Kerkmensen komen almaar luider op voor een humane opvang van vluchtelingen en migranten en tegen heersend racisme. Drie getuigenissen, op de rand van de illegaliteit.
DOMINICAANJohan Leman, directeur van het Centrum voor Gelijkheid van Kansen en Racismebestrijding, staat niet alleen. Het voetvolk in de katholieke kerk zet zich, samen met anderen, in bij het dagelijkse veldwerk met migranten en vluchtelingen.
Feestelijk laat, na hun Duitse en Nederlandse collega’s, consacreerden de Belgische bisschoppen die actie met hun brief ?Migranten en vluchtelingen in ons midden” van november 1995. Rome zelf stelde zich altijd duidelijk op aan de kant van asielzoekers en vluchtelingen. Hoe dan ook, de Belgische bisschoppelijke brief vond ook in de politieke wereld weerklank. Hij moedigde de katholieke grondtroepen aan de loopgraven te verlaten en de confrontatie met het beleid aan te gaan. Verklaarde bisschoppelijk vicaris Lode Vermeir (Brussel) niet dat de kerk desnoods in de illegaliteit wil treden in deze strijd ? Iets waar de Duitse kerk(en) allang geen moeite meer mee hebben.
Een kennismaking met een priester, een leek en een non op de rand van de legaliteit.
Didier Vanderslycke is priester van het bisdom Antwerpen, lid van de diocesane werkgroep ?Multikultureel Samenleven” en woordvoerder van het pluralistische ?Steunpunt Begeleiders Uitgeprocedeerden”.
DIDIER VANDERSLYCKE : Als je een beleid wil ontwikkelen, ga dan staan op de plaats van de betrokkenen. Dat is ook bijbels : wanneer de vreemdeling je tegemoet treedt, je afvragen waarom die naar hier is gekomen, waarom die hier verblijf zoekt, waarom hij niet in zijn eigen land blijft. Dat uitgangspunt brengt ons bij vraagtekens bij het immigratiebeleid van België en de Europese staten en bij het ontwikkelingsbeleid. Een ander aspect treedt naar voren bij de vraag in hoever we een mensenrechtenbeleid hebben ten overstaan van hen die hier de facto zijn. Er bestaan ernstige problemen, bijvoorbeeld het opheffen van de OCMW-steun. We proberen politieke verantwoordelijken, maar ook verantwoordelijken van maatschappelijke instellingen als ziekenfondsen en vakbonden, bij te brengen dat we voor een gemeenschappelijke opdracht staan.
Tot nu was het toch een beetje roepen in de woestijn.
VANDERSLYCKE : In verschillende organisaties groeide het bewustzijn dat we niet uit deze thematiek geraken door alleen de juridische weg te bewandelen. Onze filosofie is niet dat iedereen die hier is, hier ook moet kunnen blijven. Betrokkenen willen niet zelden dat hun land uit de nesten geraakt, via een nieuw ontwikkelingsbeleid. We proberen met de betrokkenen ook het thema van de terugkeer bespreekbaar te maken. Er zijn er heel wat die een piste terug zoeken, maar ons duidelijk maken dat ze dat niet kunnen met lege handen, dat ze in het huidige repatriëringsbeleid geen antwoord vinden op de nood van waaruit ze vertrokken zijn.
U bedoelt de geschoolden ?
VANDERSLYCKE : Er zijn ook veel ongeschoolden die met de hulp van familie en gemeenschap hier geraakt zijn, met de bedoeling het hier waar te maken, ten nutte van hen die ginder bleven. Het gaat niet zozeer om een uittocht van de intellectuelen uit die landen. De ongeschoolden zijn de echte ambassadeurs uit het Zuiden en Oosten.
U voert het woord op de hearing terzake in het parlement, toch een goede zaak ?
VANDERSLYCKE : Voor de bespreking van de wetsontwerpen die de regering op tafel legde, wordt zicht op zaken gezocht. Dat is veelbetekenend. Dit is een belangrijke wending en een goede gelegenheid voor ons om duidelijk te maken dat het louter bewandelen van de juridische weg ontoereikend is. Een oppervlakkige bijsturing van de asielwetten volstaat niet. De vragen, ons gesteld door groepen mensen die hier onderdak zoeken, zijn een klop op de deur van onze ontwikkelingshulp en onze economie. De toestand valt niet te vergelijken met de vroegere migratie, die gebeurde op grond van akkoorden tussen ons land en het land van herkomst. De vraag is : hoe zien we de toekomst van deze planeet ? Ik hoop dat dit de toon wordt van het parlementair debat in maart.
