Rik Van Cauwelaert
Rik Van Cauwelaert Rik Van Cauwelaert is directeur van Knack.

De Commissie-Dutroux hervatte haar werk en hoorde procureur Michel Bourlet. Een gesprek met voorzitter Marc Verwilghen.

De parlementaire onderzoekscommissie die zich buigt over de enquête naar de verdwenen meisjes, heeft begin deze week haar werk hervat. Meteen werd procureur Michel Bourlet aan de tand gevoeld, allicht over diens beweringen dat sommige verdachten in de zaak- Dutroux vermoedelijk bescherming genoten, vanuit de politiediensten, de magistratuur en mogelijk vanuit politieke kringen. Het gerecht in Neufchâteau, maar ook in Brussel en Hasselt, werkt in dat verband aan aanverwante enquêtes, onder meer naar de betrokkenheid van satanische groeperingen in de kinderhandel en het doen en laten van enkele vooraanstaanden. En wat daarover in getuigenissen aan de oppervlakte komt drijven tart, volgens sommige speurders, elke verbeelding. Alleen, geen van de vermoedens en getuigenissen werd, tot nog toe, hard gemaakt. Toch gaan de speurtochten door en dreigen ze zelfs het hele parlementaire onderzoek in de zaak-Dutroux te doorkruisen. De Commissie-Dutroux, voorgezeten door Marc Verwilghen (VLD), heeft inmiddels een verlenging van haar mandaat aangevraagd.

MARC VERWILGHEN : Normaal verstrijkt het mandaat drie maanden na de aanvang van de werkzaamheden, nu dus rond 17 januari. Door de kerst en nieuwjaarsperiode, die het moeilijk maakte om mensen tot hier te krijgen, hebben we wat meer tijd nodig. Vandaar onze vraag tot verlenging van het mandaat. We hebben zeker nog een maand nodig. We hopen eind januari, begin februari te kunnen eindigen met het horen van de getuigen, ook in de zaak An en Eefje, om in de loop van volgende maand onze conclusies te formuleren.

We hebben onszelf een driedubbel doel gesteld. We moeten de gebreken in de enquêtes vastleggen en bekijken wie daarvoor politiek verantwoordelijk is. Ten tweede moeten we voorstellen en ontwerpen aanreiken om de bestaande wetten te verbeteren. Ten derde werken we een reeks van aanbevelingen uit voor het parlement en de uitvoerende macht. Want anders krijgen we geen follow-up. Dat derde luik is essentieel, om te verhinderen dat deze commissie dezelfde weg inslaat als de eerste Bende-Commissie. Daar werden de juiste conclusies getrokken. Niettemin werd daaraan, tussen 1990 en 1996, geen enkel gevolg gegeven.

U spreekt over het vastleggen van de politieke verantwoordelijkheid. Toch lijkt u verder te willen gaan. De nachtelijke confrontaties tussen magistraten en enquêteurs laten aanvoelen dat u ook in het onderzoek op het terrein koste wat het kost de verantwoordelijkheden wil bepalen. Gaat u daarmee niet uw opdracht te buiten ?

VERWILGHEN : Wij kunnen vaststellen waar de fouten gebeurden. Maar we mogen, gelet op de bestaande wetten, geen disciplinaire sancties nemen tegen de mensen die hebben gefaald. Daarvoor moet ik me wenden tot de bevoegde ministers, in dit geval de ministers van Binnenlandse Zaken en van Justitie. De commissie en dat is storend heeft ook geen enkele impact op de beslissing om eventueel nu reeds tot de actie over te gaan.

Eist u nu al sancties ?

VERWILGHEN : Ik geef toe dat ik soms niet goed begrijp, in het licht van wat we intussen weten, dat sommigen mensen niet preventief werden geschorst en nog steeds in het apparaat functioneren. Naar mijn gevoelen moeten die worden geschorst. Voorlopig toch. Als er finaal geen probleem is, dan kunnen ze naderhand weer voortwerken. Is er wel een probleem, dan kunnen de noodzakelijke sancties worden opgelegd. Dat zou een veel duidelijker signaal zijn geweest naar de buitenwereld. Maar die armslag mist de parlementaire onderzoekscommissie. Het toestaan aan de commissie van ?beschermend schorsen? is zeker het overwegen waard.

Het gevaar dat uw commissie dezelfde weg opgaat als de eerste Bende-Commissie is reëel. Want het zal tenslotte de meerderheid zijn die de conclusies moet uitvoeren.

