Zien de liberalen nog wel klaar? Karel De Gucht noemde die van het Vlaams Belang ‘mestkevers’ en Patrick Dewael had het over ‘fascisten’. De Nederlandse Ayaan Hirsi Ali pleit voor een verbod, maar Jean-Marie Dedecker wil met hen regeren. Filosoof Rudi Visker legt uit waarom dat geen goed idee is. ‘De mensen beseffen niet wat er op het spel staat.’

De top van de partij reageerde meteen eenstemmig. Nee, het nieuws van een nieuwe klacht tegen het Vlaams Belang omdat de partij mensen tegen elkaar zou opzetten, kwam niet onverwacht. Ja, de partij zal dat proces verliezen, want ‘de wet is geschreven op de maat van onze tegenstrevers’. Het Vlaams Belang stelt het altijd graag voor alsof het een titanengevecht levert tegen de rest van de samenleving. De underdog van de politiek.

Rudi Visker is als gewoon hoogleraar verbonden aan het Hoger Instituut voor Wijsbegeerte van de KU Leuven. Eind vorig jaar onderzocht hij in het kunsttijdschrift De Witte Raaf hoe het komt dat een kwart van de Vlamingen voor een partij stemt, zonder het met het programma van die partij volledig eens te zijn. ‘We wilden de niet-democraten uitsluiten door er met het cordon sanitaire een schutkring rond te leggen, maar die barst uit zijn voegen’, stelt hij vast. En: ‘Het lijkt erop dat de schutkring zich verlegt: hij strikt degenen die de strik uitzetten.’ Dat wil zeggen: Filip Dewinter en de zijnen beroepen zich op de democratie en de vrijheid van meningsuiting om toegang te krijgen tot het bestuur en de macht.

‘Tot mijn ontsteltenis halen ze het altijd met het argument dat ze zoveel Vlamingen vertegenwoordigen’, zegt Visker. ‘Dat is een fout argument. Het is niet omdat ze democratisch verkozen zijn, dat ze ook democraten zijn. De nationaalsocialisten van Adolf Hitler kwamen in 1933 ook na verkiezingen aan de macht, maar het waren daarom nog geen democraten.’

Hoe doen ze dat dan?

RUDI VISKER: Het heeft ook met de definitie van democratie te maken. Mijn collega Jan Blommaert toonde vroeger al aan dat het cordon sanitaire het Vlaams Belang niet heeft verhinderd om de politieke agenda te bepalen. De partij heeft de democratie veranderd in een soort vox-populisme. ‘Wij zeggen wat de mensen denken. Door ons van de macht uit te sluiten, wordt een kwart van de Vlamingen monddood gemaakt.’ Dat is een enge, plebiscitaire opvatting van democratie. Er is daartegenover een ruimere, een dikkere definitie nodig. De democratie is namelijk het eerste politieke regime waarbij een samenleving haar eigen verdeeldheid als normaal beschouwt.

Dat is in het politieke leven van alledag ook niet altijd even duidelijk.

VISKER: Toch. Er is principieel discussie mogelijk. Voor de Franse revolutie werd de samenleving begrepen als een lichaam. De vorst was het hoofd van dat lichaam. In hem en door hem was het één. Een lichaam kan niet verdeeld zijn. Het ging om een geseculariseerde opvatting van het mystieke lichaam van de Kerk. Het kleinste deeltje van de hostie is de hele Christus. De democratie breekt met die metafoor en vindt het normaal dat er oppositie is.

Bedoelt u dat er niet zoiets als het algemeen belang bestaat?

VISKER: Nee. Denk aan de Agusta-affaire. Je kunt toch niet argumenteren dat een bepaalde helikopter moet worden gekocht omdat je partij dan zoveel geld krijgt? Er moet dus worden geargumenteerd met verwijzing naar het algemeen belang, zonder dat iemand daar het monopolie over heeft. De visie op wat het algemeen belang is, kan verschillen naargelang van de individuele politicus of van de politieke kleur. Vroeger stond de vorst aan het hoofd van de samenleving. Hij kwam op die plaats terecht door wie hij was. Zo is de paus in de katholieke Kerk nog altijd de vertegenwoordiger van Christus op aarde. Wie goed kijkt, ziet dat het Vlaams Belang de lichaamsmetafoor opnieuw in de politiek probeert te introduceren.

Wil die partij dan terug naar het ancien régime?

