Niet de kers op de taart. Waarom kunst- en cultuurbeleid geen luxe is heet het boek van Bart Caron, achter de schermen jarenlang Vlaanderens belangrijkste cultuurbeleidsmaker. Een gesprek over Vlaamse podia, microkredieten, duurzaamheid en… goesting.
Toen er nog geld en ambitie was, legde hij als raad- gever en kabinetschef van de ministers Bert Anciaux en Paul Van Grembergen zijn volle gewicht in de schaal voor een meer dynamisch Vlaams cultuurbeleid. Toen zijn partij VlaamsProgressieven uiteenviel, koos Bart Caron (56) na enig aarzelen voor Groen! Hij werd een erg assertief lid van de oppositie in het Vlaams Parlement. Nu vond hij de tijd rijp om zijn visie op te schrijven. ‘Ik ben een politicus en toch schrijf ik een boek dat niet partijpolitiek is, omdat ik denk dat zorg voor cultuur in brede werelden van de politiek gedragen zou moeten worden’, zegt hij stoer. En dan, een toontje lager: ‘Is er iets meer menselijk dan cultuur? Nee. Dan mag het boek ook persoonlijk gekleurd zijn.’ De plaats van afspraak doet hem plezier. Het Gentse stadsmuseum STAM op de gerenoveerde Bijlokesite is het soort erfgoedproject dat hem na aan het hart ligt.
Waarom gebruikt u de ouderwetse term ‘volksverheffing’ in uw boek?
Bart Caron: Om het met een West-Vlaamse sound te zeggen: het is de luizigeplicht van een samenleving die zichzelf respecteert om mensen niet alleen vaardig te maken in het rekenen en de economie, maar ook in het uniek menselijke. Je moet een gevoeligheid kweken voor kunst en cultuur, en er de codes van leren kennen. Dat is in alles zo. Als je niet weet hoe de regels van cricket in elkaar steken, zit je in de zomer als een domme koe naar de BBC te kijken. Kunst en cultuur gaan over het mentale, over belevingswaarde en voor een deel zelfs over categorieën van het mens-zijn die niet te vatten zijn. Ik vind dat zo belangrijk dat bijna mijn hele leven in functie van die drijfveer staat. Het volk verheffen betekent niets anders dan het ontwikkelen van die goesting, die gevoeligheid en die competentie. Van kindsbeen af totdat je doodgaat, bij wijze van spreken.
Cultuur draagt ook bij aan ‘gemeenschapsvorming’, schrijft u.
Caron: Gemeenschappelijkheden van mensen versterken de samenleving. Of het nu in de theaterzaal is, de vriendenkring van het museum, de communities op de rockfestivals of in de nieuwe media. In tegenstelling met het oude gemeenschapsdenken, dat een gesloten denken was, is het nu een veel dynamischer begrip. Terwijl vroeger de religie mensen veeleer bond, kun je zeggen dat cultuur hen eerder verbindt, niet dwingend. Je ziet dat ook in de open en dynamische vormen van participatie in het sociaalculturele veld. Het Davidsfonds vindt minder makkelijk leden voor zijn lokale afdelingen dan deelnemers aan de Begijn- hovendag. We zijn geen atomen in de samenleving. We delen waarden, inzichten, belevenissen en gevoeligheden. Ik vind dat belangrijk.
Cultuur bestaat niet alleen bij de gratie van waarden, maar ook bij die van de markt. Hoe moet een beleid zich daarin bewegen?
Caron: De Amerikaanse cultuur is zeer dominant op de markt. Kijk naar het aanbod film en televisie. Het is zinvol dat de hele lappendeken van de diverse culturen in Europa zich naast die homogene en homogeniserende Amerikaanse cultuur kan affirmeren. Wat subsidiegewijs wordt gesteund, en wat tot de markt behoort, zijn geen aparte categorieën. Je hebt dingen die alleen met subsidie overleven, andere alleen met de markt, maar vooral heel veel daartussenin. Zelfs de gesubsidieerde theatergezelschappen gebruiken marketingtechnieken om zo veel mogelijk tickets te verkopen en sponsors binnen te halen, en gelijk hebben ze. En het is ook goed dat we onze commerciële culturele producten naast de Amerikaanse kunnen zetten. Laten we dan ook investeren in de kansen van jonge cultuurmakers. We investeren toch ook in wetenschappers?
Was dat het idee achter CultuurInvest, in 2006 ingevoerd onder minister Bert Anciaux?
Caron: Ja. CultuurInvest is een deel geworden van de PMV, de Participatiemaatschappij Vlaanderen, een vehikel van de Vlaamse overheid, die ook andere economische investeringen ondersteunt. We raken moeilijk af van de tweedeling tussen niet-commercieel, verliesgevend en gesubsidieerd enerzijds, en commercieel en winstgevend anderzijds. De criteria waren tot nu toe te streng, waardoor te weinig projecten ondersteuning krijgen. Al wie zich in het middenveld tussen die twee polen bevindt, viel eruit. Dat moet verruimen. CultuurInvest moet meer risico’s nemen, mee met de jonge mensen die willen investeren in cultuurproducten. Of het nu een muzieklabel is of een website die designproducten verkoopt. Dat moet verbreden, en de bedragen moeten zowel groter als kleiner kunnen zijn. Meer diversificatie dus.
