De comeback van de burgerdienst
Twee decennia na het afschaffen van de dienstplicht maakt het idee van een gemeenschapsdienst voor jongeren een opvallende rentree. Verplichten ligt nog moeilijk, maar de vrijwillige samenlevingsdienst kan op een groeiend draagvlak steunen. Ook in de Wetstraat.
De Brugse econoom Brieuc Van Damme wil alle achttienjarige Belgen aan een verplichte leger- of gemeenschapsdienst onderwerpen. Van Damme is kabinetsmedewerker van minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid Maggie De Block en voorzitter van de Vrijdaggroep, een tweetalig clubje van jonge talenten die op geregelde tijdstippen bijpraten over strategieën ter verbetering van de samenleving. Hij lanceerde zijn idee eind augustus in een opiniestuk op de website Knack.be, dat opvallend gretig werd gedeeld. Van Damme had duidelijk een gevoelige snaar geraakt. Verplicht of vrijwillig, de samenlevingsdienst is een hot item dat niet toevallig ook zijn weg heeft gevonden naar de #Bel10-lijst van Radio Eén.
Het animo is nieuw, het idee allerminst. De eerste wetgevende initiatieven voor een nieuwe vorm van burgerdienst werden al kort na het afschaffen van de dienstplicht in 1994 genomen. Alle voorstellen stierven evenwel een stille dood in het parlement. Zo droomde minister van Landsverdediging André Flahaut (PS) in 2006 van een contingent van 1000 ‘dienstvrijwilligers’ binnen het leger. Daar kwam niks van terecht, maar de aanleiding en argumentatie zijn interessant. De gegadigden zouden bij voorkeur worden gerekruteerd onder werkloze jongeren die tijdens hun passage in de kazerne ervaring en zelfvertrouwen zouden tanken om daarna de arbeidsmarkt te betreden. Tegelijkertijd, zo luidde het destijds binnen de paarse regering-Verhofstadt II, zou het organiseren van een vrijwilligersdienst de sociale cohesie versterken, een dringende noodzaak na de schokkende moord op Joe Van Holsbeeck.
Niet alleen bij Landsverdediging weerklonk de roep om jonge burgervrijwilligers. Minister van Ontwikkelingssamenwerking Armand De Decker (MR) had zelfs een visioen van mobiele teams die overal ter wereld konden worden uitgestuurd om de ergste nood te lenigen na rampen en calamiteiten.
John F. Kennedey
Het idee van de samenlevingsdienst is aan een opvallende comeback begonnen, en niet alleen in België. De state of the union van Europees Commissievoorzitter Jean-Claude Juncker klonk vorige week misschien niet erg begeesterend, maar hij bevatte wel enkele concrete plannen. Veelbesproken is de oprichting van een Europees Solidariteitskorps dat tegen 2020 operationeel moet zijn. Het wordt een legioen van maar liefst 100.000 jongeren onder de dertig jaar die als vrijwilligers in eigen land of in het buitenland aan de slag gaan. Heropbouw na natuurrampen, armoedebestrijding, vluchtelingenwerk, ngo’s of lokale overheden, het actieveld is even breed als vaag omschreven. Zo hoopt Europa jongeren te activeren, met krimpende werkloosheidsstatistieken als aangenaam neveneffect. En daarnaast is er het klassieke argument van de samenlevingsopbouw: we moeten jongeren in de gelegenheid stellen elkaar te ontmoeten en over de muren van etnie, religie, taal en sociale klasse te kijken. De vergelijking werd meteen gemaakt: dit wordt een Europese variant op het Amerikaanse Peace Corps, het bekende vrijwilligersprogramma dat in 1961 door president John F. Kennedy in het leven werd geroepen.
