De epidemie die we niet willen zien
Tienduizenden Vlaamse jongeren krassen of snijden zich omdat ze getraumatiseerd zijn, slecht in hun vel zitten of er simpelweg bij willen horen. Zelfverwonding wordt steeds besmettelijker. Op sociale media is het een hype en in sommige scholen lijkt er geen houden meer aan. Maar: al te vaak blijft het probleem onder de radar. ‘Veel directies zijn bang dat er een plaag zal uitbreken als ze erover praten. Maar zwijgen is veel gevaarlijker.’
Haast ongemerkt is zelfverwonding de voorbije jaren uitgegroeid tot een macabere subcultuur. Elke scholier kent wel iemand die zich verwondt, en op sociale media als Tumblr en Instagram worden constant foto’s gepost van opengekerfde armen of verbrande benen. Je hoeft alleen de bijbehorende hashtags te kennen om ze te vinden. Er zijn zelfs populaire websites, zoals Pro-ana, waarop naast eetstoornissen ook zelfverwonding wordt verheerlijkt. In drukke chatrooms wisselen jongeren efficiënte technieken uit en moedigen ze elkaar aan om nog dieper te snijden. ‘Soms maakt zelfverwonding deel uit van de groepsidentiteit’, zegt gezinstherapeute en klinisch psychologe Imke Baetens (Vrije Universiteit Brussel). ‘Er zijn zelfs zelfverwonders die speciale armbandjes dragen of elkaar aan geheime signalen herkennen.’
Eén op de vijf jongeren tussen twaalf en achttien jaar heeft zich al eens bewust verwond, en wellicht is dat nog een onderschatting. Sommigen beginnen er al op de lagere school mee, maar de meesten doen het voor het eerst rond hun veertiende. Vaak nadat ze erover hebben gehoord van vrienden of naar foto’s op het internet hebben gekeken. Vreemd genoeg schrikken de snijwonden of littekens hen niet af. Integendeel, die beelden blijken de drempel om het zelf uit te proberen net te verlagen. Zelfverwonding is vandaag besmettelijker dan ooit. ‘Jongeren horen dat vrienden of klasgenoten zich er beter door gaan voelen, worden nieuwsgierig en willen weten of het hun ook kan helpen’, legt Baetens uit. ‘Vooral het zien van open wonden blijkt triggerendte werken. Het is zorgwekkend dat zelfverwonding zo’n hype is op internet. Ik vrees dat meer en meer jongeren het daardoor zullen proberen.’ Niet dat elke tiener die met zelfverwonding experimenteert er ook aan verslaafd raakt. Sommigen schrikken zo van de pijn en het bloed dat ze er meteen weer mee stoppen. Maar anderen krijgen de smaak te pakken en gaan er systematisch mee door. Soms jarenlang.
Op zich kan elke puber in zo’n negatieve spiraal terechtkomen. Zo lijkt het toch. Jongeren die zich verwonden, komen uit alle lagen van de bevolking. Ze groeien zowel in intacte gezinnen als met één ouder of in co-ouderschap op. Meisjes én jongens doen het, maar gebruiken meestal andere technieken: meisjes snijden zich vaker, terwijl jongens vaker hoofdbonken, zich branden of met hun vuisten tegen de muur slaan. Wel is het risico groter bij holebi’s en transgenders, die vaak een lastige puberteit doormaken. Ook bij jongeren met een psychische aandoening, zoals een depressie of een borderlinepersoonlijkheid, komt zelfverwonding meer voor. Verder hebben de meeste zelfverwonders een opvallend hoge pijndrempel, maar dat zou evengoed een gevolg kunnen zijn van de jarenlange zelfbeschadiging.