VISKER: Ze gebruikt die metafoor niet op de manier van het ancien régime, maar op die van wat Claude Lefort het totalitarisme noemt. Haar naam alleen al, Vlaams Belang of Vlaams Blok, suggereert een homogene samenleving. Een samenleving zonder barst of breuk. Of een samenleving die één en ongebroken zou kunnen zijn. De verdeeldheid is dan het gevolg van de toevallige aanwezigheid van een volksvreemd element. Om de eenheid van het Vlaamse volk te herstellen, volstaat het om dat te verwijderen.

Dat lijkt op heimwee naar iets wat nooit is geweest.

VISKER: De huidige algemeen directeur van de Belgische afdeling van Artsen Zonder Grenzen Gorik Ooms schreef in 1995 als voorzitter van een jeugdhuis in Sint-Jans-Molenbeek een opiniestuk waarin hij liet zien waar het Vlaams Blok toen echt voor stond. Het Blok is of was een partij die haar slagzinnen meestal negatief formuleert: ze is vooral overal tegen. Vreemdelingen, criminaliteit, corruptie, abortus. Ooms draaide die slagzinnen om en riep zo het beeld op van een utopische samenleving. Een samenleving waarin alle problemen zich vanzelf oplossen. Vreemdelingen worden alleen getolereerd als ze zich aanpassen en dus geen vreemdelingen meer zijn. Corruptie is uitgesloten, want de leider bedriegt zijn volk niet. Kinderen worden in liefde verwekt, waardoor abortus niet meer ter sprake komt. Vakbonden verdwijnen spontaan, want werkgevers en werknemers hebben dezelfde belangen. Ze zullen dus vanzelf de krachten bundelen, zoals in een lichaam de krachten worden gebundeld. De verdeeldheid maakt plaats voor eenheid.

Dat doet vreemd genoeg een beetje denken aan de retoriek van de voormalige Sovjet-Unie.

VISKER: Of van het nazisme. Alles wat de eenheid van de totalitaire staat in de weg stond, kon worden benoemd. Het waren historisch achterhaalde klassen, zoals de koelakken. Resten van het tsaristische regime. Buitenlandse spionnen of collaborateurs. Of, zoals in het nazisme, Joden. Rechtens was de samenleving al één. Het kwam er alleen op aan die eenheid ook feitelijk tot stand te brengen. Door eliminatie van diegenen die haar in de weg stonden.

Wordt het verlangen naar zo een paradijs op aarde niet sterker in tijden van sociaaleconomische onzekerheid?

VISKER: De democratie loopt altijd gevaar als ze niet overtuigend functioneert. Politiek had vroeger een tragisch karakter. De mensen spraken over de sossen en de tjeven. Politieke strijd was verbonden met de betekenis van het leven zelf. Het gaat nu hoe langer hoe meer om ingewikkelde kwesties, waarvan de mensen zich nog moeilijk een beeld kunnen vormen. De politiek heeft niet langer een groot verhaal. En dat is ook geen gebrek.

Daarnaast heeft politiek niet alleen met de verdeling van socio-economische welvaart te maken, maar ook met burgerschap. En dus met de vraag: wat maakt een gemeenschap tot een gemeenschap? Ik moet mijn kinderen ook uitleggen dat een huis en een familie meer betekenen dan een ruimte waar je af en toe komt omdat er nu eenmaal eten op tafel staat.

Maar de mensen voelden zich ook veilig in hun zuil. Dat was een stuk van henzelf. Zijn ze nu als het ware een beetje naakt?

VISKER: Enerzijds wordt de samenleving gekenmerkt door een grote mate van gelijkheid. Anderzijds worden mensen in de confrontatie met andere culturen en manieren van leven toch voortdurend op hun eigenheid gewezen. Dat verklaart voor een deel dat gevoel van ontreddering en angst. Het onvermogen om zich een houding te geven. Het Vlaams Belang speelt op dat gevoel van onmacht in. De politieke instellingen worden door de perfide invloed van het Vlaams Belang onderuitgehaald. In het verhaal van die partij en haar organisaties krijg je voortdurend de indruk dat politiek niet om het algemene belang gaat, maar om dat van een klein clubje, een elite die haar zakken vult. Het gaat de hele tijd om de regering die liegt, boycot of aan vriendjespolitiek doet; wetten schrijft die alleen bedoeld zijn om de kleine man te treffen.

Of wetten schrijft op eigen maat, zoals Filip Dewinter na de nieuwe klacht tegen de partij liet verstaan?

VISKER: De wet als een instrument, waarmee een bepaalde groep in de samenleving een andere groep het zwijgen probeert op te leggen. De partij suggereert dat de wet wordt gebruikt als een wapen in de strijd. Politiek zou oorlog zijn, voortgezet met andere middelen.

