Van de kust tot de Westhoek maakt men zich op om een West-Vlaamse premier uit te sturen. Ondertussen mogen de mindere goden op 10 juni strijd leveren om West-Vlaanderen.
De politieke achtergrond
Vier partijvoorzitters en een Vlaamse minister-president telt West-Vlaanderen. Maar de enige van hen die er ook daadwerkelijk de Kamerlijst trekt, is Jean-Marie Dedecker (LDD). Johan Vande Lanotte (SP.A) doet net als Yves Leterme (CD&V) een gooi naar het premierschap via de Senaatslijst, en ook Vlaams Belangvoorzitter Frank Vanhecke en Spiritbaas Geert Lambert laten zich in heel Vlaanderen beoordelen.
In hun eigen provincie konden de kopstukken van de traditionele partijen toch het verschil niet maken, want veel meer dan een status-quo valt daar waarschijnlijk niet te halen. Dus wordt de verdediging van de burcht overgelaten aan de tweede violisten: minister Renaat Landuyt (SP.A), staatssecretaris Vincent Van Quickenborne (Open VLD) en Kamerlid Hendrik Bogaert (CD&V). Landuyt en Bogaert rekenen respectievelijk op een Vande Lanotte- en een Leterme-effect, Van Quickenborne kan alleen maar hopen dat het Verwilgheneffect uitblijft.
Veel keuze hadden de liberalen niet bij de West-Vlaamse lijstvorming. Willen of niet, in 2003 konden ze voor het lijsttrekkerschap nog niet om Marc Verwilghen heen. De voormalige Witte Ridder, die in de tweede helft van de jaren negentig onmetelijk populair werd als voorzitter van de commissie-Dutroux en door de partij van Dendermonde naar Knokke werd verpot, had nochtans ondermaats gepresteerd als minister van Justitie in de eerste regering-Verhofstadt. Maar op electoraal vlak was hij in West-Vlaanderen nog altijd de sterkhouder. 59.000 voorkeurstemmen behaalde hij toen nog, en even leek hij boven zichzelf uit te stijgen als minister van Ontwikkelingssamenwerking. Maar zijn partij kreeg hem niet in een internationale functie geparkeerd en als minister van Economie, Energie, Buitenlandse Handel en Wetenschapsbeleid deemsterde hij helemaal weg. ‘Marc heeft jaren geleden al afgehaakt’, zegt een West-Vlaamse liberaal. ‘Het is alsof hij zich erbij heeft neergelegd dat zijn politieke carrière een aflopende zaak is.’ De restanten van zijn electoraat moet hij dit keer van op de laatste plaats van de Senaatslijst lokken.
Heel anders verging het de voormalige ‘Senator Q’, die de jongste vier jaar alleen maar aan sérieux won. Eerst begon hij succesvol te zwijgen, vervolgens bleek zijn Kafka-project voor administratieve vereenvoudiging een mediatiek schot in de roos, en na een paar jaar begon het grote publiek zelfs zijn schelmenstreken te vergeten. Zijn weinige uitschuivers, zoals de ongelukkige uitspraak over ‘ambetantenaren’, werden hem opvallend snel vergeven. Als hij nu ook nog eens zou ophouden zichzelf in het openbaar ‘Quickie’ te noemen, ligt de grote toekomst die zijn vroegere copain Jean-Marie Dedecker hem herhaaldelijk voorspelde inderdaad binnen de mogelijkheden. Zeker omdat premier Guy Verhofstadt in hem gelooft, en hem geregeld voor het voetlicht schuift. Iets minder goed ligt Van Quickenborne bij de rest van de partijtop, die hem nog altijd niet helemaal ernstig neemt en hem weinig bij echte topbesprekingen betrekt. Al geeft iedereen volmondig toe dat hij ‘het toch maar heeft geflikt om de Kortrijkse meerderheid te breken’. Nogal wat West-Vlaamse liberalen kijken gefascineerd toe hoe hij een jong yuppiepubliek aantrekt, dat liberale molochs zoals Louis Bril of wijlen Aimé Desimpel veeleer afstootten. In 2003 kreeg Van Quickenborne als eerste opvolger 19.600 stemmen voor zijn naam, en als lijsttrekker bij de Vlaamse verkiezingen van 2004 al 37.699. Electoraal potentieel heet zoiets.