Het lopend regeerakkoord verbaast ons, omdat het enkel over verwijdering van vluchtelingen en asielzoekers spreekt. Meer parlementsleden dan vroeger zijn er nu echter mee bezig. Ook de studiediensten en bureaus van partijen buigen zich over de dossiers. Er zijn de acties van niet-gouvernementele organisaties (NGO’s) ; de brief van de bisschoppen die vooral in christelijke middens, zeker in de christen-democratie, wrevel heeft opgewekt : waar zijn we mee bezig ? En dan is er natuurlijk het boek van Chris De Stoop.
Als we ons inzetten, is dit niet alleen voor de betrokkenen. Het komt ook de openbare orde in onze samenleving ten goede, het algemeen welzijn.
Vanwaar die opvallende bewogenheid van de meestal nogal burgerlijke kerk ?
VANDERSLYCKE : Als er een slachtoffer ligt, mag je er niet in een boog omheen lopen. De klassieke bijbelse vraag luidt : ?Wat doe je met je broeder ?” In de kerk is fundamenteel niemand vreemdeling. Vanuit deze overtuiging moeten we ons bekommeren om de levenskansen van elke mens die onze weg kruist. In die zin staan we bij momenten in het verzet tegen de manier waarop de staat met mensen omgaat. We moeten vragen stellen en mensen bij de hand nemen, om de bestuurlijke overheden wakker te maken voor deze thematiek. Om binnen een democratische rechtsstaat, die de mensenrechten onderschrijft, te zoeken naar een sociale wetgeving, om een oplossing te vinden voor de vraagstukken die de komst van beschuttingzoekenden veroorzaken. Als we tegendraads zijn, dan hoop ik dat dit begrepen wordt vanuit onze algemene bekommernis om vrede en gerechtigheid voor àlle mensen.
Kerkleiders zijn niet bang om in de illegaliteit te gaan ?
VANDERSLYCKE : De mate waarin nu eenzijdig het accent gelegd wordt op het uitwijzen en het sluiten van de grenzen doet ons zeggen : dat is geen ernstig antwoord op de vragen die op ons afkomen. Dat gaat te ver. De Belgische staat heeft ooit gezegd dat alle behoeftigen op zijn grondgebied dienen geholpen. Er zijn OCMW’s in het leven geroepen. Als we die gronddoelstelling van de OCMW’s laten vallen, voor de groepen waarover we het hier hebben, maar ook voor andere groepen, zijn we bezig met het afbouwen van de mensenrechten. België, dat aan andere landen als voorwaarde voor economische hulp de eerbiediging van de mensenrechten stelt ! We worden kwaad als het brood en het bed voor mensen aan het toeval wordt overgelaten.
Opvallend is toch dat, ondanks het heersend klimaat van racisme, de publieke opinie aardig de kerk volgt.
VANDERSLYCKE : Dat verrast ons op een positieve manier. Hulp wordt geboden door mensen van alle standen, gezindten en leeftijden. De politici laten zich wat eenzijdig voorlichten over de publieke opinie. De mensen zijn zich goed bewust van het complexe van het probleem, maar wijzen een al te eenzijdige oplossing van de hand. Velen zeggen ons : we zijn te ver gegaan, we moeten een bocht nemen. We moeten de gestelde problemen grondig bestuderen, we moeten niet te ruimhartig gaan doen en een onverantwoorde aantrekking gaan uitoefenen op nieuwe mensen uit Oost en Zuid. We moeten onze logistieke mogelijkheden en beperkingen aanvaarden en inzien. Maar het moet onder andere gedaan zijn met de opvatting : we hebben de indruk dat dit een veilig land is, waarnaar we terug deporteren en de gedeporteerden zullen daar wel iets vinden. Dat is te gemakkelijk. Dit debat heeft tijd nodig. Intussen kunnen we degenen die hier zijn en nog zullen komen niet zomaar wegbezemen.
