Vanaf 1 januari meldt de BRTN zich als de VRT, de Vlaamse Radio en Televisie. Sedert de openbare omroep, als het NIR, voor het eerst in de lucht ging, verstreken er 66 jaren geschiedenis. Een overzicht.
VRT is al de vijfde naam van het instituut dat in ons land sedert 1931 radiouitzendingen en sedert l953 ook televisieuitzendingen verzorgt. Achtereenvolgens zijn dat geweest : het NIR ( Nationaal Instituut voor Radio-omroep 1930-1942), de BNRO ( Belgische Nationale Radio Omroep 1942-1944), alweer het NIR (1944-1960), de BRT ( Belgische Radio en Televisie 1960-1991) en de BRTN ( Belgische Radio en Televisie, Nederlandstalige uitzendingen 1991-1997). En vanaf 1 januari 1998 krijgen we dus de VRT of Vlaamse Radio en Televisie.
Vanaf het begin beschikte de openbare omroep over een zendmonopolie. Voor de landelijke radiouitzendingen is dat nog altijd zo. De televisie daarentegen verloor zijn monopolie in 1987 met de oprichting van de commerciële zender VTM, de Vlaamse Televisie Maatschappij. Die kreeg van de Vlaamse overheid het commerciële monopolie en begon in 1989 met uitzendingen via het kabelnet.
Was er voor de oprichting van het NIR, op 18 juni 1930, dan geen leven in de (Vlaamse) ether ? Jazeker. Radio-Antwerpen, officieel ON 4 ED en in de volksmond Radio Kerkske genoemd, ging op 4 december 1926 voor de eerste maal in de lucht. Het station van de legendarische Georges De Caluwé bleef tot bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog uitzenden. In Kortrijk verzorgde Etienne Vergote vanaf 1927, zonder zendvergunning, elke zondag concerten. SAROV, de Socialistische Arbeiders Radio Omroep voor Vlaanderen (in 1926 in Antwerpen gesticht), ging eerst via de Nederlandse omroep VARA de ether in, maar kocht daarna zendtijd bij de in Brussel gevestigde vrij populaire Franstalige Radio Belgique. Vanaf 6 oktober 1929 bracht NV Radio, opgericht door katholieke verenigingen als Boerenbond, Christelijke Middenstand en Davidsfonds, onder de roepnaam Katholieke Vlaamse Radio-Omroep (KVRO) twee keer per week Vlaamse uitzendingen, ook al via Radio Belgique.
De oprichting van het NIR-INR, bij de eerste omroepwet in België, werd door KVRO en SAROV op protest onthaald. Gevreesd werd dat de omroepverenigingen op de duur door het nieuwe instituut zouden worden opgeslorpt. De overheid stelde daarop zendtijd ter beschikking van de omroepverenigingen. En dat bleef zo tot bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog.
HET GESPROKEN DAGBLAD
De structuur van het Nationaal Instituut voor Radio-omroep was bij de start unitair en zeker in de beginjaren op de Franstalige gemeenschap georiënteerd. De raad van bestuur bestond uit de minister (van PTT)-voorzitter, de permanente afgevaardigde van de minister, negen leden van wie er drie door de koning, drie door de Senaat en drie door de Kamer waren benoemd en die gelijkmatig over de drie politieke partijen (katholiek, socialist en liberaal) en de gewesten (Vlaanderen, Wallonië en Brussel) waren verdeeld plus een directeur-generaal, die in de regel tweetalig was.
De gesproken uitzendingen waren volgens taalgroep opgedeeld en kregen een eigen directeur. Gust de Muynck had bij het NIR de leiding over de Vlaams gesproken uitzendingen en bij de Franstaligen van het INR stond Théo Fleischman aan het hoofd, de pionier van het ?gesproken dagblad? van Radio Belgique.
Als gevolg van de parlementsverkiezingen van 1936, die in het teken van de culturele autonomie stonden, kwam een eind aan de unitaire structuur van het NIR. Op 17 oktober besliste de raad van bestuur twee culturele directies te installeren. Théo Fleischman, voor het INR, en Theo de Ronde, voor het NIR, waren de eerste directeurs-generaal. De technische dienst bleef gemeenschappelijk en werd van dan af geleid door administrateur Marcel van Soust de Borkenfeldt, de voormalige administrateur-directeur-generaal van het unitaire NIR-INR.