Met andere woorden: als de Open VLD straks weer in de regering mag, zit Van Quickenborne gebeiteld. De liberalen zouden trouwens niet weten waar ze anders een West-Vlaamse minister moesten halen. De ooit met tromgeroffel bij de socialisten weggehaalde Pierre Chevalier heeft nu echt afgedaan: zelfs Verhofstadt kon zijn partij niet meer overtuigen om de voormalige staatssecretaris een plek bij de eerste drie te gunnen. De speciale gezant van de regering moet het met de allerlaatste plaats bij de effectieve kandidaten stellen. Toch maakt hij zich sterk dat hij op eigen kracht in de Kamer zal raken. Die kans is heel klein, maar niet onbestaande. Chevaliers reputatie mag dan volledig naar de haaien zijn na een resem halve en hele schandaaltjes, zijn zwierige verschijning blijft nogal wat kiezers charmeren. En anders wacht hem wel de een of andere internationale functie.
De enige West-Vlaamse Kamerkandidaat die verder nog een rol van formaat kan spelen, is de Oostendse Bart Tommelein, die de steun van zijn voormalige chef Patrick Dewael geniet en in Oostende het vuile werk opknapte door Jean-Marie Dedecker te dumpen. Maar wellicht gaat de dankbaarheid van de partij niet zover dat hij daarvoor een plekje in de regering krijgt. Als hij in de Kamer blijft, zal hij trouwens tot aan zijn pensioen worden overschaduwd door de veel jongere Van Quickenborne. Het fractievoorzitterschap zou er wel kunnen inzitten. Dat had hij al bijna binnen toen Rik Daems begin vorig jaar uit die functie opstapte, maar toen stak zijn fractiegenote Hilde Vautmans een spaak in het wiel en ging de ondertussen uitgerangeerde Fons Borginon met de prijs lopen.
DE STILLE STRATEEG
Ook bij de SP.A stond de West-Vlaamse kopman vast zodra partijvoorzitter Johan Vande Lanotte had laten weten dat hij de Senaatslijst zou trekken. Wie denkt dat minister van Mobiliteit én Noordzee Renaat Landuyt een weinig charismatische figuur is, heeft wellicht nooit kennisgemaakt met pakweg Dalila Douifi of Peter Roose. Sinds Landuyt in 1999 recht uit de commissie-Dutroux de Vlaamse regering binnenstapte, is hij verstaanbaarder, ernstiger en professioneler geworden. Landuyt is vooral een stille strateeg, die voor zichzelf een vrijwel onmisbare positie binnen de partij heeft gefabriceerd. Door altijd vrijwillig op het tweede plan te gaan staan, werd hij door de echte topsocialisten nooit als een bedreiging ervaren. Daardoor duldde Steve Stevaert Landuyt destijds in een bescheiden glansrol naast hem in de Vlaamse regering, en mocht de Bruggeling hem zelfs opvolgen als minister-vicepresident. Daardoor ook vormde Landuyt in West-Vlaanderen nooit een bedreiging voor Johan Vande Lanotte, die hij met graagte hand- en spandiensten verleent. ‘West-Vlaanderen heeft al een minister-president, nu nog een premier’, is zijn nieuwe credo.
Zonder morren aanvaardde Landuyt in 2003 ook een meer dan vergiftigd geschenk: het nachtvluchtendossier. Vervolgens bewees hij zijn partij een enorme dienst door die bevoegdheid vier jaar lang bij zich te houden. Maar hij werd pas echt een socialistische steunpilaar toen hij vicepremier Freya Vanden Bossche stilzwijgend uit de brand begon te helpen door haar bijvoorbeeld geregeld op het kernkabinet te vervangen.
In 2003 behaalde Landuyt op de tweede plaats een kleine 44.000 voorkeurstemmen, ongeveer de helft van lijsttrekker Vande Lanotte, en ook in 2004 moest hij het met de helft van diens score stellen. Dit keer rekent hij erop dat een deel van Vande Lanottes electoraat voor hem zal kiezen. Maar er zijn kapers op de kust: ook het Oostendse stemmenkanon Franky De Block vist in die vijver. In elk geval hoeft Landuyt niet te vrezen dat zijn partijvoorzitter straks een andere West-Vlaming meeneemt naar de regering, want verder staat er geen ministeriabele kandidaat op de lijst.
Met zijn boek Pro Justitia solliciteerde Landuyt onlangs openlijk voor de job van minister van Justitie, hoewel hij heel goed beseft dat geen enkele partij daarvoor zal vechten na Laurette Onkelinx’ (PS) passage op dat departement. Maar er is voorlopig geen enkele reden waarom hij niet naar de regering terug zou mogen keren. Tenzij de SP.A er plots problemen mee zou hebben om naast Vande Lanotte nóg een West-Vlaamse minister uit te sturen. In dat geval is er altijd nog de oude vertrouwde Vlaamse regering.
