Karel Pinxten spreekt klare taal over de ophanden zijnde ‘krachtenbundeling’ rond de VLD. ‘De NCD’ers zullen in de structuur van de VLD moeten stappen en lid worden van die partij.’ Een gesprek over vroegere vrienden, nieuwe allianties en de vluchtigheid van de politiek.
De batterijen van Karel Pinxten, die in mei een medische ingreep onderging en drie maanden moest revalideren, zijn weer helemaal opgeladen. De gemeenteraadverkiezingen in oktober 2000 en daarvoor de parlementsverkiezingen in juni 1999 spoelden al voor een deel de bittere nasmaak weg van zijn ontslag als minister van Landbouw in volle dioxinecrisis. Dat de topmensen van zijn toenmalige kabinet inmiddels op het voorplan zijn teruggekeerd, biedt ook veel genoegdoening. Piet Vantemsche leidt nu het federale Voedselagentschap, Jean-Marie Doschie is de baas het Instituut voor Veterinaire Keuring en Xavier De Cuyper is secretaris-generaal van de federale overheidsdienst van Landbouw.
Maar zelf werd Pinxten in de CD&V nooit gerehabiliteerd. Althans, dat was zijn aanvoelen. Hij leek weg te kwijnen, tot hij op 18 oktober vorig jaar zijn nek uitstak met een eigen analyse over de politieke herverkaveling. ‘Er moet dringend één grote Vlaamse volkspartij komen om de verlammende versnippering tegen te gaan en om een tegenwicht te vormen voor de Waalse PS. In die volkspartij is plaats voor een christen-democratische en een liberale pool’, orakelde Pinxten. Twee weken later was het voor hem einde verhaal bij de CD&V en zette hij de stap naar de Nieuwe Christen-Democraten (NCD) van Johan Van Hecke.
Nadat de toenmalige CVP in de periode 1994-1995 onder voorzitter Van Hecke volgens Pinxten ‘een enorme kans’ had gemist om het roer om te gooien, bracht het vernieuwingscongres van CD&V opnieuw niet wat hij ervan verwacht had. Pinxten: ‘Nochtans was ook in de CD&V voordien gesproken over een nieuwe krachtenbundeling. En in interviews zei voorzitter Stefaan De Clerck dat de standpunten van Patrick Dewael (VLD) overeenstemden met de basisbeginselen van de CD&V. Maar op het congres in Kortrijk werd het primaat van de politiek opgegeven. Dat was een abdicatie. Politici moeten rekening houden met de kiezers en luisteren naar de vele organisaties van het middenveld. Maar ze hebben ook een eigen politieke verantwoordelijkheid. Anders wordt die verantwoordelijkheid diffuus.’
Welke krachten speelden dan in Kortrijk?
Karel Pinxten: De CD&V is en blijft een standenpartij. Dat heeft ook gewezen voorzitter en oud-premier Wilfried Martens in die periode bevestigd. Hij zei dat de mandatarissen van de CD&V op de eerste plaats loyaal zijn aan een standenorganisatie en dan pas aan de partij. In die situatie wordt het heel moeilijk om de deuren open te gooien en om high potentials aan te trekken uit verenigingen, academische kringen, de journalistiek of het culturele leven. Zij willen niet onder het juk van een stand doorgaan om een interessante plaats op een lijst te krijgen.
De CD&V weerlegt dat. Kamerfractieleider Yves Leterme zei vorige week in dit blad dat de tijd van de ‘verticale beïnvloeding’ voorbij is.
Pinxten: De feiten spreken dat tegen. Het ACW is nog altijd de belangrijkste referentieaandeelhouder van de partij. Ik begrijp dat organisaties een impact willen hebben en ik respecteer dat anderen vinden dat de CD&V een standenpartij kan zijn. Maar op die manier werk je niet aan een partij van de toekomst.
In ‘Het Belang van Limburg’ ventileerde u onlangs ook uw persoonlijke frustratie omdat de CD&V u na uw ontslag als minister van Landbouw heeft laten vallen.
Pinxten: Een minister neemt geen ontslag omdat de oppositie dat vraagt, maar omdat de top van zijn partij dat wil. Ik heb daarna veel tijd genomen om na te denken. Dan komen onvermijdelijk politieke inzichten én persoonlijke gevoelens bovendrijven. Politiek is niet alleen koel en rationeel. Politiek heeft gelukkig ook een menselijke kant.