VERWILGHEN : Ik voel nu al dat de publieke opinie acties wil. Op de eerste plaats wil men dat wie schuldig wordt bevonden ook wordt gesanctioneerd. Tegelijk vraagt men dat het bestaande systeem wordt verbeterd. Voor dat laatste aspect kunnen wij tussenkomen. Het eerste aspect ligt geheel in de handen van de bevoegde ministers.

Ik zeg niet dat dit in het geheel niet tot onze bevoegdheden behoort, maar na de confrontaties van 18 december vond ik dat al die betrokkenen geschorst moesten worden, tot we volledige klaarheid in de affaire hadden.

Enkele commissieleden werden wat ongemakkelijk bij die confrontatie. De commissie laadde een zware verdenking op elk van de zes betrokkenen. Terwijl die, allicht, elk hun waarheid kwamen vertellen. Temeer omdat ze alle zes slechts een stukje van de ware toedracht kennen. Hoe kan u dan zo zeker beweren, voor het oog van een paar honderdduizend tv-kijkers, dat één van hen liegt ?

VERWILGHEN : In het verleden hebben parlementaire onderzoekscommissies dit soort confrontaties nooit doorgevoerd. Ook al kwam het tot een aantal merkwaardige tegenspraken. Hier werd voor zo’n confrontatie geopteerd, in de hoop alsnog duidelijkheid te krijgen. Ik begrijp dat het hier om carrières gaat en dat het weinig waarschijnlijk is dat men in deze omstandigheden, terwijl heel het land meekijkt, van mening zou veranderen. Toch had ik verwacht dat één van de twee, hetzij rijkswachter Jean Lesage of onderzoeksrechter Martine Doutrèwe, aan het wankelen kon worden gebracht. Trouwens, hun beweringen worden niet volledig onderbouwd door de verklaringen van de andere getuigen.

Ik hou er rekening mee dat elk slechts een deel van de waarheid kent. Maar ik ga er vanuit dat een onderzoeksrechter het onderzoek coördineert en dus van heel de zaak op de hoogte is. Dat is hier dus duidelijk niet het geval. Ik sluit dus niet uit dat elk slechts een stukje van de waarheid kent. Maar ik aanvaard niet dat tegenspraken blijven bestaan als we ze op vier welbepaalde punten het gaat dus niet om interpretaties met elkaar confronteren. Terwijl ze in elk van die gevallen altijd en alle twee aanwezig waren. Er zijn nu maar twee middelen meer om tot de waarheid te komen : het dossier bezorgen aan de procureur en bijkomend onderzoek voeren naar de vraag wie nu meineed pleegde, of bijkomende getuigen horen in de hoop dat die klaarheid brengen. Met dat laatste hou ik rekening. Een gevolg van die confrontatie is dat nu andere betrokkenen beginnen te praten. De commissie heeft in dat verband brieven ontvangen. Wat bewijst dat één en ander loskomt.

De ouders van Julie en Mélissa hebben al een oordeel, zeg maar veroordeling, uitgesproken.

VERWILGHEN : Ik heb dat gehoord, maar die uitspraken laat ik voor hun rekening. Hoewel sommigen in die waan verkeren, is deze parlementaire onderzoekscommissie geen tribunaal. Maar ik kan me wel inbeelden dat het voor ieder van de zes betrokkenen bij de confrontatie een zware dobber was om zich zo in het openbaar te moeten verantwoorden. Ik had gehoopt dat het publieke karakter ze zou aanzetten om de ware toedracht te komen vertellen. Ze hebben dat niet gedaan, en ik vind dat zeer erg.

Heeft u voor uzelf al uitgemaakt wie de waarheid spreekt ?

VERWILGHEN : Gaandeweg wel, maar het is veel relevanter te weten wat de voltallige commissie daarover denkt.

Het valt op dat sommige Franstalige commissieleden zichzelf graag beschouwen als de advocaten van de getroffen ouders ?

VERWILGHEN : In Wallonië leeft dat dossier zeer sterk. Wat niet verwonderlijk is. Het ging in alle gevallen om zeer jonge meisjes, de lijdensweg van de ouders Russo en Lejeune was nog langer dan die van de ouders van Ann en Eefje. De Waalse bevolking heeft zich volkomen met hen geïdentificeerd. Wij zijn daarin allicht wat afstandelijker, zakelijker. Toch verwacht ik dat in het onderzoek naar de verdwijning van Ann en Eefje de passies zullen heroplaaien.

