mimeerde. Het spektakel was geslaagd. De nasmaak van de maniok-likeur ( gongo) herinnerde aan de rook van het haardvuur. En in het struikgewas werden meerdere feestparen verrast door de koplampen van de Land Cruiser.

Paulo wou zo vroeg mogelijk vertrekken. Westwaarts. Toevallig associëren ook de Sukuma het westen ( Ng’weli) met rijkdom, vruchtbare grond en sinds kort zelfs goud, nu Ashanti Goldfields Tanzania Ltd. in Geita het goud zo van de grond schraapt. Het maakt Paulo’s queeste nog begrijpelijker. Hij wil weg van zijn arglistige buurman, een nieuw leven beginnen in de buurt van het Victoriameer, er zijn twee vrouwen samenbrengen, een lap grond bewerken, met zijn zonen uit vissen varen en misschien zelfs een handeltje opzetten. De tocht westwaarts, waar Paulo met de fiets en via de binnenwegen drie dagen over doet, duurt twee dagen met een Land Cruiser: via de overzet naar Busisi, Mkomba, Tabaluka, Sengerema, Nyamizeze, Nyamazugu, Nyamabano, Luchili, Kamisa en andere dorpjes die de kaart niet eens kent, maar die daarom niet minder leven. Naarmate de reis over slechte wegen vol putten en bulten vordert, wordt Paulo enthousiaster. In tegenstelling tot de streek die hij verlaat, wordt hier al een tweede oogst geplant, glimmen de bananen en de ananassen in de zon, en kost een baksteen (30 Tanzaniaanse shilling of 1 frank) de helft goedkoper. Hier klinken zelfs de liedjes van Papa Wemba en Kofi Olomide nog opbeurender dan in het verre Kinshasa, dat door de presentator van Radio Free Africa in Mwanza – niet zonder bedrieglijke nostalgie – als een paradijs op aarde wordt beschreven.

Voor Paulo begint het beloofde land in Nyehunge, op zo’n 50 kilometer (bijna 3 uur in een 4×4) van Sengerema. Hoewel de weg nu echt traag en moeilijk wordt, deelt de chauffeur Paulo’s enthousiasme: ‘Kijk, dit is vrouwelijke en nog vruchtbare grond. Daarbij vergeleken zijn Misungwi en Wanzamiso uitgeleefd.’ Ook hij wijst naar de zompige rijstvelden en de grote Sangalavissen. In Sukumaland is al dit lekkers een luxe. Hier, op enkele kilometers van de Nzera-baai, is het dagelijkse kost. En uitgerekend hier heeft Paulo’s neef een woning en een paar velden voor hem in optie genomen. Die zal Paulo nu voor het eerst zien. Hij wil meteen 10 hectare (tegen 2000 frank/ha) kopen en heeft al geld voor 5 hectare. Koen zal het verschil bijpassen.

Het dorpsplein van Nyalubanga is een open zandvlakte. Eromheen staan enkele lemen huisjes met golfplatendaken. Die beschermen minder goed tegen de hitte dan strodaken, maar zijn een teken van ‘beschaving’. Achter in de tuinen beginnen meteen de velden, die zich uitstrekken tot aan de heuvels in de verte. Paulo glundert, maar zijn neef kijkt sip. Enkele minuten later komt ook Paulo terneergeslagen bij Koen. De man die hem het huis en de grond had toegezegd, heeft ze intussen moeten afstaan aan zijn dochter die zich onverwacht in de streek komt vestigen. Paulo’s neef heeft voor hem dan maar een andere lap grond en een andere woning gekocht. Maar het huisje ligt ingesloten tussen andere woningen en biedt zeker geen ruimte voor twee vrouwen, vier zonen, geiten en runderen. De akker ligt op een half uur lopen en is nauwelijks twee hectare groot. Het leven is voor de Sukuma nooit makkelijk, maar hun veerkracht blijft verbazen. Terwijl hij over zijn overwoekerde akker loopt, kijkt Paulo al uit naar een tweede veld en vat hij weer moed: ‘Een mens moet zijn lot niet ondergaan.’ Intussen is Lukundula wel gestorven en Koen vertrokken.

Frank De Moor

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content