De dioxinecrisis veroorzaakte veel politieke turbulentie, maar op zo’n moment leer je als politicus ook of je flexibel bent en weerstand hebt, of je goed kunt blijven functioneren en helder denken. François Mitterrand heeft ooit gezegd: ‘ Les épreuves forgent le caractère.’ Maar ik wil dat ook graag relativeren. Veel mensen hebben in hun leven veel grotere tegenslagen.
Op 2 november 2001 was u geen lid meer van CD&V en stapte u naar de NCD van Johan Van Hecke, op weg naar de VLD.
Pinxten: Mijn politieke analyse was niet tot stand gekomen in gesprekken met mensen van buiten de CD&V. Pas in de aanloop naar het congres in Kortrijk zijn er contacten geweest met de zogeheten Yanko-groep waarin veel jonge christen-democraten zaten die over een stel hersenen beschikken. En voorts met bijvoorbeeld John Taylor die altijd een vriend is geweest en met Johan Van Hecke en zijn groep. Het congres was een afknapper, met debatten die vooral gingen over het homohuwelijk en migrantenstemrecht. Er was geen openheid. Daarom hebben we die elders gezocht.
In de NCD heb ik ervoor gepleit om met de VLD eerst over de inhoud van gedachten te wisselen. We kenden die partij immers niet. Ik ben geen voorstander van een kartelformule. Die stelt de moeilijke momenten uit. Daarom ben ik ook zeer benieuwd wat de alliantie van SP.A en Spirit zal opleveren. Volgens mij kun je niet met anderen samenwerken zonder water bij de wijn doen. NCD en VLD hebben het debat op gang getrokken met vijf gezamenlijke studiedagen. Dat was een goede oefening, hoewel daar achteraf ook strategische vragen bij kunnen worden gesteld want het zorgde voor veel speculaties in de media.
De vier parlementsleden die van Spirit naar de VLD zijn overgestapt, hebben het zich minder moeilijk gemaakt. Patrik Vankrunkelsven, Margriet Hermans, Fons Borginon en Vincent Van Quickenborne kochten gewoon een VLD-lidkaart.
Pinxten: Op de studiedagen was er telkens een inbreng van een Spirit-mandataris. Daardoor en ook door de formule op zich is een klimaat geschapen waarin dat viertal VLD-lid is kunnen worden. De NCD heeft bij wijze van spreken het terrein voor hen klaargemaakt.
Is de ‘krachtenbundeling’ daardoor niet verworden tot een operatie ‘sauve qui peut’?
Pinxten: Dat geldt dan niet voor mij, want zonder mijn stap zou ik in 2003 zeker de Limburgse CD&V-kamerlijst getrokken hebben. Bovendien heeft de NCD eerst een inhoudelijk spoor gevolgd. Dat is doorkruist door de overstap van de mensen van Spirit. Maar zelfs indien met hun keuze enig opportunisme gemoeid is, dan heb ik daar begrip voor.
Duurt de verloving van de NCD met de VLD niet te lang? Op 2 februari hield de NCD een congres in Aalst. Daarna is er van de beweging niet veel meer vernomen. Legt de NCD nog wel genoeg gewicht in de schaal in vergelijking met bijvoorbeeld Vankrunkelsven, die nauwe banden onderhoudt met premier Guy Verhofstadt?
Pinxten: We hebben niet de gemakkelijkste weg gekozen en het heeft veel tijd in beslag genomen. Maar ons huiswerk is nu gemaakt zodat we met de VLD, de NCD en de ex-Spiritleden naar congressen kunnen gaan om de verkiezingen voor te bereiden. Dat moet leiden tot een gemeenschappelijk programma. Daarnaast is er de lijstvorming. Op de VLD-lijsten moeten in ieder geval NCD-mensen staan.
Samen met VLD-voorzitter Karel De Gucht vind ik dat we moeten werken vanuit één structuur met één naam. Dat dat de VLD wordt, was ook voor mij een harde noot om te kraken maar een nieuwe naam zou allicht voor spanningen binnen de VLD hebben gezorgd. Dat is vermeden door een wijs besluit.