Marie-Paule Moreau, u bent bedrijving in ?Brussel-Onthaal Open Deur” ?
MARIE-PAULE MOREAU : Dat is een kleine winkel, hartje Brussel, achter de Beurs, een initiatief van de Brusselse katholieke kerk. Een kerkelijke aanwezigheid midden de grootstad, waar iedereen kan binnenlopen zonder gecatalogiseerd te worden als hulpvragend of probleem-mens. Het uitzicht van een boekenwinkel verlaagt de drempel gevoelig en wapent ons tegenover de buren, die soms morren dat we hier lui van alle pluimage in de straat halen.
Ervaringen met vreemdelingen, asielzoekers ?
MOREAU : Het onthaal van vreemdelingen stond bij ons altijd centraal. In de jaren tachtig zijn daarbij de vluchtelingen de hoofdrol gaan spelen. Sinds 1990 zijn we erg bezig met geweigerde asielzoekers, de uitgeprocedeerden. Ze doen meestal een beroep op onze tolkendienst of worden naar ons doorgestuurd door de parochies.
Wat probeert u te doen ?
MOREAU : Het is zeer belangrijk dat die mensen eens kunnen uitpraten. We brengen ze in contact met personen die hun taal spreken en dat waarderen ze sterk. Alle talen kunnen aangevraagd worden, we zoeken dan wel iemand die de hunne spreekt. Momenteel kunnen we zo’n honderd talen aanbieden, van het Yoruba tot het Foutu. Het kerkelijk potentieel is hier zeer belangrijk. We beschikken over een arsenaal van missionarissen of leken die in de Derde Wereld gewerkt hebben en vele talen machtig zijn. Zij kennen de situatie in de landen van herkomst van binnenuit. Soms moeten ook linguïsten en studenten bijspringen. Al die medewerkers zijn vrijwilligers en regelmatig ontstaat tussen tolk en klant een opvallende solidariteit. Er doet zich een wondere synergie voor : tolken die heel wat meer worden, die vriendschap sluiten met en zich engageren voor de betrokkene.
Het blijft niet bij praten ?
MOREAU : Het blijft niet noodzakelijk bij praten en het scheppen van persoonlijke banden. Zo zei een uitgeprocedeerde Ghanees enkele dagen geleden liever te sterven dan terug te moeten naar zijn land. Intussen zat hij hier, in de Belgische winter, zonder dak boven het hoofd en zonder paspoort. Een andere katholieke instelling, hier in Schaarbeek, San Damiano, nam hem op. Bij de Zusters van Mother Theresa geraakte hij aan eten en via-via is hij dan in het zwart circuit aan werk geraakt.
Ik ben altijd getroffen door de angst van de uitgeprocedeerden, angst voor internering vooral. Terwijl we hier zelf zo comfortabel zitten. Dat valt soms hard. We gaan er vanuit dat iedere mens moet worden geholpen, maar voelen ons veelal machteloos. Bepaald hoopvol stemt me de solidariteit die ontstaat tussen mensen van hier en van ginder. Zoals die verantwoordelijke van een kledingszaak, die een dakloze, jonge Zaïrees opneemt. Als mensen persoonlijk met een geval geconfronteerd worden, reageren ze altijd positief. Wanneer ze over het vluchtelingenprobleem als dusdanig praten, klinkt het anders dan gewoonlijk.
Vanwaar het kerkelijk engagement in dit dossier ?
MOREAU : De bekommernis van de kerk voor arme en uitgestotenen, rechtelozen dateert niet van vandaag. Een mens wordt niet gemaakt door de papieren die hij of zij voorlegt, de mens is geschapen naar het beeld en de gelijkenis van God. Gelaatskleur of paspoort spelen hierbij geen rol. Hun aanwezigheid roept ook de vraag op naar de solidariteit onder onszelf, solidariteit tussen oud en jong, werkloos en niet, tussen Franstaligen en Nederlandstaligen.
Joan Kelly, u bent een in Brussel werkende Ierse zuster van de Sisters of Saint Joseph ?
