De architectuurbiënnale van Venetië is de grootste manifestatie in haar soort. Voor de 10e editie koos Richard Burdett het thema ‘Steden, architectuur en samenleving’.

De sectie architectuur van de Biënnale Venetië startte in 1980 met de reeds legendarische presentatie van het postmodernisme. Zoals bij de kunstbiënnales wordt steeds een directeur aangesteld die verantwoordelijk is voor de centrale expositie en het hoofdthema. Voor de 10e architectuureditie is dat de Engelsman Richard Burdett, die koos voor het thema ‘Steden, architectuur en samenleving’. Op het eerste gezicht een vrij algemene titel, maar zijn keuze is zeer helder. Ze gaat namelijk over de razendsnelle verstedelijking van de wereld en het ontstaan van megasteden. Sommigen voorspellen dat in 2050 ongeveer 75 % van de wereldbevolking in stedelijke agglomeraties zal leven. Het fenomeen van de exploderende steden, zoals Mexico-stad, Istanbul, Shanghai en Caïro, is het centrale thema van zijn hoofdexpositie. Terwijl de Biënnale 2004 een overvloed aan maquettes van gebouwen bracht, levert deze editie veeleer een tweedimensionale ervaring op. In het imposante Arsenale-gebouw wordt op een professionele manier, met veel foto’s en diagrammen een beeld geschetst van de verstedelijking, en van de immense uitdagingen die ze inhoudt om dergelijke ont- wikkelingen in zekere mate beheersbaar te maken. De problemen in Vlaanderen verdwijnen in het niets in vergelijking met andere continenten. Dat juist in Venetië, een stad die de laatste 40 jaar haar bevolking zag halveren, een dergelijk thema wordt gepresenteerd, is al stof voor reflectie.

Architectuurexposities blijven een moeilijke aangelegenheid. De presentatie in Venetië is zeer mooi uitgewerkt, maar ze blijft te veel als een boek, maar dan uitvergroot en opgehangen. Het didactische element overweegt en van aangrijpende emoties die kunst kan opwekken, is geen sprake. Burdett wil de architectenwereld en het grote publiek tonen dat niet alleen gebouwen de wereld kunnen redden. De uitdagingen zijn veel groter dan het bedenken van gebouwen. Hij maakte een duidelijke keuze.

TE VEEL MARKETING

De tweede grote expositie ‘Steden van stenen’ wordt door velen ervaren als een erg reactionaire expositie. De projecten worden er gepresenteerd als een manifest, als een ‘andere moderniteit’. Naast een overzicht van de antieke mediterrane wereld ligt het accent op de architectuur uit de jaren 1920 en ’30, de periode waarin Benito Mussolini veel overheidsgebouwen liet optrekken met bak- en natuursteen. Natuursteen wordt hier als bouwmateriaal verdedigd in plaats van glas en staal. Daar is niets mis mee, behalve dat de meeste projecten heimwee uitstralen naar deze periode. Centraal staan de projecten voor de stad Bari, waar een onafgewerkt betonskelet werd opgeblazen om vervangen te worden door monumentale gebouwen. De expositie lijkt wel een promotiecampagne voor de Zuid-Italiaanse natuursteenindustrie, gefinancierd met Europese gelden. De Biënnale dient ook om belangrijke stedelijke operaties te promoten. Architecten Norman Foster en Renzo Piano werken aan twee grote stedelijke uitbreidingen voor Milaan. Voor Napels worden met veel maquettes de ontwerpen voor de nieuwe metrostations gepresenteerd. Enkele daarvan zijn al in aanbouw. Europese toparchitecten werden geïnviteerd om de stad een internationale allure te bezorgen. De metrostations worden de nieuwe kathedralen van Napels. In tegenstelling tot andere steden waar gekozen wordt voor een uniforme vormgeving met wat kunsttoevoegingen, opteerde Napels ervoor om elk station een eigen karakter te geven. Tot slot laten de Italianen in de Arsenale een theoretisch model zien voor een nieuwe stad: VEMA, die ergens tussen Verona en Mantova moet liggen.

LANDEN TONEN KUNSTJES

De tweede locatie is de Giardini. Daar, in het Italiaans paviljoen, tonen internationale instituten, waaronder het Berlage Instituut uit Rotterdam, hun resultaten van een intens onderzoek naar stedelijke ontwikkelingen. Het Italiaanse ministerie van Cultuur is ook aanwezig met een mooie fotopresentatie van de bouw van het MAXXI in Rome, het nieuwe museum voor hedendaagse kunst, een ontwerp van de befaamde architecte Zaha Hadid.

In de Giardini ligt het accent op de individuele landenpresentaties. Ongeveer 50 landen brengen een individuele presentatie, de meeste in hun eigen landenpaviljoen. Sommige gaan verder in op het gekozen hoofdthema, terwijl andere een eigen verhaal brengen. Wat opvalt, is dat ook hier minder de nadruk wordt gelegd op gebouwen, op nieuwe creaties.

Een aantal paviljoenen, zoals die van Rusland en Frankrijk, zouden het goed doen op een kunstbiënnale. Zo is Alexander Brodsky’s poëtische installatie, met ‘geheugen’ als thema, enorm sterk, net zoals zijn nieuwe trapruimte naar de verdieping. De Fransen transformeerden onder leiding van Patrick Bouchain hun gebouw om tot ‘metavilla’, als een tijdelijk onderkomen voor het collectief EXYZT dat er allerhande activiteiten organiseert. Via stellingen raakt men tot op het dak, voor een solarium en een zwembad. Ook de Franse kunstenaar Daniel Buren werkte mee aan deze installatie.

BELGIë

Dit jaar is het de beurt aan Wallonië om België te presenteren. De jonge groep Label Architecture uit Brussel brengt onder de titel ‘De schoonheid van het gewone’ (La Beauté de l’ordinaire), een observatie van ‘alledaagsheid’. Het blijft echter bij een registratie, de vraag of deze banale omgevingen het resultaat zijn van volkse creativiteit en verbeelding of van een schrijnend gebrek aan visie op een ruimtelijk beleid wordt ontweken. Middenin het verduisterde paviljoen werd een kamer gebouwd met de contouren van België, een witte ruimte waarin de bezoekers lopen op een luchtfoto van ons land. In drie videoprojecties van Stefan Liberski worden met statische beelden en geluiden banale omgevingen haarscherp vastgelegd. Interessante teksten over dit thema zijn gebundeld in een pocket, die uitgegeven is in het Frans en in het Engels. Of de internationale bezoeker deze geësthetiseerde opnames van banale situaties zal ervaren als schoonheid valt te betwijfelen.

Op de hele Biënnale is maar één gebouw uit Vlaanderen te zien: het Provinciehuis in Leuven, van Gonçalo Byrne, een project uit de Portugese inzending.

NOG TOT 19 NOVEMBER IN ARSENALE & GIARDINI, VENETIë. INFO: www.labiennale.org.

door marc dubois

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content