Denkers en perfectionisten
De vraag is dus niet zozeer wie het doet, maar wel waarom ze het doen. Veruit de meeste pubers die zich verwonden, zitten gewoon niet goed in hun vel. Ze koken over van woede, voelen zich eenzaam en down of staan om de een of andere reden onder grote druk. Sommigen dragen een zwaar trauma met zich mee omdat ze bijvoorbeeld zijn mishandeld, misbruikt of verkracht. Anderen hebben het moeilijk omdat ze worden gepest, afzien door de vechtscheiding van hun ouders of zichzelf dik en lelijk vinden. Het is geen toeval dat eetstoornissen en zelfverwonding vaak samengaan bij pubers met een negatief zelfbeeld. Meer en meer tieners gaan ook gebukt onder prestatiedruk: ze moeten populair zijn, een instrument bespelen, sporten en ook nog met een prachtig rapport naar huis komen. ‘Voor mijn doctoraat heb ik jongeren tussen twaalf en vijftien jaar bevraagd. Daaruit bleek dat zelfverwonders vaker aso dan tso of bso volgen’, zegt Imke Baetens. ‘Waarschijnlijk zitten er in die richting meer denkers en perfectionisten, en is de druk om goede punten te behalen groter. Ook aan de universiteit vind je studenten die zich verwonden. Vooral in de zwaarste opleidingen, zoals geneeskunde.’
Sommige tieners weten zelf niet waarom ze zich slecht voelen. Baetens: ‘In mijn praktijk zie ik jongeren die vrienden hebben, in een warm gezin opgroeien en ook op school geen problemen hebben, maar zich toch verwonden. Vaak komt dat door de hormonale schommelingen die bij de puberteit horen. Sommigen kunnen nog niet met die psychische stress omgaan.’ Veel pubers zien zelfverwonding als een uitlaatklep voor al die intense gevoelens waar ze geen blijf mee weten. Dat kan verdriet of eenzaamheid zijn, maar ook extreme woede of angst. ‘Vaak schommelen die emoties enorm. Daardoor gaan jongeren de hele tijd door hoogtes en laagtes’, zegt gedragstherepeute en klinisch psychologe Laurence Claes (KU Leuven en Universiteit Antwerpen). ‘Dan kan zelfverwonding als stemmingsstabilisator werken en hen weer tot rust brengen.’
Toch voor even. Binnen de kortste keren is het effect uitgewerkt en voelen ze zich vaak nog slechter. ‘Stel dat je helemaal overstuur thuiskomt van een begrafenis en je teen keihard tegen de tafel stoot. De volgende vijf minuten zul je niet aan je verlies en verdriet denken, want de fysieke pijn overheerst alles. Door de endorfinen en andere stoffen die vrijkomen worden je gedachten en emoties even afgevlakt. Dat is wat een meisje ervaart als ze in haar arm krast. Maar dat blijft natuurlijk niet duren’, legt Baetens uit.
Een ander effect waar zelfverwonders op uit zijn, is het gevoel controle te hebben over de situatie. Laurence Claes: ‘Als een puber zich verwondt, bepaalt hij wat er gebeurt. Niemand anders. Zo denkt hij greep te kunnen krijgen op alles wat hij niet in de hand heeft, zoals pesterijen, overbeschermende ouders of misbruik. Ooit had ik een cliënte die zich sloeg omdat ze thuis werd geslagen: als ze het zelf deed, kon ze tenminste beslissen wanneer het gebeurde.’ Daarom is het geen goed idee om een tiener die aan zelfverwonding doet nog meer te gaan controleren door de badkamer binnen te lopen als hij onder de douche staat, zijn kamer te doorzoeken of zijn Facebook-account te kraken. Hoe meer controle hem uit handen wordt genomen, hoe groter de kans is dat hij zich nog meer verwondt.
Daarnaast zijn er jongeren die het doen om zichzelf te straffen. Omdat ze vinden dat ze niet hard genoeg hebben gestudeerd, bijvoorbeeld, of niet strikt genoeg diëten. ‘Vooral meisjes vinden hun lichaam soms zo lelijk en vies dat ze het willen straffen door zich te snijden’, zegt Baetens. Sommigen komen zo in een vicieuze cirkel terecht: ze hebben zo’n schuldgevoel over het snijden dat ze zich als straf nog meer gaan verwonden.