Is het nodig om vormgevers te ondersteunen die kopjes maken?
Caron: Het is alleszins aangenamer om een mooi kopje te hebben dan een lelijk. Ook dat is menselijk. Op den duur, als zo’n bedrijf het goed doet, zal het winst maken, en dan laat je het als overheid helemaal los.
Wordt het systeem verder uitgebouwd onder minister Joke Schauvliege?
Caron: Ja. Er zijn niet meer middelen, maar de categorieën zullen worden uitgebreid. Er komen microkredieten voor kleine bedrijfjes, en een systeem waarbij gesubsidieerde organisaties die mogelijk commercieel leefbare spin-offs maken, geld kunnen krijgen om te starten. Het gaat om uitgestelde leningen.
Kwaliteit in het culturele veld, maatschappelijke waarde in de socioculturele sector, dat zijn uw basiscriteria. Hebben we dat goed gelezen?
Caron: Ik match eigenlijk drie grote criteria. Mijn overtuiging is dat een overheid slechts steun verleent als iets kwaliteitsvol of maatschappelijk waardevol is én als het financieel nodig is. Neem bijvoorbeeld de erfgoedzorg. In Groot-Brittannië heb je een National Trust met miljoenen leden die bijdragen betalen. Daarmee betaalt die stichting het onderhoud en de aankoop van waardevolle monumenten en landschappen. In Vlaanderen doen we dat met overheidsgeld, want we hebben niet dezelfde mentaliteit om dat soort trusts te financieren vanuit de basis van de bevolking.
Moet de overheid dan financieren waar het volk tekortschiet?
Caron: Vaak wel. Neem theater. Als je vindt dat het volk het theater zelf moet betalen, dan zal het ticketje geen 20 maar 120 of 200 euro kosten, al naargelang. Hier speelt een andere dimensie een grote rol: de toegankelijkheid voor de mensen. We maken geen theater voor de happy few. Op het moment dat er grote private financiers zijn, moet de overheid wat minder doen. De overheid corrigeert.
Een bouwlustige overheid ook. U schrijft dat er in Vlaanderen intussen meer culturele gebouwen staan dan overdekte bushaltes. Een boutade?
Caron: Ik speel ook muziek, en ik kom op alle mogelijke plekken in Vlaanderen. Ik wrijf me de ogen uit bij het zien van al die prachtige zalen met prima podia, fantastisch licht en klank, schitterende tribunes voor drie-, vierhonderd mensen. Ik ben een gelukkig mens: waar ik me al die jaren voor heb ingezet, heeft effect op het terrein. De zalen zijn er, en ze zitten vaak vol. Ik heb wel het gevoel dat we langzamerhand de verzadiging naderen. Vandaar mijn grapje.
Aan bibliotheken evenmin een gebrek?
Caron: Ook hier werd over een periode van veertig, vijftig jaar een grote inhaalbeweging gemaakt. Ze horen bij de beste van de wereld. Dat is fantastisch. Maar we hebben ook geleerd dat alleen gebouwen optrekken niet automatisch de competentie en de goesting bij de mensen doet toenemen. Het is niet omdat je het cultuurcentrum naast hun deur zet dat de mensen automatisch gaan participeren.
U maakt zich zorgen over de kwaliteit van het aanbod in de cultuurcentra. Het lichte genre primeert, middelmaat voor de middengroepen. Wat te doen?
Caron: Voor de cultuurcentra hebben we in het begin van de jaren 2000 een poging gedaan om een systeem in te voeren van kwaliteitsbeoordeling, zoals bij de kunsten. Dat is door de sector heel hard bevochten. De eerste ronde van die kwaliteitsbeoordeling is niet goed gelukt en is afgevoerd. Ik betreur dat nog altijd. De cultuurcentra in alle grote steden en gemeenten vertegenwoordigen het gros van het veld. Ze oefenden samen druk uit. Ze stapten naar de Raad van State om het beoor-delingssysteem aan te vallen en kregen gelijk.
Hebt u daarbij zelf geen fout gemaakt?
Caron: We hadden het professioneel niet genoeg doordacht. Maar een kwaliteitscontrole zou de cultuurcentra in Vlaanderen scherper maken. Ze zijn een beetje, zoals ik het in mijn boek schrijf, gemiddeld. Ze doen allemaal een beetje hetzelfde. Onder druk van de publiekscijfers, uit een gebrek aan moed om hedendaagse kunst en cultuur te brengen bij een lokaal publiek dat niet louter uit kunstliefhebbers bestaat.
U werpt zich op als een beschermer van broze domeinen. Behalve kunst en cultuur ook het milieu, als Vlaams Parlementslid voor Groen!