Hoe lang kan de dubbelzinnigheid van de NCD als een aparte beweging in of naast de VLD standhouden?
Pinxten: De NCD’ers zullen in de structuur van de VLD moeten stappen en lid worden van die partij. De VLD heeft al een grote openheid getoond door onmiddellijk vijf mensen van de NCD in het partijbestuur te coöpteren. Maar een VLD-lidmaatschap betekent niet dat de NCD als beweging nu al moet verdwijnen. Om nieuwe en talentvolle mensen een kans te geven moeten we die aparte structuur tijdelijk handhaven, zeker tot aan de federale en Vlaamse verkiezingen in 2003-2004 en allicht tot aan de gemeenteraadsverkiezingen in 2006. Maar dan houdt de NCD op te bestaan.
Wordt de VLD zo geen nieuwe standenpartij, met verschillende groepen die ieder hun prioriteiten hebben?
Pinxten: Nee. We zitten in een overgangsfase en daarover zijn afspraken gemaakt. In de beoogde krachtenbundeling mét een eenheidsstructuur is de VLD duidelijk de sterkste formatie. Daarnaast is er ruimte voor mensen met een andere stamboom. Zelf heb ik christen-democratische wortels en niemand vraagt dat ik die zou doorknippen. Dat zou ik ook niet kunnen.
Sinds uw vertrek bij de CD&V hebt u zitting als onafhankelijk parlementslid. De situatie van Johan Van Hecke is veel minder duidelijk. Hij blijft in het Europees parlement deel uitmaken van de fractie van de Europese Volkspartij (EVP). Kan dat wel?
Pinxten: Wie mee aan tafel wil zitten, moet consequent zijn. Ook Johan moet zich integreren in de VLD.
Moet hij ook deelnemen aan de verkiezingen in 2003?
Pinxten: Zijn belangstelling gaat uit naar Europa. Maar persoonlijk denk ik dat het goed zou zijn dat hij in 2003 een VLD-lijst steunt. Daar hebben de NCD en de verruimde VLD baat bij. Je kunt moeilijk pleitbezorger zijn van een politieke krachtenbundeling in Vlaanderen en je niet engageren op een lijst. Dat zou een strategische fout zijn.
Kan hij in het Europees parlement ook niet beter overstappen naar de liberale fractie?
Pinxten: Die beslissing moet hij nemen. We hebben daarover nog niet gesproken.
Toen Van Hecke brak met de CD&V nam hij het de partij kwalijk dat ze het migrantenstemrecht afwees. In de VLD maakt hij daar geen strijdpunt meer van, maar flirt hij intussen wel met de opheffing van het ‘cordon sanitaire’. De democratische partijen in Antwerpen zouden coalitiegesprekken met het Vlaams Blok moeten voeren, vindt Van Hecke.
Pinxten: Ik heb zijn uitspraken daarover in het tv-programma Confidenties in Toscane niet gehoord. Ik geef daarom liever geen commentaar.
Mijn houding ten opzichte van het Vlaams Blok is duidelijk. Ik ben opgevoed in een zeer christelijk milieu en heb daar verdraagzaamheid leren verwerven. Tolerantie is een teken van beschaving. Ik heb de allergrootste problemen met een partij die onverdraagzaamheid predikt en bij uitbreiding met alle vormen van extremisme en fundamentalisme. Ik kan me niet inbeelden dat ik aan een onderhandelingstafel met Filip Dewinter zou plaatsnemen.
Aan de andere kant moeten de democratische partijen proberen om een aantal kiezers die naar het Vlaams Blok zijn getrokken, terug te halen. Wat zijn hun beweegredenen? Die vraag komt te weinig aan bod.
De Gucht heeft een andere prioriteit. Hij wil met de VLD vooral nieuwe kiezers bij centrum-links aanspreken, onder meer met ‘progressieve ethische thema’s’.
Pinxten: Ik heb daar geen probleem mee. Het is ook niet in tegenspraak met de vraag die ik opwerp. Ook De Gucht stelt die. Alle partijen willen de redenen kennen van het grote verloop van de kiezers. Ze stemmen niet alleen meer persoonsgebonden. Hun voorkeur kan naar drie of vier verschillende partijen gaan.