Maar daar verschillen de betrokken ouders al van mening over het werk dat door het Brugse gerecht werd geleverd.

VERWILGHEN : Dat is eigenaardig. Terwijl de ouders van Ann en Eefje in een conflict verwikkeld raakten, zijn de ouders van Julie en Mélissa perfect op elkaar ingespeeld.

Leden van uw commissie hebben in verband met de verdwijning van Loubna de Brusselse politiemensen verweten dat ze geen lijsten van pedofielen hadden aangelegd. Terwijl een andere parlementaire commissie, de Commissie-Wijninckx, destijds de politie verbood dergelijke informatie, de beruchte microfiches-B, op te slaan. Toppunt was wel dat dit verwijt werd gelanceerd door Serge Moureaux (PS), wiens broer, gewezen justitieminister Philippe Moureaux, zich destijds op het verbod op het aanleggen van de microfiche-B profileerde.

VERWILGHEN : Ik ga nog een stap verder : in hoeverre is het aanleggen van die lijsten te verzoenen met de wet op de privacy ? Want de wet op de privacy heeft intussen een grote omvang aangenomen. Daarin krijg je die tweestrijd bij de wetgever tussen zij die menen dat dit privé-leven maximaal moet worden beschermd en zij die oordelen dat, als het over ernstige misdrijven gaat, men bij machte moet zijn zoveel mogelijk informatie in te winnen. Die evenwichtsoefening moet zeker worden gemaakt. Het kan toch niet dat het algemeen belang nodeloos wordt geschaad door misdadigers, over wie je dan geen informatielijsten zou mogen aanleggen. Omliggende landen vertonen in gevallen van gewelddadige misdaden heel wat minder pudeur. In elk geval, mochten die lijsten hebben bestaan dan zou men veel sneller bij Dutroux terecht zijn gekomen. Ook als het strafregister nog volgens het oude concept zou zijn bijgehouden, zou Dutroux sneller onder de aandacht van de speurders zijn gekomen.

Er werden in verband met de onderzoekscommissie hoge verwachtingen gecreëerd : de stal zal worden uitgemest. Het lot van deze commissie en haar werkzaamheden ligt uiteindelijk bij de meerderheid, waartoe u niet behoort.

VERWILGHEN : Ik geef er me rekenschap van dat dit tot problemen kan leiden op het moment van de besluitvorming. Dat zou dan erg spijtig zijn. Tenslotte hebben we tot nu aangetoond dat we, binnen de commissie, boven de partijgrenzen heen kunnen samenwerken.

Maar er bestaat een gevaar. Anderzijds lijkt het me toch uitgesloten dat, indien flagrante fouten worden aangetoond, de minister niet zou ingrijpen. Tenzij hij duidelijk zou zeggen : het gaat hier om zware, doch menselijke fouten en ik neem daarom geen sancties. Die verantwoordelijkheid moet hij dan maar nemen.

Procureur Bourlet verschijnt voor de commissie…

VERWILGHEN : Dat gaat om een zeer precieze aangelegenheid. Hem wordt niet gevraagd een oordeel uit te spreken over het dossier zoals het bij hem arriveerde. Hij komt, achter gesloten deuren, uitleg verschaffen over een zeer bepaald onderdeel…, dat niet onbelangrijk is.

Over de mogelijke bescherming die betrokkenen als Dutroux en Nihoul mogelijk vanwege politiediensten en/of magistratuur hebben genoten ?

VERWILGHEN : Ik kan me inbeelden dat daarover vragen zullen worden gesteld… Maar meer wil ik daarover niet kwijt.

Waarom wordt, tot nog toe, onderzoeksrechter Jean-Marc Connerotte niet gehoord ?

VERWILGHEN : Omdat hij zijn taak aanvatte op een moment dat buiten de opdracht van de commissie valt. Hoewel, het blijft mogelijk dat hij alsnog wordt gehoord, als de commissieleden dat vragen.

Bourlet maakte geen bezwaren ?

VERWILGHEN : Hoegenaamd niet.

Had u nooit de indruk dat sommige getuigen, zelfs achter gesloten deuren, een zekere argwaan koesterden tegenover de commissieleden ?