Bange schooldirecties
In Vlaanderen valt er anno 2016 haast geen twaalfplusser meer te vinden die niet weet wat zelfverwonding inhoudt. Maar veel volwassenen hebben geen idee. Uit het onderzoek van Imke Baetens blijkt dat maar één op de drie ouders weet dat hun kind zich pijn doet. Tieners krassen, snijden of branden dan ook vaak op plekken die niemand te zien krijgt. Onder hun slip of bh-bandje, bijvoorbeeld. Littekens op hun armen en benen verbergen ze onder truien en lange broeken. Ze zijn ook creatief in het verzinnen van een uitleg voor hun verwondingen. Dan hebben ze zogezegd gehaperd aan hun fiets, zijn ze gestruikeld over hun boekentas of onhandig geweest bij het koken.
Ouders die het toch te weten komen, zijn meestal in paniek. ‘Omdat ze het fenomeen niet kennen’, zegt Laurence Claes. ‘Ze zijn bang dat hun kind suïcide zal plegen of in de psychiatrie zal worden opgenomen. Doordat ze zich schamen, zijn ze ook niet snel geneigd om erover te praten met vrienden of familieleden die hen zouden kunnen steunen. Terwijl dat wel belangrijk is, omdat ze hun kind dan sneller kunnen helpen.’
Ook leerkrachten krijgen soms argwaan. Omdat een leerling zich wel erg vaak bij het secretariaat meldt om een wondje te laten verzorgen, bijvoorbeeld, of omdat er littekens zichtbaar zijn tijdens de turn- of zwemles. Claes: ‘Leerkrachten spelen inderdaad een belangrijke rol bij het detecteren van zelfverwonding. Maar ze mogen de problemen niet zelf proberen op te lossen. Dat kan gevaarlijk zijn. Als ze een leerling aan de praat krijgen, kunnen de emoties zo hoog oplaaien dat hij zich nog meer gaat verwonden. Je kunt hem het beste doorverwijzen naar iemand met kennis van zaken.’
Er zijn nog altijd scholen waar ze de andere kant opkijken als leerlingen verdachte littekens blijken te hebben. Zo bang zijn ze dat de buitenwereld er lucht van zal krijgen. ‘Van jongeren die bij mij in therapie zijn, hoor ik soms dat de directie van hun school weet waarmee ze bezig zijn maar er niets aan doet’, zegt Baetens. Dat kan zo’n school zuur opbreken: hoe langer er wordt gewacht om in te grijpen, hoe meer leerlingen kunnen worden aangestoken. Vandaag heerst er in sommige Vlaamse scholen al een echte krasepidemie. Baetens: ‘Onlangs was ik in een school waar twaalf van de twintig leerlingen in een klas van de eerste graad zich sneden. ‘Ondertussen was de zelfverwonding al naar de tweede en derde graad uitgedijd. Honderden leerlingen waren ermee bezig.’
Als een school niet rustig en beslist ingrijpt, kan zelfverwonding onder de radar blijven en een almaar groter afzetgebied krijgen. ‘Om epidemieën te vermijden, kan een school de leerlingen het beste verbieden om openlijk te krassen of wonden aan elkaar te laten zien’, zegt Nadine Callens, medewerkster van het Centrum voor Leerlingenbegeleiding (CLB) West-Vlaanderen en auteur van de gids Zelfverwonding bij jongeren. De zelfverwonding op zich verbieden is niet haalbaar. Niet alleen omdat het dan nog altijd in het geheim zal gebeuren, maar ook omdat de betrokken jongeren de nodige zorg moeten kunnen krijgen. Callens: ‘Ik pleit zelfs voor een ruimte op school waar een leerling zich mag krassen als hij het echt niet meer kan houden. Heel discreet, natuurlijk. Dan is de school er tenminste zeker van dat het in de beste omstandigheden gebeurt, de wonden goed kunnen worden verzorgd en andere leerlingen er niet mee worden geconfronteerd.’ Lang niet alle specialisten vinden dat een goed idee. Volgens sommigen zou die aanpak een epidemie zelfs kunnen aanwakkeren.
