De ‘creatieve economie’: dat wordt een van de centrale thema’s op het partijcongres van Spirit op 19 en 20 maart. Ter voorbereiding bracht een delegatie van Spirit een tweedaags bezoek aan Finland, dat in dit vlak een voortrekkersrol speelt.
Bron: Lessen van Finland, uitgegeven door de Stichting Nederland Kennisland, September 2003. Meer informatie: www.kennisland.nl
Het Finse model blind kopiëren zijn ze bij Spirit niet van plan. Finland heeft weliswaar een uitgebreid en kwalitatief hoogstaand sociaal vangnet. En het onderwijs, ook het hogere, is er helemaal gratis. Maar Bert Anciaux en de zijnen hadden blijkbaar verwacht iets te leren over hoe nieuwe technologieën ten dienste kunnen worden gesteld van bijvoorbeeld de strijd tegen armoede. Op dat vlak bleven de inzichten van de Finnen inderdaad nogal theoretisch.
Voorzitster Els Van Weert daargelaten, waren de bekendste Spiritisten er in Finland allemaal bij. Om te beginnen natuurlijk minister van Mobiliteit en Sociale Economie Bert Anciaux en zijn medewerkers. Verder waren ook Spirit-woordvoerder Koen T’ Sijen en kamerleden Geert Lambert en Annelies Storms aanwezig, net als Vlaamse parlementslid Jos Bex, die Vlaanderen tot het stomen van afval wil bekeren, en zijn jongere collega uit Gent Jan Roegiers. Die laatste is op 19 en 20 maart ook voorzitter van het partijcongres waar ‘creatieve economie’ een van de centrale thema’s wordt. Doel van de verplaatsing naar Finland was ter plekke na te gaan in hoeverre Vlaanderen lessen kan trekken uit het gehypte Finse economisch model.
Finland, sinds 1995 lid van de Europese Unie, wordt vaak geciteerd als voorbeeld van een goed draaiende kenniseconomie. De mensen van Spirit houden het liever op ‘creatieve economie’. Die term werd gemunt door de Amerikaanse kennisgoeroe Richard Florida, wiens boek The rise of the Creative Class voor sommigen een nieuwe economische bijbel is. De centrale stelling van deze professor Economische Ontwikkelingsleer luidt dat menselijke creativiteit vandaag de dag de voornaamste motor van maatschappelijke vooruitgang en economische groei vormt. Maar menselijk talent kan slechts gedijen in een omgeving waar het ook goed leven is. Florida laat zien dat hoogopgeleide, creatieve mensen zich bij voorkeur vestigen op plekken met een groot cultuuraanbod, met voldoende ontspanningsmogelijkheden, en met een tolerante houding tegenover nieuwkomers en nieuwe ideeën. Investeren in een aangename leefomgeving helpt de economie dus vooruit, zegt Michael Wagemans, directeur van de studiedienst van Spirit.
Sinds midden jaren ’90 is Finland een van de snelst groeiende economieën van de Europese Unie en een van de rijkste landen ter wereld. Begin jaren tachtig zat Finland nog in een diep economisch dal. Tien jaar later bracht het instorten van de Sovjet-Unie, Finlands belangrijkste handelspartner, het land zelfs op de rand van het bankroet. Een op de vijf Finnen zat zonder werk. Vanaf begin jaren ’80 echter, in volle economische crisis, is Finland massaal gaan investeren in onderzoek, onderwijs en nieuwe technologie. Die beleidskeuze is op termijn de juiste gebleken. Midden jaren ’90 begon de Finse aanpak vruchten af te werpen. Er werden veel nieuwe banen gecreëerd, vooral in hightechsectoren. Hét symbool van de Finse successtory is natuurlijk Nokia, ’s werelds belangrijkste producent van mobiele telefoons.
Maar niet iedereen is even sterk onder de indruk van de Finnen. De dominantie van één groot bedrijf als Nokia is gevaarlijk, zeggen de sceptici. Bovendien steunt het ‘Finse model’ te eenzijdig op de zoektocht naar steeds weer nieuwe producten, terwijl de dienstensector onderontwikkeld blijft en de werkloosheid met negen procent aan de hoge kant is.
TECHNOLOGIE-OBSESSIE
De dag van aankomst is het uitzonderlijk zacht voor de tijd van het jaar in de hoofdstad Helsinki, slechts een paar graden onder nul. We worden opgewacht door Belgisch ambassadeur Jan Van Dessel. Van Dessel verblijft nu ruim een jaar in Finland en heeft een grote passie opgevat voor het prachtige land.
Het programma start met een bezoek aan Espoo, na Helsinki de grootste stad van Finland. We worden verwacht in de ultramoderne stadsbibliotheek van Espoo, de Leppävaara District Library. De ambtenaren van de stedelijke overheid daar zijn duidelijk verwonderd dat een groep Belgen helemaal naar Finland reist om iets te leren over het samenleven van verschillende culturen. Het omgekeerde zou logisch zijn, vinden de Finnen. Niet geheel ten onrechte. Espoo telt 3,9 procent niet-Finnen onder zijn bevolking. Dat is weliswaar het dubbele van het nationale gemiddelde, maar hoog kan dat aantal niet genoemd worden.
