De Coburgs op zoek naar land
Leopold II had de koloniale ambities van zijn vader geërfd. De verwerving van Congo was dus geen plotse ingeving. Voor het vorstenhuis van de Coburgs was het de bekroning van een vijftigjarige zoektocht naar een kolonie.
Leopold I: koning onder de koningen
Na de Belgische onafhankelijkheid koos het Nationaal Congres ervoor om van België een constitutionele monarchie te maken. Verschillende kandidaat-koningen passeerden de revue. Uiteindelijk kwam Leopold van Saksen-Coburg uit de bus. De Duitse hertog was veertig toen hij in 1831 de eed aflegde.
Leopold I was thuis in Europese politiek. Hij had er zijn strepen verdiend als onderhandelaar en koppelaar van prinsen en prinsessen. In Leopold I’s visie was de internationale politiek voorbehouden aan koningen en koninginnen. Het was niet de arena voor regeringen en parlementen.
Uiteraard botste die visie met de Belgische grondwet, waarin de macht van de koning sterk werd ingeperkt. Toch lukte het Leopold I om de eerste viool te spelen in het buitenlands beleid. Voor de eerste regeringen was het voortbestaan van België de belangrijkste bekommernis. Het leek hen daarom geen slecht idee om een invloedrijke koning zijn ding te laten doen op het internationale toneel.
Dromen van een kolonie
Als het voor Leopold I allemaal wat anders was gelopen, dan was hij in 1831 al vijftien jaar prins geweest van Groot-Brittannië, het machtigste rijk ter wereld. Hij was in 1816 getrouwd met de Engelse kroonprinses Charlotte. Zij en haar kind stierven een jaar later in het kraambed waardoor Leopold als aangetrouwd familielid niet langer deel uitmaakte van het Britse koningshuis. Hoewel Leopold geen Britse prins meer was, bleef hij nog jaren aan het Britse hof. Ook later onderhield hij er nauwe contacten mee.
Leopolds innige band met Groot-Brittannië bepaalde zijn visie op het kolonialisme, en hij uitte die al snel nadat hij koning van België geworden was. Hij was er rotsvast van overtuigd dat ook België een kolonie nodig had. Een kolonie zou een afzetmarkt zijn voor Belgische producten en zou ook de economie stimuleren. Een koloniaal project zou de band tussen de natie en het vorstenhuis versterken, net als in Groot-Brittannië. Via een kolonie kon de regering overtollige en ongewenste bevolking laten emigreren. Er zou minder armoede zijn en de zeden zouden verbeteren.
De regering ging niet mee in zijn koloniale droom. De koning, eigengereid als hij was op het vlak van buitenlandse politiek, ging dan maar zelf op zoek naar een kolonie. Hij was ook bereid om daarvoor heel wat privékapitaal te investeren. De regering legde hem daarbij weinig in de weg.
Leopold I probeerde kolonies of grondgebied van tanende grootmachten over te kopen. Maar hij slaagde niet in dat opzet. Daarnaast probeerde hij in een aantal landen ook handelsconcessies te verkrijgen, die hij later hoopte om te zetten in een kolonie. Hawaï, de Filipijnen, een stukje Argentinië, Mexico, Texas, Nieuw-Zeeland, Kreta of Cyprus, het zijn maar enkele van de meer dan vijftig gebieden waarvoor Leopold I op een of andere manier interesse toonde. De meeste initiatieven werden al in een vroeg stadium afgebroken. Andere projecten strandden op het laatste nippertje omdat geldschieters er de brui aan gaven. De projecten die wel van de grond kwamen, liepen allemaal uit op een fiasco.
Zo vader, zo zoon
Leopold II erfde de koloniale aspiraties van zijn vader. Als jonge kroonprins was hij er al maniakaal mee bezig. In 1854 – Leopold II was toen negentien jaar oud en een jaar getrouwd – maakte hij zijn eerste studiereis in Noord-Afrika en het Midden-Oosten. De Belgische consul in Alexan-drië was verbluft door de honger naar kennis en de ambitie van de jonge kroonprins. Altijd maar wilde hij het hebben over handelsopportuniteiten en koloniale kansen. In de volgende jaren volgden meer studiereizen, naar de Balkan, Turkije, Griekenland en Azië. Vanuit Griekenland bracht hij een stuk steen van het Parthenon mee. Het was een geschenk voor de minister van financiën, een notoir tegenstander van een koloniaal project. Op de steen was een beeltenis van Leopold II gegraveerd met daaronder de woorden ‘Il faut à la Belgique une colonie.’ Leopold was een doordrijver, dat merkten zijn entourage en regeringsleden al snel.
Leopold II had ruwweg dezelfde motieven als zijn vader om een kolonie te verwerven. Het was een investering voor land en dynastie. Het zou de natie verbinden en tot grootsheid brengen en de band tussen koning en bevolking versterken. Ook de Belgen waren in staat om andere volkeren te domineren en hen beschaving bij te brengen, zei hij ooit in de senaat.
Maar bovenal was Leopold II geobsedeerd door de winst die een kolonie hem zou opleveren. Als kroonprins ontwikkelde hij al een welomlijnde visie van hoe hij zijn kolonie zou organiseren. Tijdens zijn studiereis in Azië was hij onder de indruk van het cultuurstelsel in de Nederlandse kolonies. De bevolking was er verplicht om gratis en op hun eigen grond koloniale producten te telen. De handel in die producten was in handen van de ‘ Nederlandsche Handel-Maatschappij’, grotendeels in bezit van het koningshuis. Leopold II zag het geld al blinken. Enkel dwangarbeid kan die volkeren beschaving bijbrengen, zei hij. Dat de toekomstige koloniale onderdanen van Leopold II het zwaar te verduren zouden krijgen, was duidelijk.
Na het overlijden van zijn vader kwam Leopold II in 1865 op de troon. De verwerving van de kolonie was een must voor hem. Aanvankelijk paste hij dezelfde methodes toe als zijn vader. Hij probeerde kolonies over te kopen van andere landen en was op zoek naar handelsconcessies als een opstap naar een kolonie.
Naarmate de tijd vorderde, werd duidelijk dat die methodes achterhaald waren. Zijn laatste kans lag in Afrika, een continent dat nog maar voor een klein deel door Europese landen was geclaimd. Maar Leopold II zou zijn ware bedoelingen goed moeten verhullen. De regering wilde niet van een kolonie weten en de Europese grootmachten richtten ook hun blik op het gebied. In 1875 zette hij zijn eerste stappen. Beetje bij beetje zou hij iedereen om de tuin leiden.