Het NIR stond in de jaren dertig in voor 7000 uren uitzending per jaar, waarvan 5000 uren door de muziekdienst werden verzorgd. Zo staat te lezen in het Album dat het NIR in 1935 uitgaf ter gelegenheid van de Wereldtentoonstelling in Brussel. Het instituut beschikte over een personeelsbestand van 132 personen plus 112 muzikanten, verdeeld over drie orkesten : het Symfonisch Orkest, het Radio-orkest en het Genre-orkest.
De dienst van de gesproken uitzendingen bestond uit een Vlaamse en een Franse afdeling, elk van zeven personen. Elke afdeling stond in voor het gesproken dagblad, kronieken, lezingen, voordrachten, luisterspelen en reportages.
De uitzendingen van het NIR liepen in het beginjaar van 17 tot 22 uur. Er stond een gesproken dagblad op het programma om 19 u.30 en om 22 u. Tot aan de Tweede Wereldoorlog werd de zendtijd voortdurend uitgebreid.
BELGIE-NEDERLAND 1931
Het gesproken dagblad uit de vooroorlogse periode valt niet te vergelijken met wat de radionieuwsdienst van de BRTN nu de klok rond brengt. De enige nieuwsbron was toen het persagentschap Belga. Omdat de kranten zich verzetten tegen het gebruik van telescriptors op de NIR-redactie, werd het ?nieuws van Belga? per drager bezorgd, wat tot heel wat heisa aanleiding gaf. De ?loopjongens?, eigenlijk gepensioneerde mannen, kregen een tramvergoeding om de Belga-berichten van de benedenstad naar de Naamse poort te brengen. Maar ze verkozen te voet te gaan om het geld op te strijken. De schrijvende pers ging in haar verzet tegen de nieuwe concurrent heel ver. Ze beschouwde de redacteurs van het NIR-INR niet als journalisten, maar als ambtenaars. Op een vergadering van de Algemene Persbond werd de radiojournalisten zelfs het lidmaatschap geweigerd.
Toch schreef de eerste redactieploeg van het NIR persgeschiedenis (Gust de Muynck, Mon de Goeyse, Frans Dirickx, Jos Servotte en Jef Rens, later opgevolgd door Bert van Kerkhoven). Vooral de rechtstreekse reportages van het team vielen in de smaak van het almaar groeiende Vlaamse luisterpubliek. Tijdens het eerste werkjaar gingen er zo vijf in de ether. Meer was niet mogelijk, want te duur. De eerste rechtstreekse reportage was een ooggetuigenverslag van de voetbalinterland België-Nederland in Antwerpen. Op 3 mei 1931 liet Gust de Muynck, die op het dak van de tribune zat, de luisteraars vanop een afstand de wedstrijd mee beleven. Datzelfde jaar brachten de NIR-reporters ook nog rechtstreeks verslag uit van de Boeteprocessie in Veurne, de IJzerbedevaart in Diksmuide, de Belgische Dag in Hasselt en de feestvergadering ter gelegenheid van het tienjarig bestaan van het Algemeen Christelijk Werkersverbond in Brussel.
Hoogtepunten in de geschiedenis van de radioverslaggeving blijven : de begrafenis van koning Albert (22 februari 1934), met vier reporters, en van koningin Astrid (3 september 1935). Deze formule van zogenaamde ?kettingreportages? is lange jaren toegepast. Een laatste keer bij het huwelijk van koning Boudewijn op 15 december 1960.
In verband met die grote reportages vertelt Mon de Goeyse in ?Die dingen behoren allemaal tot het verleden? (1972) van Wilfried Bertels het volgende over zijn verslag van de IJzerbedevaart in augustus 1932 : ?Die verslaggeving was lastig door de censuur van het kabinet van de minister van PTT, François Bovesse. De tekst van alle redevoeringen en mededelingen moest vooraf aan het kabinet worden bezorgd. De dag voor de IJzerbedevaart werd ik ontboden bij de kabinetschef, een vurig wallingant, zoals de minister trouwens. Hij overhandigde mij de teksten van de spreekbeurten waarin talrijke schrappingen waren aangebracht. Tijdens de uitzending aan de IJzertoren stond ik naast de technicus die met mij de uitgesproken teksten volgde. Bij iedere schrapping op het papier sloot de technicus de microfoon even af.?