JOAN KELLY : Ik was missiezuster in Liberia, ik heb er drie jaar burgeroorlog meegemaakt, vreselijke ervaringen : terechtstellingen, vluchtelingen, mensen in grote nood. We hebben geprobeerd te helpen waar dat kon. Frusterend werk, er was zoveel nood en we hadden zo weinig middelen. Tenslotte moest ik ook op de vlucht. Door de brousse naar Guinee. Het was ook een positieve ervaring : hoe arm de mensen ook waren, op onze vlucht werden we overal opgevangen en geholpen. Wie Afrika kent, zal beter begrijpen wat ik bedoel.
In Liberia was ik lerares, in België ben ik Frans beginnen leren : een heel karwei voor een Ierse. Ik ging meewerken met het Steunpunt Begeleiders Uitgeprocedeerden. Na zelf vluchtelinge te zijn geweest, wou ik me hier inzetten voor de vluchtelingen, vooral de Afrikaanse. Luisteren, praten met die Afrikaanse vluchtelingen is zeer belangrijk. Daar stop ik veel tijd in. Ik ga ze opzoeken waar ze hier terechtgekomen of ondergedoken zijn. Ze hebben een boel problemen. Met hen spreken, in hun taal, is meer dan louter babbelen, het is ook vertalen : de situatie hier uitleggen, hen juridisch en humaan wegwijs maken. Ze zijn hier letterlijk in een vreemde wereld. Zonder een goed begrip van bepaalde termen en woorden hebben ze geen vat op de werkelijkheid hier. Ik probeer ook de brug te slaan naar organisaties die hen kunnen helpen, niet zelden kloosters en parochies.
Wat hebt u vandaag zoal gedaan ?
KELLY : Ik bezocht twee ondergedoken Afrikaanse vluchtelingen, later kwamen er nog meer binnen, tenslotte waren we met een hele groep. Uren hebben we gepraat. Het vergt tijd om alles uit te praten en te verwerken. In Afrika zijn diepe wonden geslagen. We hebben ook veel gelachen vandaag. Hierbij wil ik iets rechtzetten. Blanken denken dat zwarten zoveel lachen omdat ze probleemloos door het leven gaan. Dat is niet helemaal zo, zwarten lachen veel uit zenuwachtigheid, wanneer ze met een probeem zitten.
Voelt u zichzelf bezig met illegaal werk ?
KELLY : Ik werk als religieuze. Vanuit mijn spiritualiteit volg ik het spoor van Jezus, een spoor dat leidt naar de marginalen, de uitgestotenen. Ik moet dat doen, ook als sommigen het als illegaal bestempelen. Wanneer ik mezelf christen noem en me het lot van de armsten niet zou aantrekken, dan zou ik fout zijn. De meesten van deze Afrikanen zitten met geweldige trauma’s van oorlog en geweld, hebben werkelijk niets. Ze zoeken een plek op de wereld waar ze kunnen leven, als mensen, in vrijheid, ver weg van politiek en ander geweld. Ik wil ze, samen met anderen, opnieuw hun menselijke waardigheid schenken. Die waardigheid bestaat er voor hen in dat ze voor zichzelf kunnen zorgen, dat ze werk hebben. Sociale zekerheid of andere voorzieningen hebben ze nooit gekend. Afrikanen zijn onafhankelijk ingesteld, willen voor zichzelf kunnen zorgen. Psychologisch lijden ze vooral onder de koele afwijzende houding van de mensen hier. Europeanen in Afrika kennen meestal het tegenovergestelde gevoel. Het is een van mijn opdrachten hen de Europese mentaliteit te verklaren en ook de problemen van hier, vraagstukken als werkloosheid en racisme. Ik voel me goed in mijn vel, ik ben meer dan ooit missionaris.
Staf Nimmegeers
‘Brussel-Onthaal Open Deur. We moeten ons bekommeren om de levenskansen van elke mens die ons pad kruist.
Marie-Paule Moreau : Als mensen zelf bij een geval betrokken zijn, klinken ze anders over het vluchtelingenprobleem.
Joan Kelly : Een christen trekt zich het lot van de armsten aan.
Didier Vanderslycke zal het woord voeren in het parlement : Hoe zien we de toekomst van onze planeet ?