Het Peace Corps was ook een inspiratiebron toen in 2007 het Belgische Platform Jongeren voor de Samenleving werd opgericht. Die koepel verenigt intussen al zo’n 200 leden, veelal lokale vzw’s in het jeugdwerk en de socioculturele sector. Het Platform, dat vooral actief is in het Franstalige landsgedeelte, organiseert al vijf jaar een samenlevingsdienst voor jongeren tussen 18 en 25. Gedurende zes tot negen maanden draaien ze mee in organisaties uit vier sectoren: cultuur, zorg, milieu of sport. Tegelijkertijd volgen ze allerlei workshops. Over burgerschap, maar ook rond vaardigheden die hun kansen op de arbeidsmarkt vergroten. Aan het einde van hun dienst ontvangen ze een certificaat, overhandigd tijdens een plechtigheid in de Senaat of het Huis der Parlementsleden.
350 jongeren volgden tot nu toe het traject, onder wie enkele tientallen Vlamingen. Het profiel van de jongeren is divers. Sommigen kunnen met een universitair diploma zwaaien, maar de meesten zijn laag opgeleid of hebben zelfs voortijdig de school verlaten. ‘Voor hen is de samenlevingsdienst een zegen’, betoogt François Ronveaux, directeur van het Platform. ’75 procent van onze jongeren maakt na het afzwaaien binnen de zes maanden een nieuwe start. Ofwel hebben ze een baan gevonden, ofwel zijn ze aan een studie begonnen. Momenteel zien we ons verplicht de samenlevingsdienst onder het vrijwilligersstatuut te organiseren. Zo krijgen jongeren een vergoeding van maximaal 200 euro per maand, plus nog wat verplaatsingskosten. Veel te krap, en ook inzake sociale zekerheid voldoet het huidige statuut niet.’
Charlie Hebdo
Het Platform spiegelt zich vooral aan modellen zoals de Service Civique in Frankrijk. Vorig jaar stapten 60.000 jonge Fransen in het statuut dat hen een maandelijkse vergoeding van zo’n 500 euro plus sociale bescherming garandeert. Andere voorbeelden zijn Duitsland met zijn Bundesfreiwilligendienst die jaarlijks 80.000 jongeren kan bekoren, en Italië waar vorig jaar 45.000 jongeren een vrijwillige burgerdienst vervulden. De Service Civique kwam nog onder president Sarkozy tot stand. In Frankrijk staat het statuut bekend als le miracle républicain, omdat de wet in het parlement unaniem door rechts en links werd goedgekeurd. Zo’n draagvlak hoopt Ronveaux ook in België te creëren.
In februari vorig jaar publiceerde het Platform in diverse Vlaamse en Franstalige kranten een ‘Open Brief voor de Samenlevingsdienst’. Al in de eerste paragraaf werd verwezen naar de aanslagen enkele weken eerder in Parijs op Charlie Hebdo en een Joodse supermarkt. De samenlevingsdienst, zo luidde het, is het adequate antwoord op de wederzijdse afwijzing van bevolkingsgroepen in de maatschappij. Onderaan op de open brief prijkten de handtekeningen van meer dan honderd prominente ondernemers, wetenschappers, opiniemakers en culturele tenoren, naast die van politici van nagenoeg alle grote partijen. Wouter Beke was de bekendste naam, naast Laurette Onkelinx. Toch bleek de open brief onvoldoende om de Wetstraat wakker te schudden.
Intussen zijn we anderhalf jaar en een reeks schokkende terreuraanslagen verder. ‘Die hebben de noodzaak van een samenlevingsdienst alleen maar urgenter gemaakt’, zegt de Brusselse CDH’er André du Bus de Warnaffe. ‘Het is zeker geen wonder- middel, maar wel een uitstekende remedie om de gemeenschappelijke waarden in onze maatschappij te verstevigen.’ Du Bus de Warnaffe, verkozen in het hoofdstedelijk parlement en lid van het Franse gemeenschapsparlement, is een pionier van de samenlevingsdienst: al in 1999 schreef hij een eerste wetsvoorstel. In 2011 diende hij als senator een nieuw voorstel in voor een wettelijk statuut en de oprichting van een overheidsinstituut om jongeren en onthaalorganisaties met elkaar in contact te brengen. ‘De rol die het Platform nu speelt’, zegt hij.
