De Bendecommissie Bis legde haar verslag neer. Een gesprek met Raf Verstraeten en Cyrille Fijnaut, de experts van de commissie.
Half werk heeft de Bendecommissie Bis blijkbaar niet geleverd ; voorzitter Tony Van Parys (CVP) schoof vorige week niet één maar twee rapporten over tafel. In mei 1996 zes jaar na het verslag van de eerste Bendecommissie begon zijn parlementaire onderzoekscommissie met een nieuwe doorlichting van het gerechtelijk onderzoek naar de aanslagen (tussen 1983 en ’85) van de Bende van Nijvel.
Voor het eerste verslag 88 bladzijden vol met aanbevelingen was echt geen onderzoekscommissie van doen. De suggesties werden ofwel al eerder gedaan, of zijn al in uitvoering, of worden door de regering gepland.
Interessanter zijn de zes bijlagen, samen goed voor ruim duizend bladzijden. Daarin maken de professoren Cyrille Fijnaut en Raf Verstraeten, respectievelijk criminoloog en strafrechtspecialist aan de KU Leuven, met hun Luikse collega Adrien Masset de concrete analyse van een aantal dossiers, die doorgaans met de Bende(n) van Nijvel in verband gebracht worden. De experten van de onderzoekscommissie laten geen spaander heel van de wilde verhalen die sommige kranten, tv-programma’s, tv-weekbladen en boeken al die jaren de wereld in stuurden.
Eerst herleidden de professoren het volledige strafdossier (300.000 bladzijden) tot ongeveer de helft. Daarvan beschouwden ze zo’n 90.000 bladzijden als relevant ; die verwerkten ze. Daarbij kwamen nog een aantal nevendossiers en de briefwisseling tussen de betrokken parketten en parketten-generaal. Op basis van dit alles stelden Fijnaut en Verstraeten hun experten-verslagen op : de meest ingewikkelde maar ook de meest waarheidsgetrouwe thriller uit de Belgische gerechtelijke geschiedenis.
Waarom gingen jullie op deze manier te werk ?
RAF VERSTRAETEN : Wij hebben van meet af aan gezegd dat wij, in alle onafhankelijkheid, wel de voorbereidende studies zouden maken, maar niet de eindconclusies van de commissie. Experten moeten zich niet inlaten met de politieke besluitvorming.
CYRILLE FIJNAUT : Het enige wat een democratie op een bepaald ogenblik nog heeft, is de parlementaire enquête. Daarbij ontvangt een onderzoekscommissie ruime bevoegdheden : die vergroten haar verantwoordelijkheid om dat onderzoek zorgvuldig en sereen te voeren. Een commissie kan politie en justitie geen ondoeltreffendheid en slordigheid verwijten, als ze zelf onzorgvuldig functioneert. Daarom moet ook de rol van de expert in een parlementaire onderzoekscommissie veel duidelijker gedefinieerd worden ; alleen al om geen verwarring te krijgen tussen zijn werk en dat van de commissie.
Hebt u alles kunnen onderzoeken ?
VERSTRAETEN : Het kan een reconstructie van het Bendedossier genoemd worden, met die beperking dat de parlementaire onderzoekscommissie toch prioriteiten stelde. Zo werd, bijvoorbeeld, het spoor naar een mogelijke afpersing van de Delhaize-warenhuisketen door ons niet onderzocht, en evenmin de sporen naar het Joegoslavische huurlingenmilieu of naar de bende van de Borains. Bij het vastleggen van de prioriteiten werd vooral gekeken naar een aantal publiek gemaakte grieven.
U verwijst nogal wat indianenverhalen naar het rijk der fabelen. Welke ?
VERSTRAETEN : Het verhaal als zou het spoor van extreem-rechts nooit onderzocht of zelfs gemanipuleerd zijn, is onjuist. Er werd wel degelijk uitvoerig onderzoek verricht in de richting van het Front de la Jeunesse, Westland New Post (WNP) en de Groep-G als infiltratiepoging van WNP binnen de rijkswacht.
Op dit ogenblik is er echter geen enkel bewijs van dit soort betrokkenheid. Daaruit mag dan weer niet afgeleid worden dat het spoor naar extreem-rechts voor altijd te negeren is. Integendeel, wij wijzen erop dat bepaalde pistes best verder onderzocht worden : niet zozeer extreem-rechtse organisaties maar wel de mogelijke betrokkenheid van mensen met extreem-rechtse sympathieën. Hier kom je onmiddellijk op het spoor van gewezen rijkswachters. Anderzijds besteedde het gerecht tijdens de voorbije jaren ook onvoldoende aandacht aan het milieu van de practical shootingclubs, die nogal agressieve schietclubs, en bepaalde van hun leden met extreem-rechtse overtuigingen.