In ?De magie van radio en televisie? (1997) brengt gewezen bestuursdirecteur informatie van de BRT, Karel Hemmerechts, het volgende verhaal uit de heroïsche jaren : ?Jos Servotte kreeg in 1933 de opdracht de inwijding van de tunnels onder de Schelde, in aanwezigheid van koning Albert, rechtstreeks te verslaan. De plechtigheid zou gepaard gaan met een historische optocht op de stroom. Het spektakel had aanzienlijke vertraging opgelopen en iemand gaf veel te vroeg het sein om met de reportage van wal te steken, met het jammerlijke gevolg dat Jos Servotte en zijn Franstalige collega Franz Hoosemans door hun documenten heen zaten, nog voor de doortocht van de eerste boot. De reportage werd afgebroken waar ze in feite had moeten beginnen. Geen haan die ernaar kraaide.?
DE ZENDERS WERDEN ONTMANTELD
Een bewogen radiotijd was de periode 1938-1940. Het Belgisch leger stond op versterkte vredesvoet en heel wat personeelsleden van het NIR-INR waren onder de wapens geroepen. Directeur-generaal Jan Boon stelde een lijst op van personeel dat onmisbaar was in geval van oorlog. Een coördinatiecomité NIR-INR werkte een ?mobilisatiejournaal? uit dat in maart 1940 zijn definitieve vorm kreeg. Dat journaal bevatte richtlijnen voor de organisatie van de radio-omroep in oorlogstijd plus een plan om de zenders in Veltem te ontmantelen, zodat ze niet in Duitse handen zouden vallen.
Toen de Duitsers op 10 mei 1940 België binnenvielen, waren nergens nog bruikbare zenders voorhanden. Ook de privézenders werden tijdig gedemonteerd of onklaar gemaakt. Via allerlei vluchtroutes trok het NIR-INR naar Frankrijk, waar in Poitiers op 14 juni 1940 de laatste uitzending in vrijheid plaatsvond.
De Tweede Wereldoorlog is een afzonderlijk hoofdstuk in de geschiedenis van de openbare omroep. Bij ministerieel besluit (4 mei 1940) kreeg het NIR-INR zijn vooropzeg. De wet van 1930 zei uitdrukkelijk dat het contract (monopolie) met de omroep geldig was voor twaalf jaar doch verlengbaar met telkens zes jaar. Om tegen dat automatisme in te gaan, moest, conform de wet, een vooropzeg van twee jaar worden gegeven. Minister Antoine Delfosse van PTT deed op die bewuste meidag niet meer dan de wet naleven met het gevolg dat het NIR-INR op 18 juni 1942 dus niet meer bestond.
De Duitse bezetter stoorde zich niet aan de Belgische wetgeving. Op 28 mei begon hij in het radiogebouw aan het Flageyplein in Elsene met de uitzendingen van Zender Brussel. Duitsers en Vlamingen, die de Nieuwe Orde genegen waren, verzorgden de programma’s.
Het NIR was begin 1940 opgeheven, maar de omroep bleef ook in ballingschap actief. Op 28 september werd in Londen, onder de hoede van de BBC, Radio België-Radio Belgique opgericht en op 13 oktober 1942, onder het gezag van de Belgische regering in ballingschap, de Belgische Nationale Radio Omroep-Radio Nationale Belge (BNRO-RNB). Die mochten via de golflengte van de BBC dagelijks een kwartier in elke landstaal uitzenden. Via die propagandauitzendingen trachtte men het contact met de bevolking in het bezette België te onderhouden. Twee bekende radiostemmen in Londen waren : Victor de Laveleye, de man die het beroemde V-overwinningsteken lanceerde, en de Antwerpenaar Jan Moedwil (schuilnaam voor Nand Geersens), die legendarisch werd door zijn slogan : ?Wij doen ons best, zonder erop te boffen, toch krijgen we ze wel, de moffen !?
