Dirk Draulans
Dirk Draulans Bioloog en redacteur bij Knack.

De Brit Alfred Russel Wallace was een echte avonturier en een uitstekend veldbioloog. Al reizend ontdekte hij de basis van de evolutietheorie. Volgens historici was dat vóór Charles Darwin.

De Britse geleerde Charles Darwin is een van de bekendste wetenschappers ter wereld. In 1859 publiceerde hij zijn boek ?On the Origin of Species?, dat beschouwd wordt als de basis van de evolutieleer. Darwin legde daarin uit hoe soorten uit elkaar ontstonden, en niet zomaar op de aarde werden neergeplant. Hij beschreef een mechanisme dat zo’n evolutie mogelijk moest maken : het principe van de natuurlijke selectie, waarbij de best aangepaste individuen van een soort meer kans hebben om te overleven dan andere. Deze revolutie in het denken wordt bijna anderhalve eeuw later nog altijd niet door iedereen ten volle begrepen. Hoewel het darwinisme door de ontdekking van de regels van de erfelijkheid ook een moleculair mechanisme meekreeg, zijn er nog altijd mensen die volhouden dat het onmogelijk is dat ?wij van de apen afstammen?.

Darwin is zo’n grote autoriteit, dat bijna niemand zijn integriteit in twijfel trekt. Maar in kringen van ingewijden wordt stilletjes aan zijn reputatie geknaagd. De Journal of the History of Biology publiceert af en toe wetenschappelijk goed onderbouwde bijdragen, waaruit moet blijken dat Darwin helemaal niet zo briljant was als vele mensen geneigd zijn te geloven. Hij zou op de Galapagoseilanden niet de evolutie ?gezien? hebben, zoals algemeen wordt aangenomen. Integendeel. Hij was zo slordig in zijn collectiewerk, dat hij zelfs niet de moeite nam om de dieren die hij verzamelde, te voorzien van labeltjes met het eiland van herkomst. Zijn collecties werden na thuiskomst door anderen onderzocht, ontleed en beschreven. Darwin zag het licht met vele jaren vertraging. En hij was bang voor de consequenties van het publiek maken van zijn bevindingen.

Een vraag die nooit een sluitend antwoord zal krijgen, is in welke mate Darwins ideeën gestuurd werden door enkele brieven die hij kreeg van een toen nog onbeduidend onderzoeker : zijn landgenoot Alfred Russel Wallace, een selfmade natuurvorser die niet zoals Darwin van de privileges van rijkdom, rust en de steun van het establishment kon genieten, die niet als gast aan boord van een schip werd genood om de wereld rond te reizen, met een eigen kajuit en een eigen bediende, die niet werd uitgenodigd op de bijeenkomsten van eminente wetenschappelijke verenigingen, maar die wel doorgedreven veldwerk verrichtte en ter plekke het licht zag dat Darwin pas in de veiligheid van zijn studeerkamer daagde. Wallace zette de basisprincipes van de evolutieleer op papier vóór Darwin dat deed.

Maar hij had zo’n bewondering voor de bekende geleerde, dat hij zijn belangrijkste bijdrage naar hem opstuurde, met de vraag om commentaar. Wanneer hij de brief met het korte manuscript precies verstuurde, is niet bekend, want zeer tegen zijn gewoonte in hield Darwin de eerste brieven die hij van Wallace kreeg, niet bij. Wat er na ontvangst van de brief gebeurde, is evenmin duidelijk. Feit is dat op 1 juli 1858 tijdens een bijeenkomst van de Britse Linnean Society voor een schare van amper dertig toehoorders, een korte bijdrage van Darwin werd voorgelezen gevolgd door het artikeltje dat Wallace hem had gestuurd. Een jaar later publiceerde Darwin de eerste versie van zijn beroemde boek. Sommigen beweren nu dat de schuwe en onzekere geleerde nooit zijn theorieën gepubliceerd zou hebben als hij niet geconfronteerd was geweest met de boude beweringen van de gedreven en complexloze vorser die Wallace was. Wallace lag namelijk niet wakker van de mogelijke reacties van de goegemeente op zijn stellingen. Hij wilde niet dat de wereld opkeek van zijn werk.