Caron: Werken aan kunst en cultuur is werken aan duurzaamheid. We zorgen ervoor dat deze oude gebouwen op de Bijlokesite nieuwe functies krijgen, maar ook in hun waarde erkend worden. En als we in jonge hedendaagse kunst investeren, proberen we de monumenten van de toekomst te creëren. De dingen kennen een natuurlijk proces van groei en verval. Maar wat vervalt en waardevol is, daar zorgen we goed voor. Kunst en cultuur hebben twee kenmerken die heel goed met ecologie overeenkomen. Duurzaamheid en traagheid. Bomen groeien traag, de natuur ontwikkelt zich traag. Ook cultuur heeft tijd nodig om te rijpen in de geesten van mensen. Voor mij is dat een continuüm.
Hoe beleeft u dat continuüm in uw favoriete domein, de muziek?
Caron: We zorgen goed voor klassieke muziek. Maar we herinterpreteren die vaak. We gaan er op een hedendaagse manier mee om, we proberen de originele settings opnieuw te ontdekken en te waarderen. We hebben de gave in de cultuur om iets wat schijnbaar ouderwets is ook als heel hedendaags te kunnen bestempelen. B’Rock confronteert Vivaldi’s Vier seizoenen met het strijkkwartet van John Cage uit 1949, door Frank Agsteribbe bewerkt voor barokorkest. We gaan om met duurzaamheid en transformeren wat er gemaakt is.
Dat doen we ook in de natuur?
Caron: Je moet er een zekere goesting en competentie voor hebben, om te waarderen dat er iets meer is dan een gazon, bij wijze van spreken. De diversiteit van vogelsoorten is dezelfde diversiteit die we ook in kunst en cultuur moeten ontwikkelen. Voor mij zijn het overlopende gebieden, en we moeten er met zorg mee omgaan. Soms kan een natuurontwikkeling zo waardevol zijn dat we een tijdje verhinderen dat de mensen de jonge planten zouden vertrappelen. Evengoed laten we in onze werkplaatsen jonge kunstenaars dingen ontwikkelen, zonder hen direct met het publiek te confronteren. Cultuur verwijst in de originele betekenis van het woord, cultura, naar de natuur en de landbouw: we gaan om met de natuur als we aan cultuur doen. We gaan om met het mens-zijn en we transformeren het.
Hoe beoordeelt u het huidige Vlaamse cultuurbeleid?
Caron: Cultuur staat niet hoog genoteerd in deze Vlaamse regering. Noch Kris Peeters noch de minister van Cultuur zijn de grote bezielers van een culturele ontwikkeling. Het is een hele nuchtere regering die vooral met geld en economie bezig is, wat misschien begrijpelijk is in deze moeilijke tijd. Cultuur wordt verdrongen, maar niet afgebroken. Het systeem van besparingen in de eerste jaren was wat revanchistisch. In het vormingswerk verloor VormingPlus een kwart van zijn subsidies. Deze geografisch georganiseerde beweging werd onder Anciaux opgezet met een groot hart voor levenslang leren bij brede publiekslagen. Ze staat een beetje haaks op de klassieke verzuilde aanpak die in Vlaanderen qua cultuur, en zeker in het vormingswerk, nog altijd bestaat. We hebben ooit heel wat ontzuild in de bovenbouw van het sociaalcultureel werk, nu worden we met de terugslag geconfronteerd.
Ook Vlaanderens internationale cultuurbeleid verloor tot veertig procent van zijn middelen.
Caron: Dat is vooral een besparingsoperatie, voor een deel ook een afrekening met wat vorige Vlaamse regeringen deden. Wat zal mijn vriend Hugo De Greef nu moeten schrijven in zijn nota ‘internationaal cultuurbeleid’ voor de minister? Ik hoop uit de grond van mijn hart dat er iets moois van komt. Trouwens, het internationale cultuurbeleid moet ook niet ingegeven zijn door de belangen van Vlaanderen als natie om zijn imago uit te dragen, maar door de belangen van kunstenaars om hun werk internationaal te kunnen brengen. Kris Peeters gaat naar de wereldtentoonstelling in Shanghai, en voor de mooie receptie moet er een klassiek orkest spelen. Hij neemt niet de Brussels Philharmonic of het symfonisch orkest in Brugge of deFilharmonie in Antwerpen mee, maar een telefoonorkest zoals dat heet – bij elkaar getelefoneerde muzikanten die op een vliegtuig naar Shanghai worden gezet. Dat zegt alles over deze Vlaamse regering. Tegelijkertijd geef ik toe dat Schauvliege binnen haar bescheiden middelen zeker geen afbraakpolitiek voert. Ze probeert zelfs een aantal posities van adviesorganen en beoordelingscommissies preciezer te krijgen dan vroeger. Dat is een verdienste. Maar globaal zou ik het een wachtkamerbeleid noemen. We wachten op betere tijden en op een Vlaamse regering die cultuur hoger in het vaandel voert.
BART CARON, NIET DE KERS OP DE TAART. WAAROM KUNST- EN CULTUURBELEID GEEN LUXE IS. UITGEVERIJ PELCKMANS, 2011, 280 BLZ., 21,50 EURO, ISBN 9789028965867.
DOOR JAN BRAET / FOTO SASKIA VANDERSTICHELE