FIJNAUT : De vraag is in hoeverre zo’n onderzoek, na al die jaren, nog iets kan opleveren. Dat geldt ook voor de toenmalige Groep Dyane, het Speciaal Interventie Escadron van de rijkswacht. Toch blijft het interessant om de nu verworven informatie met de gegevens van toen te vergelijken.
VERSTRAETEN : Er werd ook geregeld gezegd en geschreven dat er nooit ernstig onderzoek gebeurde naar de achtergrond van de slachtoffers. De bewering luidde dat hun eigen voorgeschiedenis een verklaring zou kunnen bieden voor de aanslagen van de Bende van Nijvel. Om hen zo onopvallend mogelijk uit de weg te ruimen, zou de Bende dan zogezegd blinde warenhuisraids georganiseerd hebben en daarbij welbepaalde slachtoffers doelgericht neergeschoten hebben.
Wij hebben ons geconcentreerd op de meest genoemde slachtoffers. In tegenstelling tot alle mogelijke beweringen, stelden wij vast dat de achtergronden van deze slachtoffers wel degelijk werden nagegaan. De slachtofferenquêtes waren zelfs zo grondig, dat bepaalde nabestaanden de speurders verweten dat ze te ver gingen.
Het derde indianenverhaal dat wij althans in verband met de Bende van Nijvel , naar het rijk der fabelen verwijzen, betreft de zogeheten roze balletten. Seksfuiven in de jaren tachtig, waaraan volgens de Waals-Brabantse arts André Pinon hooggeplaatsten zouden deelgenomen hebben. De onderzoekscommissie heeft daaraan veel, en volgens sommigen te veel, aandacht besteed. Ze oordeelde dat er nu maar eens duidelijkheid moest komen over de dossiers op naam van Pinon, van de hoerenmadam Lydia Montaricourt, haar voorgangster Fortunato ?Tuna?Israel en Eurosystem Hospitalier (ESH). Dit was het eind van de jaren zeventig gefailleerde hospitaalproject, waarvoor Fortunato Israel geregeld meisjes moest laten aanrukken. En er was ook nog het gerechtsdossier dat in februari 1990 in Brussel geopend werd naar aanleiding van de ophefmakende verklaringen, nog altijd over die roze balletten, van Maud Sarr op VTM en een aantal bijkomende verklaringen van senator Hugo Coveliers.
Onderzoeksrechter Bruno Bulthé heeft dat onderzoek gevoerd. Sommige publicaties bleven, ook na 1990, beweren dat Bulthé dit onderzoek verwaarloosd had. In werkelijkheid liet hij in twee jaar tijd vijf cartons samenstellen. Daaruit blijkt dat hij de onderzoeken-Pinon, -Israel en -Montaricourt met veel zorg liet overdoen. Maar ook zijn gerechtelijk onderzoek leverde niks op. Er werd geen bewijs gevonden van de aanwezigheid van minderjarigen op die bewuste seksfuiven. En dus was er geen reden om vervolgingen in te stellen.
Ook in de dossiers-Israel en -Montaricourt hebben wij geen enkel ernstig vermoeden ontdekt van enig verband tussen beide luxeprostitutienetwerken en de Bende van Nijvel. Wél hebben wij vastgesteld dat deze dossiers geen normaal verloop kenden. Of er daarom sprake kan zijn van bescherming, hangt af van de definitie die u daaraan geeft.
Bedoelt u concreet dat Montaricourt voor de rechtbank is gedaagd en veroordeeld, terwijl Tuna ongemoeid gelaten werd omdat zij zoals Knack twintig jaar geleden onthulde de vriendin was van Roger Boas, een toeleveraar van Landsverdediging en een vriend van toenmalig defensieminister Paul Vanden Boeynants ?
VERSTRAETEN : Dit is een van de aspecten van de zaak. Lydia Montaricourt nam het call girls-netwerk van Fortunato Israel over. Het leek mij logisch dat ze samen zouden vervolgd worden. Maar neen. Het dossier van Fortunato Israel werd afgesplitst en zonder gevolg geklasseerd. Bovendien werden een aantal in beslag genomen stukken nooit ter griffie neergelegd. Ik verwijs naar een foto-album en een werkmap van de behandelende rijkswachters. Anderzijds is er een agenda van Montaricourt, die wel op de griffie belandde, maar daar blijkbaar werd ontvreemd. Daarin figureerden de namen van een aantal vooraanstaanden.
Wat gebeurde er bij de overheveling van het Bendedossier van Dendermonde naar Charleroi ? Wat was daarin de rol van toenmalig onderzoeksrechter Freddy Troch ?