Ward Beysen is het niet eens met de koers van De Gucht. Hij vindt dat de VLD meer moet hameren op thema’s zoals veiligheid.
Pinxten: Ik neem akte van die mening. De VLD zit in de regering en die moet de veiligheid op een effectieve manier aanpakken. Daarom hoeft het niet meteen een verkiezingsthema te zijn. Daarover moet eerst goed worden nagedacht.
Raakt u niet in de knoop met de ethische standpunten van de VLD? In de zomer van vorig jaar haalde u uit naar het drugsbeleid van de regering-Verhofstadt.
Pinxten: Ik heb die opinie geformuleerd als CD&V’er, in onverdachte tijden dus. Binnen de CD&V wilden sommigen verdergaan dan het gedoogbeleid van minister Magda Aelvoet (Agalev), in plaats van de kant te kiezen van de ouders, de opvoeders en de politiediensten. Mijn houding ter zake is niet veranderd en sluit aan bij wat daarover in de VLD wordt gedacht.
Ik hoop dat er in die partij verschillende opinies mogelijk zijn. De gemeenschappelijke basis moet groot genoeg zijn, zonder te vervallen in een eenheidsdenken. Ik vind bijvoorbeeld ook dat in het beleid de pendel niet te veel mag doorslaan in de richting van algemene maatregelen die iedereen over dezelfde kam scheren. Het gedrag van sommige cowboys in het verkeer maakt niet dat alle vrachtwagenbestuurders onveilig rijden. Als 250 hooligans keet schoppen in de voetbalstadions, is het niet per se nodig dat 250.000 voetballiefhebbers een fankaart van 12,5 euro op zak hebben. Het criminele gedrag van sommige allochtonen maakt niet dat alle allochtonen criminelen zijn. Het beleid moet selectiever zijn en meer gericht zijn op specifieke groepen.
Wegens uw revalidatie hebt u in de Kamer niet kunnen stemmen over de euthanasiewet. VLD-senator Jeannine Leduc heeft hemel en aarde bewogen om die goedgekeurd te krijgen. Strijkt haar aanpak u niet tegen de haren in?
Pinxten: Iedereen zingt zoals hij of zij gebekt is. Het is goed dat er een euthanasiewet is. Het is jammer dat ze tot stand is gekomen in een klassieke stellingenoorlog want het is een zeer delicaat onderwerp. Zelf heb ik twee grote bedenkingen. Vragen over het levenseinde raken op de allereerste plaats de patiënt en zijn naaste omgeving. Dat is mijn grondhouding. Als ik terminaal ziek zou worden, wil ik daarover kunnen praten met mijn vrouw en drie kinderen. Voorts ben ik heel kritisch over de regeling voor niet-terminale patiënten en psychisch zieken. Hoewel ik niet wil grijpen naar de karikatuur dat iedereen met een depressie aan de rand van euthanasie staat, kan die regeling niet door de beugel. Daarom zou ik de euthanasiewet ook niet goedgekeurd hebben.
U woont sinds begin mei de vergaderingen van het VLD-partijbestuur bij. Kunt u een vergelijking maken met het partijbestuur van de CD&V?
Pinxten: De grote openheid bij de VLD valt niet te ontkennen. De VLD is daar dan ook al tien jaar vertrouwd mee. Collega Bart Somers bijvoorbeeld is in 1992 ook vanuit een andere achtergrond lid geworden. Hij voelt zich kiplekker in de partij. Bij de VLD is er minder verstarring dan bij de CD&V, waar veertig jaar machtsuitoefening en het standengegeven vaak wegen op de discussies.
Hebt u in de Kamer nog contacten met uw oud-collega’s van de CD&V-fractie?
Pinxten: Er zijn zeker nog contacten. Sommigen reageren met grandeur, anderen kleintjes. Maar ik ben niet rancuneus. Geen van hen beschouw ik als een vijand.
In Limburg zou Theo Kelchtermans er alles aan doen opdat u op geen voet meer tussen de deur krijgt bij lokale mandatarissen en afdelingen van de CD&V.
Pinxten: Dat is een logische reactie. Het is tenslotte ook partijpolitiek. Bij al die pogingen om me te isoleren, wordt het natuurlijk wel moeilijk om mijn stap naar de NCD en VLD te minimaliseren.