DE MICROBE VAN HET AVONTURIERSCHAP

Alfred Russel Wallace werd in 1823 geboren als het achtste kind van een bescheiden Britse bibliothecaris-boekhouder, die failliet ging en daarom zijn kinderen niet naar school kon laten gaan. Wallace ging werken vanaf zijn veertiende, en kwam vooral als assistent-landmeter aan de kost. Maar door zelfstudie werd hij onderwijzer, en in bibliotheken leerde hij de wondere wereld van de natuurvorserij kennen. Hij dook ook in de reisliteratuur en werd besmet door de microbe van het avonturierschap. Zo begon hij het leven te leiden dat van hem uiteindelijk de meest gerenommeerde veldbioloog uit de negentiende eeuw zou maken. De boeken van Wallace lezen als een onwaarschijnlijke mengeling van waanzinnige reisavonturen en baanbrekende wetenschappelijke ontdekkingen. Zijn bekendste werk is ?The Malay Archipelago?, over zijn achtjarige verblijf op de eilanden tussen Maleisië en Nieuw-Guinea. Daarvan verscheen onlangs bij uitgeverij Atlas, als terechte hommage, een prachtige en hoogst aanbevelenswaardige Nederlandse vertaling : ?Het Maleise Eilandenrijk?.

Voor hij op de Aziatische eilanden terechtkwam, vertoefde Wallace vier jaar in het Amazonegebied van Brazilië en Venezuela. Hij had geen geld, kon zich geen luxe veroorloven, reisde in abominabele omstandigheden en moest kistenvol vogels en insecten verzamelen om aan de kost te komen. Hij prepareerde de dieren en zond ze naar Engeland, waar ze te koop werden aangeboden aan musea en rijke verzamelaars. De noodzaak om dieren te schieten of te vangen, zorgde ervoor dat Wallace van sommige soorten veel exemplaren te pakken kreeg. Zo werd hij geconfronteerd met de belangrijke individuele variatie die soorten kunnen vertonen. Het was een van zijn eerste interessante vaststellingen.

Zoals verwacht kon worden, was zijn verblijf in het Amazonewoud een aaneenschakeling van tegenslagen. Hij was dikwijls ziek, had weinig te eten, en verloor een deel van zijn collecties bij het oversteken van watervallen. Hij verloor ook zijn broer, die zich bij hem had gevoegd, maar aan gele koorts bezweek. Hij kreeg geregeld met heimwee te kampen, en ontdekte het bestaan van zandvliegen, zandvlooien, vampieren en een hele schare andere beesten die de mens het leven moeilijk maken. De climax van ongeluk bereikte hij pas tijdens zijn terugreis naar Engeland. Het schip waarmee hij de oversteek maakte, ging halverwege de oceaan samen met zijn collecties in vlammen op. Tien dagen dobberden Wallace en de bemanning in lekkende reddingsbootjes rond. Zelfs in die omstandigheden bleef hij een alert wetenschapper. Hij verheugde zich over mooie waarnemingen van kometen en dolfijnen. De schipbreukelingen werden opgepikt, en overleefden nog twee zware stormen voor ze weer in Engeland waren.

Daar schreef Wallace een 350-bladzijden lang verslag van zijn reis, gepubliceerd in 1853 als ?A Narrative of Travels on the Amazon and Rio Negro?. De tegenslagen op de terugreis deed hij af in één bladzijde. ?Ik had geen enkel specimen meer om de onbekende streken die ik had bezocht te illustreren, of om de herinneringen aan de wilde avonturen die ik had beleefd weer op te roepen,? schreef hij. ?Maar ik begreep dat spijt vruchteloos was, en ik trachtte zo weinig mogelijk te denken aan wat er anders gebeurd zou zijn. Ik hield me bezig met de realiteit.?

De mislukking van de Amazone-expeditie, en vooral de financiële gevolgen daarvan, noopte hem om opnieuw op reis te vertrekken. Hij koos voor een totaal andere regio. Tussen 1854 en 1862 zwierf Wallace over de eilanden onderaan het Aziatische continent. Wat hij daar leerde, vormde de basis voor zijn levenswerk.