De BNRO richtte afdelingen op in New York en inLeopoldstad (nu Kinshasa) in Belgisch Kongo. De Belgische regering installeerde in de toenmalige kolonie een kortegolfzender van 50 kW en startte op 16 mei 1943 met 18 uren uitzending per dag in negen talen.
SCHIPPER NAAST MATHILDE
Nauwelijks hadden de Duitsers hun hielen gelicht in het omroepgebouw in Elsene (3 september 1944), of enkele technici van het vroegere NIR brachten al een studio in gereedheid voor vrije uitzendingen. Dankzij het werk van de clandestiene organisatie ?Samoyede?, onder leiding van de directeur-generaal van het NIR, Jan Boon, werden tijdens de oorlog zenders in gereedheid gehouden. Op 4 september om 18 u.15 ging de eerste uitzending, via de opgefriste oude zender van Radio Belgique in Vorst, in de lucht. ’s Anderendaags nam de BNRO afscheid vanuit Londen en op 16 september was het de beurt aan Radio België.
De radio beleefde in ons land gloriejaren tot bij het verschijnen van de televisie, in 1953. Bijzonder populair waren de uitzendingen van de gewestelijke zenders (?de kleine posten?) in Antwerpen, Gent, Kortrijk, en Hasselt, de opvolgers van de inmiddels opgedoekte privé-stations. Het NIR was aanwezig op alle grote gebeurtenissen en deed er met man en macht verslag van : de troonsafstand van Leopold III (1950), de reis van Boudewijn naar Belgisch Kongo (1955), de mijnramp in Marcinelle (1956) en de Wereldtentoonstelling in Brussel (1958).
In 1951 werd drie man uit de radiodiensten Bert Janssens, Nic Bal en Rik van den Abeele vrijgemaakt om te experimenteren met het nieuwe medium. Zij konden het vak van televisiemaker gaan leren bij de BBC, die al van voor de Tweede Wereldoorlog televisie uitzond. Het driemanschap experimenteerde tot op 31 oktober 1953 om halfacht de Vlaamse televisie voor het eerst uit studio 6 aan het Flageyplein de lucht inging. In Vlaanderen zaten enkele honderden mensen voor hun toestel. Zij keken achtereenvolgens naar het testbeeld, de omroepster Irene Beval, ?Panorama? (de week in beeld), ?Het gebeurde Vandaag? (nieuwsbulletin), ?Een standpunt in het Brandpunt?, een weerpraatje door Armand Pien, het tv-spel ?Drie Dozijn Rode Rozen? van Aldo de Benedetti in een bewerking van Bert Janssens, en een onverwacht toemaatje : de bekroonde film van het Internationaal Festival van Toeristische en Folkloristische Films.
Sedert die gedenkwaardige 31 oktober 1953 tot op heden heeft de Vlaamse televisie een lange, in vele gevallen succesvolle weg afgelegd. Op sommige ogenblikken zat zo goed als heel Vlaanderen voor het scherm te kijken naar ?Honderdduizend of Niets?, ?Schipper naast Mathilde?, ?Eén tegen Allen?, ?De Muziekkampioen?, ?Bonanza?, de Wereldbeker voetbal en de landing van de eerste mens op de maan, om maar enkele toppers van weleer te vernoemen.
Het NIR, en vanaf 1960 de BRT, scoorde goed met zijn rechtstreekse sportreportages, ook al lag de Belgische voetbalbond vaak dwars voor het verlenen van toestemming tot uitzenden van wedstrijden.
DE RADIO VECHT TERUG
In de schaduw van de succesrijke televisie werkte de radio moeizaam aan een comeback. Het aanbod van BRT-programma’s werd in de jaren ’60 uitgebreid met een Derde Programma, dat via FM werd uitgezonden, met vooral klassieke muziek en culturele informatie. Bij de feiten van de nieuwsbulletins kwam tekst en uitleg. Het duidingsmagazine ?Actueel? kreeg in 1965 zijn vaste plaats in het zendschema. De radio stelde zich onafhankelijker op tegenover de subsidiërende overheid. Als tegenwicht voor de zogenaamde piratenzenders en populaire buitenlandse stations kreeg de Angelsaksische muziek volop haar kans op de gewestelijke omroepen, die er in 1967 een vijfde station bijkregen, Omroep Brabant. Eén luisteraar op twee stemde op BRT2 af. BRT1 lanceerde de popsectie, die na verloop van tijd verdween, maar in 1983 kregen de liefhebbers van popmuziek een eigen zender : Studio Brussel. Deze jongerenzender was eigenlijk een antwoord op het succes van de lokale, zogenaamde vrije radio’s die in de loop van de jaren ’70 als paddestoelen uit de grond waren gerezen.