Dit schooljaar start Imke Baetens in zeven Vlaamse scholen alvast een nieuw preventieproject op. ‘Hoewel we het gratis aanbieden, was het moeilijk om scholen te vinden die wilden meewerken’, zegt ze. ‘Veel directies zijn bang dat er een zelfverwondingsplaag zal uitbreken als ze erover praten. Dat klopt niet: erover zwijgen is veel gevaarlijker.’
Doodzwijgen
Amper 5 procent van de volwassenen verwondt zich. Niet zelden zijn dat mensen met een psychische aandoening. Sommigen houden er nooit mee op, anderen grijpen er in crisisperiodes naar terug. Maar bij het gros van de jongeren groeit het er tegen het eind van de puberteit haast vanzelf uit. ‘Na een paar jaar hebben ze minder last van hun hormonen en nemen ook de emotionele schommelingen af’, legt Laurence Claes uit. ‘De bewuste sturing van emoties, die frontaal in het brein zit, is ook al sterker ontwikkeld tegen de leeftijd van 21 jaar.’
Alleen kun je nooit zeker weten dat een jongen of meisje er op een dag vanzelf mee stopt. Tegen die tijd kan er ook al veel schade zijn aangericht. Om te beginnen zijn er de littekens die velen de rest van hun leven zullen moeten meedragen en verklaren. Daarnaast bestaat het gevaar dat ze per ongeluk te diep snijden of dat hun wonden zwaar geïnfecteerd raken. Veel zelfverwonders hebben ook almaar ernstigere wonden, omdat ze verder en verder moeten gaan om hetzelfde effect te krijgen. Bovendien is de kans dat ze binnen de vijf jaar een suïcidepoging ondernemen drie keer groter dan bij andere mensen. ‘Als je al zoveel ervaring hebt met destructief gedrag, is de stap om suïcide te plegen veel kleiner’, zegt Imke Baetens. ‘We zouden dus een aantal suïcides kunnen vermijden door zelfverwonders vroeger te helpen.’
Die hulp bestaat meestal uit therapie, waarbij ook gezocht wordt naar alternatieve methodes om met woede, angst of verdriet om te gaan. Sommigen kan het helpen om op een moeilijk moment vrienden op te zoeken of te gaan sporten, anderen moeten leren om risicosituaties te herkennen en uit de weg te gaan. Vandaag zijn er in Vlaanderen veertig speciaal opgeleide therapeuten die jongeren kunnen helpen om met zelfverwonding te stoppen. Veel werk hebben ze nog niet. ‘De meeste zelfverwonders raken nooit bij een therapeut omdat niemand weet dat ze het doen’, zegt Baetens. ‘Het probleem moet dan ook dringend bespreekbaar worden gemaakt. Nu gebeurt het nog te vaak dat volwassenen het als aanstellerij afdoen, toedekken of doodzwijgen. Maar zelfverwonding zal niet verdwijnen door te doen alsof het niet bestaat. Integendeel.’
Wie behoefte heeft aan hulp of informatie over zelfverwonding kan terecht op www.zelfverwonding.be.
DOOR ANN PEUTEMAN, ILLUSTRATIE RANDALL CASAER, FOTO’S KATRIEN ORLANS
‘Wie open wonden ziet, is sneller geneigd om het ook te proberen.’ Imke Baetens
‘Een jonge cliënte sloeg zich omdat ze thuis werd geslagen: als ze het zelf deed, kon ze tenminste beslissen wanneer het gebeurde.’ Laurence Claes
‘Als je al zoveel ervaring hebt met destructief gedrag, is de stap om suïcide te plegen veel kleiner.’ Imke Baetens