De gesel van de grondstoffen

In een rivier in Bukavu zoekt de bevolking naar goud en waardevolle mineralen. De mijnbouw in het oosten van Congo is heel informeel georganiseerd. © Belga Image

Congo beschikt over een onmetelijke voorraad natuurlijke rijkdommen. Maar de gewone Congolees heeft zelden van die rijkdommen kunnen profiteren. Het land met zowat de rijkste bodem ter wereld, bengelt vandaag onderaan in de Human Development Index, op plaats 176 van de 188.

Congo is een geologisch schandaal. Die omschrijving is al zo vaak gebruikt dat ze geldt als een cliché. Toch vat ze goed de paradox die al enkele eeuwen als een rode draad door de geschiedenis van het land loopt. Congo voorziet de wereld van goud, diamant, koper en tal van andere grondstoffen, maar is zelf straatarm. De rush op Congo’s natuurlijke rijkdommen begon in de 19de eeuw, toen de Europeanen hun oog lieten vallen op de ivoorhandel in het Congobekken. Opeenvolgend stortten het regime van Leopold II, de koloniale ondernemingen, de clan rond Mobutu en nadien tal van binnenlandse en buitenlandse elites zich op de Congolese grondstoffen. In de afgelopen twee decennia waren het, naast internationale mijnbedrijven, vooral Congo’s oostelijke buren die aasden op de schatten in de Congolese bodem. Hun focus lag niet alleen op klassieke bodemrijkdommen zoals goud en diamant, maar ook op ‘nieuwe’ ertsen zoals coltan, een essentiële bouwsteen voor laptops en telefoons. De controle over mijnen en grondstoffenroutes vormde de inzet van heel wat geweld in Oost-Congo. Volgens sommige waarnemers waren de grondstoffen zelfs de belangrijkste motor van de recente oorlogen in de regio. Wellicht is dat wat kort door de bocht. Ook de ongelooflijke zwakheid van de Congolese staat en etnische spanningen voedden immers het geweld. Maar het lijdt geen twijfel dat de grondstoffenproblematiek een beslissende stempel heeft gedrukt op de recente geschiedenis van het land.

Congo’s kleine sluwe buur

Toen Rwanda en Oeganda in 1996 Zaïre binnenvielen, deden ze dat in de eerste plaats om een einde te maken aan de gewapende raids vanuit Zaïrese vluchtelingenkampen. Tijdens hun opmars kwamen ze in contact met de Zaïrese bodemschatten. De grondstoffen lagen er bijna voor het rapen en de Zaïrese staat was te zwak om de exploitatie ervan te controleren. Die opportuniteit konden beide landen niet laten liggen. Kort na de inval in Zaïre verdubbelde plots de export van ‘Rwandese’ coltan en werd Rwanda een exporteur van diamant, terwijl het land helemaal geen diamanten bezat. Het was niet moeilijk om te raden waar die grondstoffen vandaan kwamen.

Een groot deel van de grondstoffen verliet Congo op illegale wijze, zonder dat er belastingen op werden betaald. Ze leverden de Congolese samenleving dus amper iets op. De ambachtelijke Congolese mijnwerkers of creuseurs verdienden er wel iets aan, maar hun lonen waren karig en de arbeidsomstandigheden vaak abominabel. Natuurlijk was er wel een kleine groep van belangrijke Congolese figuren die geld incasseerden omdat ze de illegale exploitatie mogelijk maakten.

In de Tweede Congolese Oorlog, die begon in 1998, gingen de grondstoffen een crucialere rol spelen. Zowel binnenlandse rebellengroepen als buitenlandse legers die Congo binnenvielen, vochten om de controle over de Congolese bodemrijkdommen. Op die manier werd de oorlog zelfbedruipend: met de opbrengsten van de grondstoffenverkoop konden ze hun militaire inspanningen blijven financieren. Niet alleen Kabila’s vijanden, maar ook zijn bondgenoten volgden die strategie. Zimbabwe, Angola en Namibië betaalden zichzelf in mijnconcesssies, in ruil voor hun steun aan Congo.

Soldaten in de mijn

Rwanda had een vlotte toegang tot de grondstoffen van Oost-Congo via RCD-Goma, de rebellengroep die de Kivu-regio controleerde. Oeganda had dan weer nauwe banden met de milities in het noorden van Congo en had daardoor vooral toegang tot de grondstoffen uit de noordelijke provincies. Via complexe netwerken die bestonden uit hoge militairen, politici, zakenlui en militieleiders slaagden beide buurlanden erin de grondstoffenexploitatie te controleren. Maar in 2002 moesten Rwanda en Oeganda hun soldaten terugtrekken uit Congo, zoals afgesproken was in de lopende vredesgesprekken. Initieel veranderde dat echter niet veel aan de grondstoffentrafiek. Rwanda was als klein en overbevolkt land zonder grondstoffen immers afhankelijk geworden van Congo’s natuurlijke rijkdommen om zijn eigen dure uitgaven te kunnen blijven bekostigen. Hooggeplaatste Rwandezen zochten daarom naar nieuwe stromannen in Congo om de aanvoer van grondstoffen voort te zetten. Rwanda slaagde erin om de economie in Oost-Congo te blijven beheersen door de controle over belangrijke mijnen te behouden of door Congolese rebellengroepen te steunen in ruil voor toegang tot ertsen en mineralen uit de gebieden die ze controleerden.

Toch kon Rwanda dat spel niet eeuwig blijven spelen. De internationale gemeenschap, die jarenlang de Rwandese inmenging ongemoeid had gelaten, ging zich kritischer opstellen tegenover het regime van president Paul Kagame. Die evolutie, in combinatie met een aantal andere ontwikkelingen, zorgde ervoor dat de grootschalige grondstoffenexploitatie door de buurlanden lijkt te verminderden.

Blinkende nieuwbouw in de Rwandese hoofdstad Kigali.
Blinkende nieuwbouw in de Rwandese hoofdstad Kigali.

Coltan City

Wie door de nieuwbouwwijken van de Rwandese hoofdstad Kigali rijdt, waant zich bij momenten in een van de betere buurten van een westerse hoofdstad. De asfaltwegen zijn vlak als een biljartlaken, de kantoren zijn er hoog, modern en blinkend. Een heel contrast met steden als Bukavu en Goma in het oosten van buurland Congo, waar het jarenlange geweld zijn sporen heeft nagelaten in het straatbeeld. De Congolezen noemden die blitse nieuwbouwwijken in hun buurland ‘ Coltan City‘ of ‘ Merci Congo‘, waarmee ze hintten op de financieringsbron van Rwanda’s nieuwe infrastructuur. Rapporten van de Verenigde Naties en onderzoeks-ngo’s geven hen minstens gedeeltelijk gelijk. Zo spreekt een VN-rapport uit 2002 over de zogenoemde ‘Congo Desk’ in Kigali, een parallel circuit van de Rwandese staat waarlangs Congolese mineralen passeerden zonder dat die in de officiële staatsrekeningen werden opgenomen. Met die inkomsten werden voornamelijk militaire uitgaven gefinancierd, maar onrechtstreeks ook nieuwbouwwijken in Kigali.

Partner Content