VERWILGHEN : Mijn oordeel over de getuigenissen achter gesloten deuren is dat die veelal door naijver en jaloezie werden ingegeven, en dat ze, op enkele details na, niets bijzonders hebben bijgebracht.

Sommige commissieleden, zoals Serge Moureaux, hebben beschuldigingen geuit in verband met onderzoeken die de politiediensten verrichten naar het privé-leven van de commissieleden. Hij heeft daar nooit bewijzen voor aangevoerd.

VERWILGHEN : Er is daarover onderzoek aangevraagd en dat loopt nog. Moureaux heeft intussen zijn beweringen herhaald en heeft beloofd daarover meer uitleg te zullen verschaffen. Ik vermoed dat hij die bewijzen zal aandragen. Maar wij, de Vlaamse commissarissen, hebben een dergelijke druk nooit ondervonden.

Is het u bekend dat minstens één van de commissieleden in Neufchâteau in één van de zogenaamde aanpalende dossiers werd genoemd ?

VERWILGHEN : Zeker niet…

Als dat zo is, dan brengt dat allicht het voortbestaan van de Commissie-Dutroux in gevaar.

VERWILGHEN : Het had voor de betrokkene alleszins een reden moeten zijn om niet in de commissie te zetelen. Het zou in elk geval het toppunt van diabolisme zijn, mocht dit allemaal wetens en willens zijn gebeurd.

Het gaat hierbij over de dossiers waarover u, zo wordt gezegd, met Bourlet heeft gepraat. De procureur maakt veel ernst van die onderzoeken naar satanische sekten (zie pagina 12).

VERWILGHEN : Die indruk had ik alleszins.

U was, zo wordt gezegd, nogal geschokt door uw onderhoud met Bourlet.

VERWILGHEN : Dat klopt, omwille van de besproken kwesties en de aard van de nog hangende onderzoeken, die blijkbaar niet zo fantasierijk zijn als sommigen beweren.

Er is nu een nooit eerder vertoond, stilzwijgend akkoord tussen media en gerecht. Over bepaalde uiterst gevoelige onderzoeken die met de zaak-Dutroux rechtstreeks of onrechtstreeks verband houden, worden geen berichten verspreid. Intussen draait de geruchtenmolen op volle toeren. Als waar is wat de enquêteurs beweren, dan staren we binnenkort allicht in de afgrond.

VERWILGHEN : Als zelfs maar een tiende van de horrorverhalen die daar worden verteld waar blijken, dan zitten we in vrije val. Hier mag niet de fout worden gemaakt zoals in het Bende-onderzoek, waar telkens pistes werden geopend die nooit werden afgesloten. In dit geval moet de waarheid eruit trouwens, dit soort berichten is niet meer in te dijken. Ik zou haast zeggen : de duivel moet maar eens uitgedreven worden.

Eigenaardig is wel dat in het geval van vice-premier Elio Di Rupo (PS) getuigenissen werden weggewuifd, want gelanceerd door getuigen die in psychiatrische behandeling zijn. Hier gaat het om gelijkaardige verklaringen, maar nu worden ze toch ernstig genomen. Waarom ?

VERWILGHEN : Dat zou u aan de enquêteurs moeten vragen.

In het geval-Di Rupo heeft u met het parlement geoordeeld.

VERWILGHEN : Ja, maar wellicht werd daar grotendeels vanuit politieke overwegingen geoordeeld. Men ging ervan uit dat het om beweringen van fabulanten handelde. Mij viel op dat men in het eerste dossier tegen meneer Di Rupo uitleg heeft gevraagd, en gekregen, bij het Hof van Cassatie. Met het tweede en derde dossier was dit plotseling niet meer nodig. Mocht die opheldering er toch zijn gekomen dan had men allicht ook die deuren kunnen sluiten. Ik kan alleen vaststellen dat dit niet is gebeurd. Heeft één partij hier de regering gegijzeld ? Mogelijk. Ik was er voorstander van om elk van die verklaringen door het Hof van Cassatie te laten onderzoeken. Nu wordt het moeilijk om de besproken minister wit te wassen. Omdat de beschuldigingen nooit werden uitgespit.

Rik Van Cauwelaert

Justitieminister Stefaan De Clerck (links) met voorzitter Marc Verwilghen van de Commissie-Dutroux : geschokt door zijn onderhoud met procureur Bourlet.

Serge Moureaux : gebelgd door mogelijk politieonderzoek naar zijn privé-leven.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content