EEN BEDEKTE VEEG UIT DE PAN

Wallace had veel tijd om te lezen tijdens zijn reizen. Hij sleepte onder meer het verslag mee dat Darwin over zijn vijf jaar durende wereldreis aan boord van de Beagle had geschreven, en in 1839 had gepubliceerd. Wallace was een van de weinigen die zich met veel aandacht boog over Darwins beschrijvingen van zijn waarnemingen op de Galapagoseilanden. Hij had ondertussen zelf veel ervaring met de fauna van eilanden, en had vastgesteld dat de kleuren en de anatomie van vele diersoorten variaties vertoonden van eiland tot eiland. In 1855 publiceerde hij in het blad Annals and Magazine of Natural History een bijdrage getiteld ?On the Law which has regulated the Introduction of New Species?. Die was gebaseerd op zijn vaststellingen in onder meer Sarawak. Daar had hij vele interessante vlinders, kevers en vogels gevangen.

Wallace was een echte verzamelaar en een geoefend jager. Hij had weinig respect voor het leven van dieren, die zijn bron van inkomsten waren. Hij beschreef, bijvoorbeeld, tot in de kleinste details het lijden van de orang-oetans die hij uit de bomen knalde : ?Het dier liet al na twee schoten los, maar bleef een hele tijd aan één hand hangen, waarna hij voorover neerstortte en half in het moeras wegzakte. Ettelijke minuten lag hij te kreunen en naar adem te snakken, terwijl wij bij hem stonden in de verwachting dat hij elk ogenblik zijn laatste adem zou uitblazen. Maar plotseling kwam hij overeind, zich tot het uiterste inspannend, en greep, bijna rechtopstaand, een boompje beet en begon erin te klimmen. Pas na nog een schot door zijn rug viel hij dood neer.?

Het werd regenseizoen een slechte periode voor verzamelaars en Wallace was alleen. Tijd te over om na te denken. En te schrijven. In het artikel uit Sarawak toonde Wallace zich onder meer verbaasd over het feit dat niemand een uitleg scheen te hebben voor de verschillen in soorten die Darwin op de Galapagoseilanden had vastgesteld. Een bedekte veeg uit de pan. Wallace gaf, ongetwijfeld tot Darwins ontzetting, zelf een verklaring voor de waarnemingen : ?Deze eilanden moeten bevolkt geraakt zijn, zoals andere nieuwgevormde eilanden, door de actie van winden en stromingen, en in een periode die voldoende ver in het verleden ligt, zodat de originele soorten uitstierven en er alleen gemodifieerde prototypes overbleven.? Maar omdat niemand zich de moeite getroostte om commentaar te leveren op het artikel, schonk ook Darwin er niet veel aandacht aan.

Wallace zat daarmee in zijn maag. Maanden later zou hij een vriend schrijven dat hij hunkerde naar reacties, dat hij niet begreep dat hij geen opschudding had veroorzaakt het klassieke gevoel van een kersverse wetenschapper die zelf overtuigd is van de draagwijdte van zijn bevindingen, maar die bevestigd wil zien door lovende woorden van eminente geleerden. Voor de meeste potentieel geïnteresseerden was Wallace toen echter niet meer dan een commercieel geïnspireerd balgenverzamelaar, een handelaar zonder sociaal aanzien en zonder vast adres, die ver van hun bed en onbereikbaar door de jungle struinde. Te negeren dus. In een wereld waarin de strijd om de overleving op het scherp van de snee wordt gevoerd, is er meer nodig voor erkenning dan strikt wetenschappelijke verdienste.

MIEREN EN METERSLANGE SLANGEN

Wallace reisde verder. Zijn boek ademt de fascinatie zeg maar obsessie uit van de wetenschapper die bijna uitsluitend geboeid wordt door de natuur rondom hem. Hij werkte van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat, tenzij hij ziek was. Hij werd geplaagd door parasieten, legers mieren en meterslange slangen, door piraten, stormen en sterfgevallen onder zijn ?bedienden?, door logistieke moeilijkheden en onvermijdelijke gevaarlijke verplaatsingen. Maar hij verloor er zijn goede humeur niet door. Hij wentelde zich in zijn momenten van geluk. Hij leefde helemaal op wanneer hij het eerste exemplaar van een nieuw soort paradijsvogel zag, die later naar hem zou worden genoemd. En wanneer hij een prachtig exemplaar van een nieuw soort vogelvlinder te pakken kreeg, schreef hij : ?De schoonheid en de pracht van dit insect zijn onbeschrijflijk, en alleen een natuurvorser kan zich de intense opwinding indenken die zich van me meester maakte toen ik hem eindelijk ving. Toen ik hem uit het netje haalde en de glorieuze vleugels opende, begon mijn hart heftig te bonzen, gutste het bloed naar mijn hoofd en had ik sterker het gevoel dat ik flauwviel dan ooit tevoren wanneer ik in levensgevaar verkeerde. De rest van de dag had ik hoofdpijn, zo groot was de opwinding als gevolg van wat de meeste mensen een onnozele aanleiding zouden vinden.?