LETERME, MIJN HELD
Terwijl Vlaams minister-president Yves Leterme nog opperste vertwijfeling voorwendde over zijn rol bij de federale verkiezingen, was de West-Vlaamse Kamerlijst al lang klaar. Zonder Leterme hadden ook de christendemocraten weinig serieuze kandidaten om die lijst te trekken. Alleen de ambitieuze sigarenfabrikant en Jabbeekse burgemeester Hendrik Bogaert kwam daar echt voor in aanmerking. Hoewel de welbespraakte Bogaert wordt afgeschilderd als een dossiervreter, is zijn dossierkennis vaak nogal oppervlakkig. Maar de man weet wat campagne voeren is, en heeft er ook het geld voor. Sinds jaar en dag stouwt hij de hele provincie tijdens de sperperiode vol met gigantische verkiezingsborden. Vanuit het niets werd hij zo in de wijde omgeving van Jabbeke een house- hold name met de door reclamemaker Wim Schamp bedachte slogan ‘Straffe Hendrik’. Zo behaalde hij in 2003 als eerste opvolger goed 24.000 voorkeurstemmen. Een jaar later rijfde hij er vanaf de ondankbare twintigste plaats 30.000 binnen, waarmee hij de Brugse burgemeester Patrick Moenaert uit het Vlaams Parlement hield. De voorbije vier jaar wist hij zich als begrotingsspecialist te manifesteren, vooral omdat Herman Van Rompuy zich lange tijd op de achtergrond hield.
En nu volgt Bogaert dus Stefaan De Clerck, die vier jaar geleden als partijvoorzitter nog goed was voor meer dan 98.000 voorkeurstemmen, als lijsttrekker op. Zelf droomt hij al van een plekje in de regering, maar daar hecht niemand voorlopig veel geloof aan. Als CD&V in een tripartiete regering stapt, is het niet erg waarschijnlijk dat er naast Leterme nog plaats zal zijn voor een andere West-Vlaamse CD&V-minister. Bovendien is Bogaert geen protegé meer van de Vlaamse minister-president, al weet hij wél waar de klepel hangt. Op de website van CD&V heeft hij bij de rubriek ‘mijn helden’ braafjes ‘Yves Leterme’ ingevuld. Een mens weet maar nooit. Hij zou bijvoorbeeld fractievoorzitter kunnen worden als Pieter De Crem doorschuift, of een gat kunnen opvullen in de Vlaamse regering. In elk geval zijn dit cruciale verkiezingen voor Bogaert, want tegen de Vlaamse verkiezingen van 2009 worden er in West-Vlaanderen al nieuwe boegbeelden klaargestoomd, zoals Vlaams Parlementslid Hilde Crevits en de Roeselaarse schepen Kris Declercq.
Ondertussen durft niemand te voorspellen wie op 10 juni de West-Vlaamse populariteitspoll zal winnen. ‘In deze provincie is het een open strijd’, zegt Vincent Van Quickenborne. ‘Hendrik Bogaert, Renaat Landuyt en ikzelf zijn aan elkaar gewaagd. Niemand steekt er met kop en schouders bovenuit.’ Daar kijkt Bogaert alvast van op. ‘Het is in elk geval flatterend dat hij een doodgewoon Kamerlid op hetzelfde niveau zet als een minister en een staatssecretaris’, grijnst hij. ‘Ik hoop dat er van dat gevoel nog iets overblijft na de verkiezingen, want ik vind het erg belangrijk dat de West-Vlaamse vertegenwoordigers in Brussel vaker de handen in elkaar slaan om iets voor onze provincie gedaan te krijgen.’ Ook Landuyt reageert sceptisch op Van Quickenbornes analyse, maar hij blijft vriendelijk. ‘Laten we het erop houden dat ik me niet geroepen voel om het niveau van mijn tegenstrevers te beoordelen. Mij is het om hun programma te doen, en op dat vlak zijn er grote verschillen.’
In elk geval verwachten noch Van Quickenborne noch Landuyt en Bogaert grote concurrentie van de lijsttrekkers van Groen! en het Vlaams Belang. De groene lijst, die vorige keer nog werd getrokken door de totaal verkeerd gecaste Rita Brauwers, krijgt nu Oostendenaar Wouter De Vriendt op kop. Een talentvol gemeenteraadslid dat het goed weet uit te leggen en op zijn plaats zou zitten in een parlement, maar inderdaad geen figuur die zich met een minister of staatssecretaris kan meten. Idem voor het Vlaams Belang, waar uittredend Kamerlid Koen Bultinck partijvoorzitter Frank Vanhecke mag aflossen als lijsttrekker. Alleen de Lijst Dedecker wordt door de echte West-Vlaamse kopman getrokken: Jean-Marie Dedecker himself. Maar het ziet er niet naar uit dat hij de geschiedenis zal ingaan als de man die West-Vlaanderen een nieuw elan gaf. Voor die rol is er al iemand, en hij trekt de Senaatslijst.
DOOR ANN PEUTEMAN