Du Bus de Warnaffe staat niet alleen met zijn gevoel van urgentie. Vooral sinds de aanslagen in Brussel zwelt het koor aan: er is nood aan verbinding. De kloof tussen de gemeenschappen, om niet te zeggen tussen de moslims en de anderen, neemt schrikbarende proporties aan. Actief burgerschap is het antwoord op kwalen zoals extremisme en radicalisering, mensen van diverse origine moeten elkaar opnieuw vinden rond gedeelde waarden die de hoeksteen van de maatschappij vormen.
Allemaal gelijk in bad
Voorlopig neemt het engagement vooral de vorm aan van vrome wensen en ronkende verklaringen door politici en opiniemakers in interviews, debatten, columns en speeches. Het concreetst werd Benoît Lutgen, die eind augustus met een spectaculair voorstel uitpakte. De CDH-voorzitter pleitte voor een parcours citoyen: mannen en vrouwen tussen 18 en 35 engageren zich gedurende 100 dagen voor een maatschappelijk nuttig doel. Verplicht, al bleef Lutgen vaag over de sanctie die op een eventuele weigering staat.
Met zijn verplichte variant zit hij op dezelfde golflengte als Brieuc Van Damme, al is het bijna gelijktijdig oplaten van beide proefballonnen toeval. Waarom verplichten? ‘Omdat het de enige manier is om een gezonde sociale mix te creëren’, zegt Van Damme. ‘Het onderwijs schiet op dat vlak hopeloos tekort, en ook jeugdbewegingen en sportclubs scoren vaak slecht qua etnische en sociale diversiteit. In Molenbeek doen jongeren taekwondo, in Sint-Martens-Latem spelen ze hockey. Contact tussen beide werelden? Nul. Daarom moet de vrijwilligersdienst ook op 18, als jongeren recht van de middelbare school komen. Allemaal gelijk in bad.’
Een verplichte samenlevingsdienst kan voor Van Damme perfect bij het leger. Toch kijkt hij vooral naar de burgerij: organisaties uit de non-profitsector, culturele instellingen, overheidsdiensten. ‘Waarom hen geen fiscale fraude laten opsporen’, oppert hij. ‘Na een opleiding bij Financiën moet dat mogelijk zijn. Wat mij betreft, komen ook privébedrijven als onthaalorganisatie in aanmerking. Natuurlijk moeten we oppassen voor arbeidsverdringing, maar ik zou dat gevaar niet overdrijven.’
Studies of cijfermateriaal zijn nauwelijks voorradig. Toch heeft Van Damme, gastdocent economie in Gent, zich op basis van buitenlandse voorbeelden aan een extrapolatie gewaagd. ‘Ik reken op 10.000 euro per jongere per jaar. De helft daarvan gaat naar de vergoeding, de andere helft naar vorming en omkadering. Met 100.000 jongeren per jaar zou dat ons land een miljard per jaar kosten, welbesteed geld.’
Directeur Ronveaux van het Platform ziet een verplichte dienst niet zitten. ‘Daarmee ontketen je een debat over de individuele vrijheid, een principekwestie die de kern van de zaak overschaduwt. Zo’n verplichte dienst bestaat hoor, onder meer in Zwitserland, Oostenrijk en Finland. Maar dat zijn landen waar de militaire dienstplicht en de vervangende burgerdienst nooit werden afgeschaft. Ik sluit niet uit dat België op termijn opnieuw met dat systeem aanknoopt, maar dan moet eerst een breed draagvlak ontstaan voor een vrijwillige samenlevingsdienst.’