In uw eigen gemeente Overpelt hebben zeven leden van uw fractie in het schepencollege en in de gemeenteraad beslist om u als burgemeester-parlementslid niet te volgen en bij de CD&V te blijven.
Pinxten: Na mijn overstap hebben we de groep Overpeltse Christen-Democraten gevormd en afgesproken dat iedereen vrij kon kiezen. Zeven mensen hebben dat nu gedaan en dat is hun goed recht. Ze blijven me steunen als burgemeester en voorts is beslist dat we tot 2006 samen een technische fractie vormen om Overpelt verder te besturen. Meer kan ik toch niet vragen.
Hoe verloopt uw integratie in de Limburgse VLD? Er wordt geklaagd dat u nergens te zien bent.
Pinxten: Ik weet ook wel dat het veel beter is om zich snel in de rangen van een partij te vervoegen met het oog op verkiezingen en de lijstvorming. Maar ik heb dat doelbewust niet gedaan. Ik wou het resultaat van de studiedagen van VLD en NCD afwachten. In de komende periode zal ik me wel degelijk integreren en debatteren met de leden en militanten van de VLD-Limburg. Zij hebben daar ook recht op.
Wie trekt de VLD-Kamerlijst in 2003? Patrick Dewael of Karel Pinxten?
Pinxten: Patrick Dewael. Daar is geen enkele discussie over. Hij is het boegbeeld en electoraal de sterkste man. Die troeven moeten we gebruiken.
U zegt zeer weinig over de prestaties van paars-groen.
Pinxten: Ik probeer zakelijk en objectief te oordelen. Niemand kan eromheen dat deze regering serieuze stappen ondernomen heeft om bijvoorbeeld de fiscale discriminatie tussen gehuwden en niet-gehuwden weg te werken, om de onzekerheid rond zonevreemde woningen weg te nemen, om de financiële ongelijkheid ongedaan te maken in het basisonderwijs en voor de vrije internaten. Over sommige thema’s heeft de CD&V in de voorbije twintig jaar alleen maar gepraat.
Aan de andere kant heeft de oppositie al veel kansen gehad om paars-groen zwaar op de korrel te nemen. Dat zullen Verhofstadt, Dewael en De Gucht grif toegeven. Maar de CD&V verlamt voortdurend haar eigen vleugels omdat de partij na vier jaar in de oppositie absoluut in de meerderheid wil terugkeren en een aantal CD&V’ers heel graag weer minister wil zijn. Maar je kunt niet op de koffie gaan bij Verhofstadt en bij vice-premier Louis Michel (MR), en tegelijk een keiharde oppositie voeren.
Over u wordt anders ook gezegd dat u worstelt met een verschroeiende ambitie om opnieuw minister te worden.
Pinxten: Ik kan niemand beletten om dat te rond te strooien. Mijn principiële stelling is dat de kiezer zich moet kunnen uitspreken. Daarom ben ik ook in de CD&V altijd voorstander geweest van de afschaffing van de lijststem en van de rechtstreekse burgemeestersverkiezingen.
In 2003 zal ik op de VLD-kamerlijst in Limburg staan en dan kunnen de mensen oordelen. Ze kennen mijn geschiedenis en mijn politieke persoonlijkheid. Ze weten dat ik geen linkse christen-democraat ben. Ik kan een inschatting maken van mijn kiespotentieel, maar ik speculeer niet over mijn voorkeurstemmen. Het eerste criterium is het resultaat van de VLD-lijst en de omvang van mijn bijdrage daaraan. We zien wel wat het wordt.
Door de hele dioxine-episode kan ik veel beter relativeren. Een ministerschap is een boeiende maar tijdelijke opdracht. Op 6 december 1994 reed ik ’s morgens naar Brussel als parlementslid en keerde ik ’s avonds naar huis terug als minister van Defensie (in opvolging van Leo Delcroix). Op 1 juni 1999 was ik ’s morgens nog minister van Landbouw en ’s avonds werd in het journaal van zeven uur mijn ontslag uit de doeken gedaan. Het is allemaal zo vluchtig.
Rik Van Cauwelaert Patrick Martens
‘Bij de VLD is er minder verstarring dan bij de CD&V.’
‘Je kunt niet op de koffie gaan bij Verhofstadt en tegelijk een keiharde oppositie voeren.’