Na Espoo gaat het naar de Belgische ambassade, voor een werklunch met hooggeplaatste vertegenwoordigers van een aantal sleutelorganisaties in de Finse kenniseconomie, zoals onder meer de Science and Technology Policy Council (STPC) en Tekes.
De STPC is een belangrijk overlegorgaan dat bestaat uit politici en vertegenwoordigers van bedrijfsleven, vakbonden, onderwijsinstellingen en de universiteiten. De Finse president zit persoonlijk de vierjaarlijkse bijeenkomsten van de Raad voor. Spirit zou in Vlaanderen graag een soortgelijk platform oprichten.
Tekes is dan weer de organisatie die de overheidsfondsen voor innovatie, onderzoek en ontwikkeling beheert. Tekes kan geheel onafhankelijk 400 miljoen euro besteden, onder meer om de samenwerking tussen bedrijven en universiteiten te bevorderen.
De sprekers aan de tafel van de ambassadeur zijn stuk voor stuk van hoog niveau. In vrijwel onberispelijk Engels geven ze toelichting bij de werking van hun organisaties en zetten ze hun gezamenlijke visie op de economische ontwikkeling van Finland uiteen. Onze Finse disgenoten hanteren hetzelfde jargon, zijn technisch erg goed onderlegd en delen de optimistische zekerheid dat investeren in kennis uiteindelijk de hele samenleving ten goede zal komen.
Tijdens het gesprek blijkt dat minister Anciaux op een andere golflengte zit. Welke sociale of ecologische criteria hanteert de Finse overheid in haar investeringsbeleid, wil hij graag vernemen. Het kan toch niet dat alleen rendabiliteit in aanmerking wordt genomen, vraagt hij retorisch. Verbouwereerd bevestigen de Finnen dat dit wel degelijk het geval is. Het gaat er op de eerste plaats om de concurrentiekracht van het Finse bedrijfsleven te versterken.
’s Avonds in het hotel wordt de verwarring over de correcte invulling van het begrip creatieve economie alleen maar groter. Kamerlid Geert Lambert probeert het partijstandpunt te verduidelijken. ‘Creatief zijn is niet alleen het voorrecht van de sterken in de samenleving. Iedereen kan creatief zijn. Ook de kapper op de hoek. Het is aan de overheid om die crea- tiviteit te ondersteunen.’ Bert Anciaux en Gert van Ransbeek, zijn directeur Sociale economie, zijn niet gecharmeerd. ‘Hoe meer ik zie, hoe sterker ik geloof dat de Finnen meer van ons kunnen leren dan wij van hen’, zegt Anciaux.
De minister vindt dat ‘de economie niet centraal mag staan in de samenleving’ en dat ‘winst maken niet het hoofddoel is’. Als de economische journaliste van De Morgen het aandurft te wijzen op een aantal kapitalistische wetmatigheden, vaart Anciaux scherp uit. Woordvoerder Koen T’ Sijen probeert de boel te sussen. Sociale economie en kenniseconomie hoeven elkaar niet uit te sluiten.
De volgende dag voegen de mensen van Smit-solutions, een Antwerps technologiebedrijfje, zich bij het gezelschap. Zij hebben het bezoek aan het mekka van de mobiele telefonie, Nokia headquarters, geregeld. Dat blijkt een fraai staaltje van de moderne architectuur waarvoor de Finnen beroemd zijn. Veel glas, metaal en hout, en een schitterend uitzicht op een dichtgevroren meer, een van de 55.000 meren die Finland rijk is. Veli Sundbäck, nu executive vice-president, in het verleden staatssecretaris voor Buitenlandse Zaken in Finland, presenteert routineus de bedrijfshagiografie van Nokia: ‘Tien jaar geleden bijna failliet, heeft Nokia in 1992, in een ultieme reddingspoging, bijna alles verkocht, behalve de mobiele telefonie, wat een supergok is gebleken, want anno 2003 is Nokia wereldleider in zijn sector en goed voor ongeveer een vijfde van de Finse export.’
Na de middag rest enkel nog een blitzbezoek aan Arabianranta, een oude industriële site die door een ambitieuze stedelijke overheid tot ‘kenniswijk’ wordt verbouwd. Met plaats voor 12.000 inwoners en state of the art ICT-infrastructuur wil Arabianranta in 2010 het uithangbord zijn van de Finse kennisrevolutie.
Opmerkelijk was dat niemand van onze Finse gesprekspartners zich leek af te vragen of consumenten en burgers wel behoefte hebben aan al die nieuw technologische snufjes. Terwijl zelfs grote Finland-fans als de Nederlandse innovatiedeskundige Frans Nauta toegeven dat het land aan ’technologie-obsessie’ lijdt.
Toch blijft een op creativiteit gestoelde economie voor Spirit een interessant concept, omdat het een brug slaat tussen de immateriële waarden – cultuur, onderwijs, levenskwaliteit – die de partij wil verdedigen en de economische onderbouw, op dit moment toch de beleidsprioriteit bij uitstek. Alleen de vraag wat er moet gebeuren met degenen die om allerlei redenen niet meekunnen in die creatieve economie, werd tot dusver niet overtuigend beantwoord. Niet door de Finnen en niet door Spirit. Dat had Anciaux dit keer dus wél goed gezien.
Han Renard