André du Bus de Warnaffe blijft beleefd voor zijn voorzitter, maar ook hij wijst een verplichte dienst resoluut van de hand. ‘Principieel, maar ook om praktische redenen. Honderdduizend jongeren per jaar aan een samenlevingsdienst helpen, daar heb je een kolossale en geldverslindende administratie voor nodig.’
Wetstraat
Hoe valt het idee intussen in de Wetstraat? Een rondvraag leverde gemengde reacties op. Een lauwe reactie bij de N-VA, een regeringspartij die met Binnenlandse Zaken en Landsverdediging in deze materie twee sleutelposten bezet. Ondanks herhaald aandringen bij de twee kabinetten liep er geen standpunt binnen.
CD&V noemt een vrijwillige burgerdienst een interessant denkspoor, maar wijst in een summier standpunt vooral op de inspanningen die Vlaams minister van Onderwijs Hilde Crevits levert om actief burgerschap in de eindtermen op te nemen. Burgerschapseducatie op school zit overigens ook in het kersverse CD&V-veiligheidsplan, als speerpunt in de strijd tegen radicalisering.
Groen toonde zich een koele minnaar. ‘Geen prioriteit voor onze partij’, zegt Evita Willaert, Kamerlid en OCMW-raadslid in Gent. ‘Binnenkort wordt de nieuwe wet op gemeenschapsdienst voor leefloners van kracht. Steuntrekkers krijgen dan een vrijwilligersvergoeding bovenop hun uitkering, een manier om hen te activeren. Niks mis mee, maar het gevaar bestaat dat die uitvoeringsbesluiten ook een repressief gebruik van de wet toelaten. Dat houdt ons momenteel meer bezig dan de samenlevingsdienst.’
Wel onverdeeld positief is Vlaams Belang. De extreemrechtse partij ziet in een ‘samenlevingswerkplicht’ voor 18-jarigen een instrument om probleemjongeren te disciplineren en arbeidsethos bij te brengen.
Ongetwijfeld zijn ze bij het Platform wel blij met de toezegging van Vlaams minister van Jeugd Sven Gatz (Open VLD). ‘Hier wil ik mijn truitje wel nat voor maken’, zegt hij. ‘Ik zie de vrijwillige samenlevingsdienst als een verlengstuk van de burgerschapseducatie in het onderwijs. Nuttiger dan de burgerschapsverklaring voor scholieren waar Kristof Calvo voor pleit. Mensen dingen laten doen die tot burgerschap leiden, dat werkt beter dan hen een geijkte formule van een briefje te laten aflezen. Een samenlevingsdienst kan in de ruime non-profitsector, maar ook het leger is als openbare dienst een geschikte structuur. Ik zou niet uitbreiden naar de privésector, want dan bestaat het gevaar op arbeidsverdringing.’
De samenlevingsdienst staat in geen enkel regeerakkoord, zegt Gatz tot besluit, maar niks belet de politici om wetgevende initiatieven te nemen. ‘Als Vlaams minister kan ik weinig doen, maar ik wil graag mijn contacten gebruiken om het idee op federaal niveau aan te kaarten. Hopelijk hoeft het niet zo lang te duren, maar als er nog geen regeling is, nemen we dit mee naar de verkiezingen in 2019.’
Vandaag, woensdag, wijdt BEL 10 (Radio 1) haar uitzending aan de burgerschapsdienst. Minister Sven Gatz komt aan het woord, net zoals een jonge vrouw die er zes maanden samenlevingsdienst op heeft zitten in het Klein Kasteeltje.
DOOR ERIK RASPOET, FOTO’S WOUTER VAN VOOREN
Actief burgerschap zou het antwoord zijnop kwalen zoals extremisme en radicalisering.
‘Waarom de dienst verplichten? Omdat het de enige manier is om een gezonde sociale mix te creëren.’
‘Hier wil ik mijn truitje wel nat voor maken’Vlaams minister van Jeugd Sven Gatz