Wallace liet zich zelden afleiden van zijn ware doel, de natuurstudie. Hij besefte dat hij zo kansen liet liggen om zijn verslag op te fleuren. Op een gegeven ogenblik ging hij bewust niet kijken naar de executie van een overspelig koppel, dat ruggelings aan elkaar gebonden werd en van een klif in de zee gegooid, waar reuzengrote krokodillen lagen te wachten. ?Ik maakte een lange wandeling buiten de stad om er niets van te hoeven zien, aldus de kans missend op een gruwelijk verslag uit de eerste hand ter verlevendiging van mijn ietwat saaie verhaal,? schreef Wallace. Zelfs zijn eigen ontberingen beschreef hij met de afstandelijkheid van de objectieve waarnemer. Quasi achteloos meldde hij dat als gevolg van een besmetting met mijten zijn voeten zo zwaar ontstoken waren dat hij zes weken lang geen stap kon zetten, terwijl het rondom hem in het woud wemelde van de mooie vogels en insecten.

Een van de cruciale fasen op zijn reis was de oversteek tussen de Indonesische eilanden Bali en Lombok, die amper dertig kilometer van elkaar lagen, maar waarvan de fauna en de flora drastisch verschilden. Wallace was verrast vast te stellen dat hij geen enkele van de vogels die hij op Lombok had waargenomen, op Bali terugvond. Hij had een grens overgestoken, die bekend zou worden als ?de lijn van Wallace?, en die de biogeografische zones met Indische en Australische invloeden scheidde. Ten westen van de lijn leven tijgers, beren en orang-oetans, ten oosten kaketoes, paradijsvogels en buideldieren. Ofschoon Bali en Lombok fysiek sterk op elkaar gelijken, verschillen hun fauna en flora totaal. Wallace legde met deze ontdekking de basis van de zoögeografie. Hij had een plaats gevonden waar verschuivende continenten met hun eigen fauna en flora met elkaar in aanraking kwamen.

Een tweede determinerende periode uit zijn reis was zijn verblijf op de Aroe-eilanden, een ook nu nog bijna onbereikbare groep eilanden tussen Nieuw-Guinea en de noordkust van Australië. Hij leefde er letterlijk tussen de paradijsvogels ongetwijfeld zijn lievelingen en kwam tot het inzicht dat Guinea en Australië ooit met elkaar verbonden waren geweest, maar dat de dieren na de totale afscheiding op elk van de eilanden hun weg waren gegaan. Hij schreef er een artikel over, ?On the Natural History of the Aru-Islands?, dat in 1858 verscheen, weer in de Annals and Magazine of Natural History. Daarin stelde hij onder meer dat ?nieuwe soorten geleidelijk op elk van beide eilanden geïntroduceerd werden, maar dat ze allemaal nauw verbonden waren met eerder bestaande soorten, waarvan er vele algemeen waren in de twee landen. Dit proces zou de huidige samenstelling van de twee fauna’s produceren, waarin er vele verwante soorten zijn, maar weinig identieke.?

