DE DIENSTWAGENS VAN DE DEMOCRATIE
Dienstwagens en chauffeurs zijn zonder enige twijfel het voornaamste statussymbool waarmee de notabelen der staat zich vandaag onderscheiden. Doorgaans zijn ze nuttig en zelfs gerechtvaardigd, maar toch hebben ze altijd iets patserigs. Eén ding staat vast: over dienstwagens wordt niet lichtvaardig gesproken. Zelfs niet in ons bourgondisch landje.
Geen regeringscrisis of ze komen uitgebreid in beeld. De nachtelijke marathonvergadering is nog niet goed afgesloten, of ze doemen op uit het niets, met koplampen die zich een weg door het duister priemen. Het zijn de dienstwagens van de overheid, die met de groggy vergaderde heren en dames notabelen aan boord huiswaarts scheuren. Hoe vaak het zich ook herhaalt, het blijft een bijna mystiek tafereel. Donkere wagens, waarvan de lak zich met de nacht versmelt. Chauffeurs in ongekreukte pakken die ondanks de flitsende fototoestellen strak voor zich uit kijken. Die eventueel over de voeten van reporters rijden die te dichtbij komen.
Dienstwagens wekken ontzag op. Mensen die voor hun beroep een dienstwagen-met-chauffeur hebben, tellen mee. Ze hebben die chauffeur nodig, weet de verstandige omstander, omdat eventuele ledigheid van hunnentwege de belastingbetaler geld kost. Een minister, staatssecretaris, parlementsvoorzitter of directeur van een overheidsdienst kan immers geen dossiers doorlezen, beleidsnota’s amenderen of verkeerde tweets verzenden als hij zelf op het viaduct van Vilvoorde staat aan te schuiven. Foeterend gas gevend en bruusk remmend in de file kost hij het land immers meer geld dan wanneer hij zijn handen vrij heeft om in zijn lederen interieur rustig door te werken. Kortom, de dienstwagen-met-chauffeur is de overtreffende trap van de bedrijfswagen, waar je warempel zelf nog het gaspedaal moet indrukken.
En net daarom hebben dienstwagens iets patserigs. Zelfs al worden ze nog zo nuttig ingezet, het is een van de laatste zichtbare privileges waarvan mandatarissen en functionarissen van de staat zich bedienen. Navraag naar de samenstelling van het wagenpark stoot op wantrouwen, en een stevige dosis achterdocht. ‘Maakt u soms een artikel over de privileges van staatsambtenaren?’ klinkt het streng aan de andere kant van de lijn. ‘Dergelijke informatie is niet interessant voor het publiek’, vindt een andere woordvoerder. Of ook: ‘Ik weet niet of ik die informatie mag doorgeven.’ Geruststellingen dat dergelijke informatie publiek is, worden slechts na het nodige schoorvoeten aanvaard.
Het is om meerdere redenen onmogelijk om een totaaloverzicht van het gehele wagenpark te krijgen. Eerst en vooral bestaat er geen enkele lijst waarop het voltallige wagenpark van de overheid bijgehouden wordt. Federale overheidsdiensten moeten wijzigingen in hun wagenpark jaarlijks laten controleren door de Inspectie van Financiën, maar zelfs daar bestaat geen exhaustieve oplijsting. Dat komt onder andere omdat bepaalde overheidsdiensten achterlopen qua digitalisering. Bovendien staan bepaalde overheidsdiensten, zoals de Staatsveiligheid, om begrijpelijke redenen niet te springen om de details van hun wagenpark prijs te geven. De Vlaamse overheid geeft jaarlijks een online consulteerbare update van haar wagenpark. Het gaat echter om globale cijfers: er bestaat geen openbare gedetailleerde lijst die die dienstwagens per rechthebbende bijhoudt.