VERSTRAETEN : Tot voor kort werd meestal beweerd dat die overheveling bewust de doodsteek aan het onderzoek gaf, omdat het belette dat onderzoeksrechter Troch, die zogezegd de ontknoping nabij was, zou doorgaan. En dat die doodsteek gegeven werd door toenmalig justitieminister Melchior Wathelet (PSC).
Wij stellen vast dat het gerecht van Dendermonde inderdaad grondig onderzoek verrichtte naar de intussen veroordeelde clan De Staercke, de uitgeweken adjunct-directeur van de gevangenis in St.-Gillis Jean Bultot en de toen nog mistige Groep-G. Eind 1988, begin 1989 zat het onderzoek in Dendermonde evenwel in een impasse. Troch besefte dat maar al te goed en wou daarom zijn onderzoek verruimen. Zo ondernam hij een uitbraakpoging in de richting van enkele Brusselse dossiers. Dit alles betekent dat Dendermonde wel degelijk vast zat, en dat de overheveling van Trochs onderzoeksdossier zeker niet kan beschouwd worden als een manipulatie. Bovendien werd daarbij andermaal in tegenstelling tot wat bijna iedereen beweerde , wel degelijk de gebruikelijke procedure gevolgd : namelijk ontslag van onderzoek als er, zoals in dit geval, elders een dozijn samenhangende dossiers in behandeling zijn.
In verband met de toegang van de burgerlijke partijen tot de rechtszittingen in kwestie, merken we op dat de burgerlijke partijen nog niet gesteld waren toen de zaak in november 1990 in Dendermonde voor de raadkamer kwam. Toen de raadslieden van sommige slachtoffers van de Delhaizeraid op 9 november 1985 in Aalst vroegen om vooraf door de Kamer van Inbeschuldigingstelling (KIB) van het Hof van Beroep in Gent verwittigd te worden, werden zij niet verwittigd en zeker niet uitgenodigd. Wie echter de rechtspraak van het Hof van Cassatie bekijkt, kan weten dat de burgerlijke partijen niet mogen deelnemen aan de debatten bij een procedure van ontslag van onderzoek : omdat het gerechtelijk onderzoek dan nog loopt en de vrijwaring van het geheim van het onderzoek onverenigbaar is met de aanwezigheid van de burgerlijke partijen in de beslotenheid van de raadkamer of de KIB. Die hadden de burgerlijke partijen wél kunnen toelaten om voorafgaand het standpunt van Cassatie te betwisten. Als de Gentse Kamer van Inbeschuldigingstelling het dan oneens was met de burgerlijke partijen, dan kon ze hen nog altijd de deur wijzen vooraleer de behandeling van de zaak verder te zetten.
Met deze conclusie staat u haaks op wat Tony Van Parys als parlementair destijds voor de deur van de KIB in Gent, en nadien nog in koor met collega Hugo Coveliers, mocht beweren.
VERSTRAETEN : De voorzitter was toen blijkbaar ingelicht door de raadslieden van de burgerlijke partijen. Op dat ogenblik beschikte hij niet over de documenten die hem toelieten de juiste toedracht van de situatie in te schatten. Nu heeft hij dat wel kunnen doen. En het getuigt van zijn intellectuele eerlijkheid dat hij toegeeft dat hij toen eigenlijk een standpunt innam dat op zijn minst vatbaar was voor nuancering.
Over de beweerde beïnvloeding vanuit het kabinet van Justitie zijn er uiteraard de ontkennningen van de toenmalige minister Wathelet en van zijn kabinetschef, advocaat-generaal Jacques De Lentdecker. Die heeft ons ook zijn persoonlijk kabinetsdossier bezorgd. Daarin staken een aantal interne nota’s en commentaren, die tonen hoe het kabinet deze zaak toen benaderde. Al deze stukken leren dat Justitie zich zeer terughoudend opstelde. Wel was Wathelet het geruzie tussen Troch en zijn Waalse en Brusselse collega’s beu. Volgens de stukken heeft de minister echter nooit enige invloed uitgeoefend op de manier waarop dat getouwtrek kon ophouden.
Er is ook gezegd dat de Bende van Nijvel het land moest destabiliseren om een staatsgreep van de rijkswacht mogelijk te maken.
FIJNAUT : Wij hebben zowel het verhaal nagetrokken over de zogeheten Opération Bleue in de jaren zeventig, als dat over het bericht van de militaire veiligheid als zou de rijkswacht op 11 september 1987 gedurende minstens één uur paraat gestaan hebben om een coup te plegen. Wij hebben onder andere alle communicaties en dagboeken op de generale staf van de rijkswacht uitgevlooid. Geen spoor. Het is een uit de lucht gegrepen verhaal van een onbetrouwbaar informant van de militaire veiligheid. Ook de Cellule Brabant Wallon, die het gerechtelijk onderzoek naar de Bende verder zet, constateerde bij het onderzoek naar de Opération Bleue dat er toen geen sprake was van enige mobilisatie.