Ook deze bijdrage werd grotendeels genegeerd. Maar Wallace stoomde zich klaar voor zijn grote sprong voorwaarts : het beantwoorden van de vraag welk proces er achter deze evolutie schuil kon gaan. Hij zag uiteindelijk het mechanisme tijdens een van zijn vele ziekteperioden, en na lectuur van het baanbrekende essay over bevolkingsexplosies van Thomas Malthus, waarin die onder meer het concept van de aantalscontrole had geïntroduceerd. ?Toen ik op een dag in lakens gewikkeld en met hoge koorts in bed lag, dook het probleem weer in mijn hoofd op, en leidde iets me ertoe na te denken over de positieve controles die Malthus had beschreven in zijn essay dat een diepe indruk op me had gemaakt. Deze controles oorlog, ziekte, hongersnood en andere moesten ook bij dieren voorkomen, bedacht ik toen. Dan dacht ik na over de enorm snelle voortplanting van dieren, waardoor deze controles veel efficiënter zouden zijn dan bij de mensen. Zo dook ineens het idee van de overleving van de best aangepaste in me op dat de individuen die door deze controles uitgeschakeld werden, gemiddeld inferieur zouden zijn aan deze die overleefden.? Wallace zette zijn bedenkingen op papier en stuurde ze, om te vermijden dat ze weer over het hoofd zouden worden gezien, naar Darwin, met het ondertussen bekende gevolg.

Wallace zelf lijkt nooit geleden te hebben onder de mogelijkheid dat hij de kans miste om als de grondlegger van de evolutieleer de geschiedenis in te gaan. Hij beklaagde er zich later alleen over dat hij zijn manuscript niet had kunnen verfijnen voor het, overigens zonder zijn toestemming, die gedenkwaardige 1 juli 1858 in Londen werd voorgelezen. Hij droeg zijn reisverslag uit Azië op aan Darwin, ?niet alleen als blijk van persoonlijke waardering en vriendschap, maar ook als hommage aan zijn persoon en werk.? In zijn veel later verschenen autobiografie uitte hij zijn bewondering voor Darwin : ?Mijnheer Darwin heeft de wereld een nieuwe wetenschap gegeven en zijn naam moet, in mijn mening, hoger geacht worden dan die van alle andere filosofen uit de oude en moderne tijden.?

EEN VERSCHIJNING MET BAARD EN BRIL

Wallace schuwde zich er niet voor om onverbloemd een mening te ventileren die flagrant botste met wat in zijn tijd in zwang was. Wat anderen van hem dachten, interesseerde hem niet, tenzij het om zijn natuurhistorische en wetenschappelijke werk ging hij hield onderweg zelfs tentoonstellingen van zijn collecties voor koloniale hoogwaardigheidsbekleders. Hij beschreef hoe goed hij zich voelde in zijn eenzaamheid, hoe hij de schaarse Westerse bezoekers die tijdens zijn reis zijn pad kruisten, al na enkele uren als vervelende indringers beschouwde. Hij maakte grapjes over de schrik die hij als vreemde verschijning met baard en bril in de jungle niet alleen de inlandse bewoners, maar ook hun vee aanjoeg. Hij maakte zich druk over de naijver tussen Britten en Nederlanders inzake koloniale ideeën, verdedigde het overwegend Nederlandse concept van het ?vaderlijk despotisme?, en beschuldigde tussendoor de toen in Groot-Brittannië veelgeprezen Edward Douwes Dekker (Multatuli) van onwetenschappelijkheid en ongefundeerde sensatiezoekerij.

En hij schreef meer dan een eeuw geleden al schitterende zaken over de natuur die nu nog altijd van toepassing zijn. ?We kunnen met zekerheid voorspellen dat, als de beschaafde mens ooit deze verre streken zou bereiken en zedelijke, intellectuele en fysieke verlichting zou brengen in de uithoeken van de ongerepte bossen, hij het fraaie evenwicht tussen de organische en anorganische natuur dermate zou verstoren dat het de verdwijning en ten slotte het uitsterven tot gevolg zou hebben van uitgerekend de wezens waarvan alleen hij de prachtige vorm en schoonheid kan waarderen. Uit deze beschouwing blijkt heel duidelijk dat al wat leeft niet voor de mens is gemaakt. Veel van wat leeft, staat niet in relatie tot de mens. De cyclus van dieren is onafhankelijk van die van de mens en wordt verstoord of verbroken door elke vooruitgang in de intellectuele ontwikkeling van de mens.? Een visionair standpunt.