Rondzendbrieven
Uiteraard heeft lang niet elke functionaris of mandataris recht op een eigen wagen. Zowel op Vlaams als op federaal niveau worden ‘gebruik, verwerving en vervreemding van dienstvoertuigen’ gereguleerd per rondzendbrief. Die legt de kabinetten en overheidsdiensten beperkingen op wat betreft ecoscore en maximumprijs. Mandatarissen of functionarissen betalen voor hun dienstwagen ook een fiscale bijdrage, zoals dat ook voor bedrijfswagens het geval is. De rondzendbrief spoort hen ook aan voor leasewagens te kiezen, die snel vervangen kunnen worden: doorgaans duurt een leasecontract op een federaal kabinet maar twee jaar. Volgens de rondzendbrief kan het wagenpark op die manier sneller vergroend worden. Ministers moeten immers het goede ecologische voorbeeld geven. In een land waarin regeringen – om het beleefd uit te drukken – niet altijd de volle rit uitzitten, heeft die aanpak ook een minder ecologische motivatie. Het maakt het nieuwbakken ministers en staatssecretarissen immers gemakkelijker om een nieuwe auto te bestellen, als de fuchsia Lada van hun voorganger hen niet zou aanstaan. Om de woorden van een vooraanstaand ambtenaar te citeren: ‘Andere ministers hebben andere noden. En andere smaken.’
Okergeel
Uiteraard komt niet elke auto in aanmerking voor een carrière bij de overheid. Zo moeten de dienstwagens voldoen aan de Europese milieunormen, en er is ook een maximale kostprijs. Voor Vlaamse ministers ligt het plafond sinds 2008 op 60.000 euro voor benzine- en dieselwagens. Als de Vlaamse excellenties voor een alternatieve brandstof kiezen, ligt dat plafond zelfs op 65.000 euro. Kabinetschefs hebben recht op een zogenaamde statuswagen (maximale waarde: 40.000 euro).
In tegenstelling tot de Vlaamse regeling is het federale niveau minder transparant. Op het federale niveau zijn er twee rondzendbrieven: de wereldbefaamde want openbare rondzendbrief 307quinquies, en een vertrouwelijke ministeriële rondzendbrief. Die wordt bij het aantreden van een nieuwe regeringsploeg verspreid onder de ministers en staatssecretarissen. De brief is niet geheim, maar wordt niet openbaar gemaakt. Inhoudelijk verschilt de brief in vrijwel niets van de openbare kennisgeving, met de uitzondering van een saillant detail: de maximumprijs voor dienstwagens van federale ministers en staatssecretarissen. Opvallend genoeg ligt die voor federale excellenties aanzienlijk lager dan voor hun Vlaamse collega’s: 51.810 euro. Kabinetschefs moeten het rooien met een maximumaankoopbedrag van 30.917 (voor benzinewagens) of 31.753 euro (voor diesels). In tegenstelling tot het Vlaamse niveau volgt de maximumprijs voor federale kabinetten en overheidsdiensten de indexering.
Waarom de rondzendbrief niet openbaar wordt gemaakt, is niet geheel duidelijk. Schamen de federale excellenties zich voor hun goedkoper wagenpark? Voelen ze zich door de rondzendbrief veroordeeld tot de bedelstaf? ‘Het is nu eenmaal de gewoonte’, klinkt het op de Kanselarij van de Eerste Minister. ‘Er is nochtans weinig discussie: de ministers en staatssecretarissen schikken zich naar de budgetten. Er is het voorbije jaar geen enkele uitzondering aangevraagd.’
Hoe de wagen eruitziet, wordt overgelaten aan de smaak (of het gebrek eraan) van de gebruiker in kwestie. ‘Okergele dienstwagens: het kan allemaal’, bevestigt een oude rot uit de ambtenarij, die de federale rondzendbrief indertijd opstelde. ‘Alleen is het natuurlijk zeldzaam. Zodra je buiten de traditionele kleuren zoekt, gaat de prijs natuurlijk omhoog, en dan moet je bepaalde opties laten schieten. En dan geven de meesten natuurlijk de voorkeur aan een of andere extra optie.’ Enkel het Belgisch leger legt zijn personeel een beperking op: militairen zijn verplicht voor zwarte lak te kiezen.