Er is ook nog het spookverhaal van Robert Chevalier, een gewezen lid van de Staatsveiligheid. Die pretendeert in een boek, dat hij maakte met Jeroen Wills van De Standaard, dat uit een rapport van de Staatsveiligheid bleek hoeveel rijkswacht- en legerofficieren op de ledenlijsten stonden van extreem-rechtse groeperingen. Wij hebben alle in beslag genomen archieven van de Staatsveiligheid onderzocht. Nergens is ook maar één aanwijzing van wat Chevalier zegt.
Toch laat u de deur open om de individuele betrokkenheid van bepaalde ex-rijkswachters, Madani Bouhouche en Robert Beyer, verder te onderzoeken.
FIJNAUT : Dit sluit aan op het onderzoek naar de activiteiten van de toenmalige Groep-Dyane. Ook daar hebben wij gezocht tot in de schoendozen van het onderzoek. Wat in de aantekeningen van de gepensioneerde luitenant-kolonel Lhost en van kolonel Demessemakers staat, stemt niet overeen met wat, in 1986 en ’88, werd geschreven in de officiële rapporten aan de toenmalige procureur-generaal Victor Van Honsté in Brussel en aan toenmalig justitieminister Jean Gol (PRL). Die rapporten signaleren dat er speciaal onderzoek werd verricht naar de kringen rond de toen veroordeelde rijkswachtkapitein François van het intussen ontbonden Nationaal Bureau voor Drugs van de rijkswacht en naar ex-rijkswachters met extreem-rechtse opvattingen. In zijn gerechtsdossier over de moord op FN-topman Mendez ontkent toenmalig onderzoeksrechter Guy Bellemans de onderzoeken in die richting. Daarom gingen we de oorspronkelijke stukken opzoeken bij de rijkswacht. Daar stelden wij vast dat er in feite geen onderzoek werd verricht naar het milieu rond François, maar wel naar rijkswachters van wie pas later is gebleken dat zij extreem-rechts waren.
In 1984 bezat de BOB van de rijkswacht in Brussel hoe dan ook informatie over die extremistische rijkswachters. Die informatie is echter voordien nooit terecht gekomen bij de groep die het onderzoek naar de Groep-Dyane voerde en waarin uitgerekend vier BrusselseBOB’ers zaten. Dit is een raadsel dat toch verder onderzoek verdient.
Hoe verklaart u dan het parallel onderzoek van de gerechtelijke politie bij het parket in Brussel ?
FIJNAUT : De GPP verliet in 1988 de Cellule Brabant Wallon in Charleroi. Toenmalig GPP-hoofdcommissaris in Charleroi Christian De Vroom schreef op dat ogenblik aan de lokale procureur des konings dat ex-rijkswachters mogelijk betrokken waren bij aanslagen van de Bende van Nijvel en dat de GPP daarom geen onderzoek samen met de rijkswacht kon voeren. Terwijl die betrokkenheid op dat ogenblik en vandaag nog altijd niet bewezen is. Zo werden de onderzoeksteams gescheiden, maar bleven enkele leden van de GPP van hun kant wel stiekem bezig.
Hebt u de indruk dat het onderzoek naar de Bende(n) van Nijvel op bepaalde ogenblikken bewust op verkeerde sporen is gezet ? Of dat gefrustreerde speurders zomaar hun ongenoegen luchtten bij gewillige journalisten die op sensatie uit waren ?
VERSTRAETEN : Sommigen waren ongetwijfeld te goeder trouw toen zij aan de hand van enkele schaarse gegevens meteen een aantal stellingen poneerden. Anderen werden zeker gestuurd door soms malafide informanten. Naarmate ons onderzoek vorderde, rees wel een aantal vragen over sommige berichten en uitzendingen, die zonder veel bronnencontrole de wereld werden ingestuurd maar achteraf compleet onjuist bleken. Precies omdat de meeste journalisten het blijkbaar moeilijk hebben om bepaalde zaken te controleren die onder het geheim van het onderzoek vallen, had justitie de moeite moeten doen die indianenverhalen de kop in te drukken. Een beter voorlichtingsbeleid had de verspreiding van veel onzin kunnen vermijden, en tegelijk verhinderen dat het vertrouwen in het gerecht verder werd ondergraven.
Frank De Moor
Tony Van Parys stelt het verslag van zijn Bendecommissie Bis voor : er werd veel onzin verspreid.
Cyrille Fijnaut : De rol van de expert in een parlementaire onderzoekscommissie moet preciezer omschreven worden.