Wallace nam het ook geregeld op voor de ?wilde?. ?Ik ben in Zuid-Amerika en de Oost met groepen wilden geconfronteerd die, afgezien van de openlijk uitgesproken publieke opinie van het dorp, geen wetten of rechtbanken kennen. Iedereen respecteert angstvallig de rechten van zijn medemens en schending van die rechten vindt zelden of nooit plaats. In een dergelijke gemeenschap is vrijwel iedereen gelijk.? Hij maakte het onderscheid met de Britse gemeenschap, met zijn verschillen tussen geschoold en ongeschoold, rijk en arm, meester en bediende ; met zijn oneerlijke arbeidsverdeling die concurrentie en een strijd om het bestaan in de hand werkte, en misdaad als gevolg had.

?De Chinezen worden algemeen beschouwd als dieven en leugenaars zonder respect voor een mensenleven,? poneerde Wallace in zijn autobiografie. ?De Maleisiërs worden onveranderlijk beschreven als barbaars en bloeddorstig ; de Dayaks zijn slechts recent gestopt met te denken dat koppensnellerij een noodzaak is voor hun bestaan. Toch kan ik stellen dat in eender welk deel van Europa waar dezelfde mogelijkheden voor criminaliteit zouden bestaan als hier, de zaken niet zo goed zouden aflopen. Wij slapen hier met open deuren en lopen constant ongewapend rond. De meeste Chinezen zijn kalme, eerlijke en deugdelijke mensen.?

Wallace zou zich later in zijn leven hij werd ondanks de ontberingen van zijn reizen 90 jaar oud laten opmerken met controversiële stellingen over meer rechten voor vrouwen en socialisme. Zo pleitte hij ervoor om het land te nationaliseren en misbruiken als gevolg van grootgrondbezit uit de wereld te helpen. Die misbruiken ontlokten hem de oprisping dat ?we als gemeenschap nooit wezenlijk boven de wilden uit de hogere klassen staan, tenzij er brede erkenning komt voor het feit dat onze beschaving is mislukt voornamelijk door ons verzuim om onze welwillende gevoelens en morele vermogens beter te oefenen en te ontwikkelen en ze een grotere rol toe te kennen in onze rechtspraak, handel en hele maatschappij.? Hij raakte in de ban van het spiritualisme en verzette zich tegen vaccinatieprogramma’s, wat het voor de geschiedschrijving ongetwijfeld gemakkelijker maakte om hem naar de vergeethoek te verwijzen.

Uit het weinige wat hij over zijn eigen drijfveren als reiziger meldde, blijkt pas goed hoe onconventioneel hij moet zijn geweest. Zo schreef hij het volgende naar zijn schoonbroer, die hem aanmaande om snel terug naar huis te keren, omdat zijn zuster voor zijn gezondheid en zijn leven vreesde : ?In verband met leven en gezondheid, wat betekenen die in vergelijking met vrede en geluk ? Geluk wordt in de Family Herald voortreffelijk gedefinieerd als het best te bereiken door voor een doel te werken, en hoe edeler het doel, hoe groter het geluk.? Wallace wees erop dat hij in Engeland alleen als onbeduidend landmeter aan het werk zou kunnen, en dat hij dan de rest van zijn dagen met het onbevredigend gevoel zou rondlopen dat hij zijn werk in de tropen niet had afgemaakt.

Hij was ook boos omdat hij een ?enthousiasteling? werd genoemd : ?Het is mijn eer en glorie zo genoemd te worden. Wie deed er ooit iets goeds of groots die geen enthousiasteling was ? De meeste mensen zijn maar voor één zaak enthousiast : het bijeenrijven van geld. Deze mensen noemen anderen enthousiastelingen als een soort van verwijt, omdat ze het durven te denken dat er iets anders in de wereld beter is dan geld te vergaren. Het komt me voor dat de macht of capaciteit van een mens om rijk te worden in omgekeerde relatie staat met zijn kracht tot reflectie en in directe relatie met zijn schaamteloosheid. Het is misschien goed om rijk te zijn, maar zeker niet om rijk te worden of om altijd bezig te zijn met rijk worden. En weinig mensen zijn slechter geplaatst om rijk te worden dan ikzelf.?

Dirk Draulans

Alfred Wallace was niet bang van controversiële stellingen. Hij pleitte voor rechten voor vrouwen en tegen grondbezit.

Wallace had veel waardering voor de natuur in haar geheel, maar niet voor het leven van de dieren die zijn inkomen vormden.

De wilde behoorde voor Wallace tot een gemeenschap waarin iedereen gelijk was en misdaad niet bestond.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content