Mag ze dat niet doen? Het Vlaams Belang is een oppositiepartij. Het is toch haar recht om oppositie te voeren?

VISKER: Ja, maar om aan het democratische spel mee te doen, is er toch een minimale democratische houding nodig. Ik probeer aan te tonen dat de partij een antidemocratisch discours voert. Karel Dillen zei indertijd: met de democratie of zonder. Veel kiezers van het Vlaams Belang zijn niet echt racisten of nationalisten. Meer dan de helft is zelfs voor de monarchie en voor het behoud van België, terwijl de partij opkomt voor een republiek Vlaanderen. Hoe komt dat? Er wordt soms gezegd: dat zijn foertstemmers. Sommigen willen de stemplicht opheffen, in de hoop dat het probleem daarmee opgelost is. Ik begrijp niet dat ze zo een risico willen lopen. Het Vlaams Belang is een tamelijk jonge zweeppartij met een gebonden aanhang. Die gaan stemmen, ook als ze niet moeten. Kunnen SP.A en CD&V dat ook zeggen?

Maar als veel van de kiezers van het Vlaams Belang geen foertstemmers zijn en ze stemmen ook niet op die partij voor haar programma, waarom doen ze het dan wel?

VISKER: Ze zijn misschien wel xenofoob – op voorwaarde dat u die term letterlijk neemt.

Wat bedoelt u daarmee?

VISKER: Een fobie is een poging om te vluchten voor een onbeheersbare angst. De angst is onbeheersbaar omdat hij geen duidelijk object heeft. De fobicus weet zich geen houding aan te nemen, omdat hij niet weet wat hem precies beangstigt. Wat doet de fobie? Ze bindt de angst aan een object. Ze is dus eigenlijk een genezingspoging, een stap vooruit omdat er nu iets is waartegen de fobicus zich kan wapenen. Wie een fobie heeft voor honden, zal proberen die uit de weg te gaan. Een fobie moet ook aannemelijk zijn: er moet een bepaalde dreiging van uitgaan. Een fobie voor slangen, bijvoorbeeld, is aannemelijk, een fobie voor fruitvliegjes niet.

Wat heeft dat eigenlijk met het Vlaams Belang te maken?

VISKER: De vreemdeling is een veilig fobisch object. Men kan hem uit de weg gaan en desnoods verwijderen. Maar is het ook een overtuigend object? Omdat het hoogst onwaarschijnlijk is dat alle vreemdelingen gevaarlijk zijn, probeert het Vlaams Belang voortdurend om hun aanwezigheid aan hoge criminaliteitscijfers te koppelen. De partij exploiteert de fobie. En dat verklaart misschien waarom het Vlaams Belang ook veel stemmen trekt in zogenaamde witte wijken. Die mensen hebben geen last van vreemdelingen, maar ze hebben er wel belang bij om hun angst te binden. De vreemdeling is ook voor hen een perfect fobisch object: ze komen hem niet tegen, en het Vlaams Belang maakt het aannemelijk dat hij gevaarlijk is.

Goed om weten is dat als een deel van de kiezers van die partij xenofoob is, zijn probleem zeker niet wordt opgelost door de vreemdelingen te verwijderen. Ze zouden dan zeker naar een nieuw fobisch object op zoek gaan. Anders geraken ze in paniek.

Het komt er dus eigenlijk op aan om de echte oorzaak van die angst op te sporen?

VISKER: Het beleid speelt nu niet in op angst, maar op vrees. ‘Meer blauw op straat’ is daar een voorbeeld van. De xenofobiehypothese houdt in dat het niet om vrees gaat, maar om angst voor het vreemde van het eigene. Als dat juist is, dan komt het er vooral op aan ervoor te zorgen dat die angst anders kan worden opgevangen. Dat hij andere uitwegen krijgt. En dan moeten we ons afvragen of onze samenleving vandaag wel voldoende van dat soort uitwegen biedt.

Dat lijkt dus niet het geval te zijn?

VISKER: Ik ben zoals iedereen erg geschrokken van de moord op Theo van Gogh eind 2004 in Nederland. Maar vooral van de manier waarop daar werd op gereageerd. Wat mij opviel, was wat er niet werd gezegd. Er waren twee kampen. Het ene noemde Van Gogh een individualist. Het andere wees het fundamentalisme met de vinger na. Ik zie fundamentalisme en individualisme als twee slechte genezingspogingen voor een probleem (onmacht, angst) waarvoor de huidige organisatie van de samenleving, van de publieke ruimte bijvoorbeeld, geen of onvoldoende opvangmogelijkheden biedt. Dan zoek je een houvast, een fundament in een geloof dat alle antwoorden geeft.