Victoriaans
Echte excessen ziet de ambtenaar in kwestie niet. ‘De victoriaanse tijd, waarin iedereen van stand een butler en een chauffeur had, is allang voorbij’, zegt hij glimlachend. Vaak hebben de overheidsdiensten zelfs geen ‘echte’ fulltimechauffeur in dienst. Wagenmenners van weleer combineren hun stiel steeds vaker met allerhande administratief of technisch werk. Selor, het selectiebedrijf van de federale overheid, gaat nog maar zelden op zoek naar voltijdse chauffeurs. Vereiste kwaliteiten voor voermannen in spe zijn onder andere: loyaliteit, teamwerk, aanpassingsvermogen aan allerlei condities, een goede fysieke conditie, en de bereidheid om een kostuum te dragen. Afgaande op voorgaande beschrijving hebben chauffeurs vandaag de dag meer weg van paracommando’s dan van autobestuurders. Chauffeurs die ministers vervoeren behoren tot het kabinetspersoneel, en worden dus door het kabinet zelf aangesteld, ‘wegens de noodzakelijke vertrouwensband’. Ook hier wordt de fulltimechauffeur echter steeds zeldzamer.
Tussen de overheidsdiensten bestaan aanzienlijke onderlinge verschillen. Een kleine overheidsdienst als Budget en Beheerscontrole heeft slechts drie dienstwagens in gebruik: een voor de voorzitter en twee voor de directeurs-generaal. Ter vergelijking: een groter departement, zoals de Federale Overheidsdienst Economie, heeft zo maar even 93 wagens ter beschikking. Nuance: enkel de voorzitter beschikt over de felbegeerde wagen-met-chauffeur, de overige wagens worden vooral gebruikt voor controles en logistieke ondersteuning. Tot het wagenpark behoren zowel bescheiden Renaults Mégane als een heuse Mercedes C220.
Ook bij de Belgische Spoorwegen verkiezen 52 kaderleden de dienstwagen boven het openbaar vervoer. 32 wagens zijn toegewezen aan de overkoepelende NMBS-holding, infrastructuurbeheerder Infrabel en de NMBS hebben respectievelijk acht en twaalf kaderleden-met-wagen. De spoormanagers kiezen vooral voor Duitse degelijkheid: Audi en BMW zijn goed voor bijna de helft van het wagenpark bij onze nationale spoorwegen. Tijdens de diensturen kunnen de bewindslui gebruikmaken van een pool van chauffeurs. Zowel Infrabel, de NMBS als de NMBS-holding heeft hiervoor een aparte pool.
Ook bij het Belgisch leger laten de hogere echelons zich graag per dienstwagen vervoeren. Tanks en ander defensief rollend materieel buiten beschouwing gelaten beschikt de Belgische landmacht over 53 dienstwagens, verspreid over de verschillende departementen. Daarbij valt op dat de notabele militairen het met heel wat minder moeten stellen dan hun burgerlijke tegenvoeters. Het hoger militair kader van ons land kiest voor de eerder bescheiden vierwieler: vooral Peugeots en Opels, met als absolute uitschieter de Skoda Octavia voor de opperste echelons. Geen slechte wagens, maar toch net dat ietsje minder uitstraling dan de Audi New A6 Berline van Elio Di Rupo.
Steden en gemeenten
Opvallend genoeg ontsnappen zowel het gemeentelijke als het provinciale niveau de dans. Zo bestaan er voor de steden en gemeenten geen algemeen geldende regels wat betreft het wagenpark. Elke stad doet dus min of meer waar ze zin in heeft, al is de budgettaire ruimte natuurlijk beperkt. Dat leidt tot aanzienlijke onderlinge verschillen.
Kampioenstad van de dienstwagen is Antwerpen, waar zowel burgemeester als achtkoppig schepencollege een dienstwagen te hunner beschikking krijgen. Daarnaast zijn er ook wagens voor het tienkoppige managementteam en de negen districtssecretarissen, in totaal goed voor 28 exemplaren. Ook Brussel-Stad, Luik en Gent voorzien voor hun voltallige schepencollege in een dienstwagen met chauffeur. Zo beschikt in Luik zowel de burgemeester als het achtkoppige schepencollege over een Volvo S80, met chauffeur. Er zijn ook dienstwagens voor de kabinetschef, de stadssecretaris, de adjunct-stadssecretaris, de stadsontvanger, de vier directeurs van de administratie en de directie van Openbare Werken.