In 1990 kregen de BRT-radionetten elk een eigen stijl. Ook de roepnamen BRT1, BRT2 en BRT3 werden omgedoopt in respectievelijk Radio 1, Radio 2 en Radio 3. In datzelfde jaar werd de commerciële reclame en sponsoring op de radio ingevoerd, zodat de openbare omroep niet alleen meer door de Vlaamse gemeenschap werd gefinancierd. En om echt alle soorten luisteraars te bedienen, kwam in 1992 Radio Donna de radiofamilie vergroten. Met dit totaalaanbod wil de VRT klaar zijn voor de concurrentieslag met een (verwacht) landelijk commercieel radiostation. Plannen om daarmee te beginnen, heeft VTM al een hele tijd, maar de Vlaamse overheid weigert (nog) de nodige zendvergunning af te leveren.
De komst van de nieuwe commerciële televisiezender VTM in 1989 heeft de BRT aanvankelijk hooghartig verwerkt. Het vertrek van heel wat bekende televisiemakers en -gezichten werd aan de Reyerslaan onderschat en van een sterke tegenprogrammering was, zeker in het begin van de concurrentieslag, weinig sprake. De BRT verloor op korte tijd een groot deel van zijn vaste kijkers. In 1995 bereikte het BRTN-marktaandeel het historisch dieptepunt van 20 à 25 procent voor beide netten. En terwijl VTM bleef groeien, had de BRTN moeite om een goede tegenzet te vinden. De jongste jaren konden alleen de komische reeksen ?FC De Kampioenen? en ?Schalkse Ruiters? de leiderspositie van VTM echt bedreigen.
De politieke verantwoordelijken bleven niet onverschillig voor de algehele malaise en stelden in 1995 een scherpe diagnose : ?bestuurlijke logheid en onbekwaamheid, gebrek aan leiding en visie, politieke bevoogding, tekort aan middelen.? Minister voor de Media, Eric Van Rompuy (CVP), ontvouwde plannen voor een grondige hervorming van de BRTN. Het hele top- en middenkader werd ontslagen, zestigplussers met pensioen gestuurd en een nieuwe topman met ruime volmachten aangesteld om met een beperkt directiecomité de omroep te leiden. Bert De Graeve werd afgevaardigd bestuurder en verving administrateur-generaal Cas Goossens. Piet Van Roe, directeur-generaal radio, stapte over naar de gelijkaardige functie bij de televisie, waar hij de plaats innam van de met pensioen gestuurde Jan Ceuleers. Chris Cleeren werd de nieuwe directeur-generaal radio.
Naar het voorbeeld van de radio werden in 1997 de televisienetten geprofileerd. Vooral om TV2 tot een zelfstandig net uit te bouwen, werd lang en hard gezocht naar de goede formule. Op 1 december namen Ketnet, een zender voor jongeren met een eigen journaal (16-20 uur), en Canvas, een zender voor meerwaardezoekers (20-02 uur), de plaats in van TV2. Daarmee is voor de BRTN het restauratiewerk volbracht. De VRT zal vanaf 1 januari de job moeten voortzetten.
Carlos De Veene
Het omroepgebouw aan het Flageyplein in Elsene werd in 1938 in gebruik genomen. Het gold op dat moment als het modernste radiogebouw ter wereld.
Radio-Antwerpen bleef tot bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog uitzenden.
Een van de hoogtepunten uit de geschiedenis van de radioverslaggeving : de begrafenis van koning Albert I op 22 februari 1934. Onder de vier verslaggevers die deelnamen aan de kettingreportage bevond zich Gust de Muynck (foto).
De Vlaamse televisie was voor het eerst publiekelijk te zien op 3 oktober 1953. Weerman Armand Pien was erbij, met zijn krijtje.
Toni Corsari was de quizleider van de jaren zestig. Hier in De Muziekkampioen. Zingen deed hij overigens ook.