Van Gogh beschouwde de publieke ruimte als een immense container, waarin elk individu alles wat het voelt of denkt kwijt moet kunnen. De andere individuen mogen zich daar op geen enkele manier door geschokt voelen. De publieke ruimte maakt zo getrouw mogelijk zichtbaar wat er al is. Vergelijk het een beetje met een westerse versie van het Japanse sumoworstelen. Je huurt een pak dat je kunt opblazen, je zet een helm op en je gaat in een ring staan. Je beukt lekker tegen elkaar, en als je dat lang genoeg gedaan hebt, trek je dat pak weer uit en je bent deukvrij. Dat is wat Van Gogh eigenlijk wilde.

Opblaasbaar pak of niet, die publieke ruimte blijft een behoorlijk ruwe plek.

VISKER: Precies. Er is ook een andere publieke ruimte mogelijk, die vrij maakt omdat ze bepaalde structuren oplegt. Denk daarbij dan niet aan een straat of een plein, maar aan een gestructureerde publieke ruimte zoals het parlement. Of: we spreken af dat er een comité samenkomt, waarin partijen die een conflict hebben hun probleem uitpraten. Het conflict wordt geagendeerd. Het krijgt een plaats in tijd en ruimte. Ik kan een conflict tussen mij en mijn buurman, bijvoorbeeld, situeren binnen het proces dat voor een rechtbank wordt gevoerd. Zo gaat een democratische samenleving met geschillen om. Door veel deuren en sluizen.

Je kunt je de publieke ruimte op die manier ook voorstellen als een hulpmiddel om afstand te nemen van wat je zodanig kwelt dat je het niet kunt ontlopen. Een vergadering is dan zoiets als een democratische burgerburcht. Je gaat naar een vergadering en je maakt ruzie, maar je weet dat er een nieuwe vergadering komt. De periode tussen die twee vergaderingen is vrij van conflict. Want het conflict zit – letterlijk – in de vergadering. Het is daar achtergelaten. Gebonden.

Is dat in een meer abstracte vorm niet hetzelfde als de verzuiling?

VISKER: Nee, want dan zou de oplossing zijn dat ik alleen omga met mensen die het al min of meer met me eens zijn. De publieke ruimte zou dan een soort slagveld zijn, waar we af en toe samenkomen om ons gelijk te halen. Dat wil ik niet. Ik wil een soort erkenning. Neem de hoofddoek. Als de hoofddoek de uitdrukking is van een religieuze beleving, zou je met Theo van Gogh kunnen zeggen: moet kunnen. Je kunt ook zeggen dat de publieke ruimte dat soort van verschillen in expressie moet vermijden – de Franse oplossing. Maar je kunt de hoofddoek ook anders zien dan als de uitdrukking van iets wat er al is. Zoals elk religieus symbool geeft hij vorm aan een religieuze beleving die het individu anders zou overrompelen. De hoofddoek bevrijdt mensen uit die overrompeling. Men kan hem aan- of uitdoen. Die minimale afstand laat het individu toe om te gaan met iets waarmee het zich te intens verbonden voelt. Vergelijk het ook met een graf. Met het graf geven we ons verdriet een plaats buiten ons. Daarmee kunnen we met het verdriet beginnen omgaan. Dat uiterlijke teken, dat graf, verandert wat er al was. Het laat ons toe om verdriet te voelen.

Een hoofddoek in de publieke ruimte is dus niet hetzelfde als de totale vrije meningsuiting van Theo van Gogh?

VISKER: Van Gogh ging ervan uit dat wat hij als privépersoon had ook buiten de privésfeer zo onbeperkt mogelijk aanwezig moest kunnen zijn. En dat iedereen zich daarnaar moest plooien en richten.

Waardoor privésfeer en openbare ruimte samenvallen?

VISKER: De openbare ruimte wordt dan een verlengstuk van de privésfeer. Ik vind dat de publieke ruimte op de privésfeer moet kunnen inwerken. Pas dan krijg ik de mogelijkheid om een probleem op te vangen: ik breng het in de publieke ruimte onder en kan er vervolgens van weggaan. De aanwezigheid van vrouwen in de publieke ruimte is toch een vorm van erkenning van het belang van vrouw te zijn? Vrouwen zijn altijd voor het specifieke verschil van het vrouw-zijn opgekomen – dat is het project van het feminisme.