Kleinere steden opteren doorgaans voor een kleiner, gedeeld wagenpark. In steden als Brugge, Mechelen, Leuven, Namen, Bergen en Charleroi delen schepencollege en administratie de dienstwagens. Op die manier worden de kosten gedrukt, en wordt erop toegekeken dat de voertuigen enkel gebruikt worden voor beroepsverplaatsingen. De steden zorgen doorgaans ook voor chauffeurs, al zijn dit vrijwel nooit voltijdse betrekkingen. In Brugge werken chauffeurs bijvoorbeeld om de andere week aan het onthaal.
Wordt de keuze van de dienstwagen bij federale of regionale functionarissen en mandatarissen nog veelal overgelaten aan de persoonlijke smaak, dan spelen in de steden en gemeenten veelal lokale motieven. Dat het voltallige schepencollege van de Stad Gent met Volvo’s rijdt, heeft alles te maken met de aanwezigheid van autoconstructeur Volvo Cars, met een slordige 5000 werknemers een van de grootste werkgevers in de regio. In Antwerpen rijdt het schepencollege in Opels. De contracten dateren uit betere tijden, toen Opel-Antwerpen nog aan meer dan 2500 mensen werk verschafte. Ondanks het vertrek van Opel blijft het wagenpark ook onder de nieuwe bestuursploeg behouden, bevestigt Dirk Delechambre, perswoordvoerder bij de Stad Antwerpen.
Provincie
Ook op provinciaal niveau zijn er blijkbaar genoeg mensen van staatsbelang. Ook hier is er geen algemene regeling, al is er hier controle van het Rekenhof. Zo beschikken bij de provincie Antwerpen zowel de gouverneur, de griffier, de voorzitter van de Provincieraad, de zes gedeputeerden als de elf departementshoofden over een eigen dienstwagen. Die wagens dienen zowel voor werk- als voor privégebruik. Zowel gouverneur, griffier als gedeputeerden beschikken over een eigen chauffeur. Naast de vast toegewezen dienstwagens is er nog een pool van twaalf auto’s, waarvan ambtenaren via een reserveringssysteem gebruik kunnen maken.
Dat een niet bijzonder zichtbaar bestuursniveau er toch een behoorlijk dienstwagenpark op na houdt, wekt de nodige verwondering. Toch valt er iets voor te zeggen. ‘De diensten van de provincie zijn niet gecentraliseerd, zoals dat bij de meeste departementen wel het geval is’, zegt Hilde Verhelst, persattaché bij de provincie Antwerpen. ‘Dat is echt geen luxe. Een van de gedeputeerden is jaarlijks 64.500 kilometer op de baan.’ Verhelst benadrukt ook dat de provincie alles in het werk stelt om het gemotoriseerde verkeer van haar werknemers te beperken. Zo betaalt de provincie geen vergoedingen voor woon-werkverplaatsingen met de auto, en kunnen werknemers er een gratis abonnement op het openbaar vervoer krijgen. Er is ook een plan om in bedrijfsfietsen te voorzien, zodat ambtenaren de auto thuis kunnen laten.
En zo lijken de victoriaanse tijden inderdaad stilaan voorbij. Het wagenpark van de overheid is enorm, maar in verhouding tot buitenlandse dienaren van de staat houden dedames en heren excellenties het vooralsnog behoorlijk bescheiden. De dienstwagens van de democratie zijn doorgaans ruim en comfortabel, maar van limousines of andere vliegdekschepen is voorlopig geen sprake. De vette jaren zijn voorbij, klinkt het op menige administratie. Ook de volbloed chauffeurs zijn stilaan een uitstervend ras, al lijken ze dat zelf meestal niet erg te vinden. En toch blijft de dienstwagen een statussymbool, dat bij het grote publiek zowel beate bewondering als al dan niet stiekeme afgunst opwekt.
DOOR JEROEN ZUALLAERT
Dat het voltallige schepencollege van de Stad Gent met Volvo’s rijdt, heeft alles te maken met de aanwezigheid van autoconstructeur Volvo Cars, een van de grootste werkgevers in de regio.
Ook op provinciaal niveau zijn er blijkbaar genoeg mensen van staatsbelang.