Waarom is dat zo belangrijk? Waarom willen benadeelde groepen zich gerespecteerd weten? Niet zomaar als een abstracte mens maar als een vrouw? Of als een neger, een homo of een katholiek? Het gaat toch om meer dan de strijd voor voldoende vrouwelijke parlementsleden om voor de belangen van de groep op te komen? Het gaat toch ook om het belang van de aanwezigheid van de gestalte van de vrouw in de publieke ruimte? Omdat de gestalte anders is dan die van de man? We geven het verschil in onszelf en in anderen op die manier een soort van formele, bijna monumentale erkenning. Door het zichtbaar te maken in de publieke ruimte mag het er zijn. Als we dat niet doen, zoeken individuen een uitweg in een individualistische of een fundamentalistische reactie.

In een gedicht van Herman De Coninck wil Adam de wereld niet die God voor hem heeft geschapen. Want Eva is er niet. Er is geen publieke ruimte. Kan de angst van veel mensen worden herleid tot de vaststelling dat er niemand is? Dat wat ze doen er niet toe doet?

VISKER: Angst en onmacht gaan altijd samen. Onmacht is een tekort aan macht. Er zijn twee manieren om daarop te reageren. De ene is die van het Vlaams Belang, dat ervan uitgaat dat de politiek het paradijs op aarde kan herstellen. De andere weet dat het paradijs voorgoed verloren is, maar vindt dat ook geen drama.

In de publieke ruimte gelden hoe dan ook normen en waarden. Wie bepaalt waar de grenzen liggen?

VISKER: Dat is voorwerp van democratische discussie. Ik zei al dat niemand een rechtstreekse lijn heeft met het algemeen belang. Maar dat we toch naar best vermogen moeten argumenteren vanuit wat, voor elk van ons, het algemeen belang is. Daarom is corruptie zo een ramp. De achilleshiel van de democratie. Ik moet ervan uitgaan dat degene met wie ik praat handelt volgens wat voor hem het algemeen belang is. Als blijkt dat hij maar deed alsof en eigenlijk een zakkenvuller is, loopt de democratie groot gevaar. Dat hebben we in de eerste helft van de jaren negentig in België gezien.

Welke plaats moet het Vlaams Belang in de publieke ruimte krijgen?

VISKER: Er is in de publieke ruimte niet voor alles een plaats. Voor zoiets als kinderporno, bijvoorbeeld, is er geen plaats. En dat geldt ook voor fundamentalisme en totalitarisme. Misschien was het cordon sanitaire lange tijd wel een poging om het Vlaams Belang in de mate van het mogelijke toch een plaats te geven. Al was het maar om te verhinderen dat het ondergronds zou gaan.

Als er voor de partij geen plaats is in de publieke ruimte, kan ze ook niet aan verkiezingen deelnemen. Moet het Vlaams Belang dan worden verboden?

VISKER: We hebben te laat gereageerd. Ik zei net dat het cordon het Vlaams Belang wou dwingen om in de publieke sfeer te opereren om te verhinderen dat het ondergronds zou gaan. Als we het nu verbieden, doen we precies het omgekeerde. Ik ben het wel absoluut niet eens met degenen die het cordon willen opheffen. Dat gebeurt straks in een aantal gemeenten waarschijnlijk toch. Maar tegen welke prijs? Misschien moet het onderwijs meer aandacht besteden aan wat het betekent om in een democratie te leven. De mensen worden niet opgeleid om burger te zijn. Ze beseffen niet altijd wat er op het spel staat.

Was de nieuwe politieke cultuur geen poging om daar iets aan te doen?

VISKER: Dat is een farce gebleken. De mediatisering van politici heeft het populisme van het Vlaams Belang overgenomen. Het gaat nu om vrouwen, hobby’s, favoriete restaurants. Het gaat om de persoon achter het ambt. Dat is een gevaarlijke ontwikkeling, want het is het ambt dat moet worden verdedigd.

Was Theo van Gogh maar hofnar geweest.

VISKER: Hofnar des Vaderlands! De nar kon zeggen wat hij wou. Hij had een immuniteit die Van Gogh niet had. Maar we leven niet meer in de middeleeuwen. We leven in een nieuwe tijd met nieuwe problemen die om andere oplossingen vragen. Democratie wordt niet alleen in het stemhokje recht gehouden. Een nieuwe politieke cultuur betekent ook dat we op een andere manier over politiek gaan denken en spreken.

KARL VAN DEN BROECK EN HUBERT VAN HUMBEECK

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content