‘De burgemeesters van de N-VA hebben zes jaar om zich populair te maken’
Bij de voorbije gemeenteraadsverkiezingen zette de N-VA een puike score neer. Maar dat betekent niet dat de partij nu overal in Vlaanderen stevig verankerd is. In veel gemeenten hebben andere partijen de N-VA vooral gebruikt om eindelijk de macht van de meerderheid te breken.
14 oktober 2012. Bart De Wever marcheert in de richting van het Antwerpse stadhuis. Zijn partij heeft de verkiezingen gewonnen, en niet alleen in Antwerpen. Over heel Vlaanderen deed de N-VA het voortreffelijk met een gemiddelde score van 22,6 procent in de steden en gemeenten en zelfs 28,5 in de provincies. Dat CD&V op lokaal niveau de grootste partij blijft, lijkt niemand op te vallen. Politicologen en andere opiniemakers hebben het over ‘een Vlaamse tsunami’, ‘een zwart-gele triomftocht’ ook. Maar terwijl vriend en vijand zich blindstaren op die zegetocht van de N-VA – volgens sommigen het eerste traject in een heuse mars op Brussel – wordt voorbijgegaan aan de handicaps die de partij met zich meedraagt. Die minpunten komen duidelijk naar voren in de doorlichting van de gemeenteraadsverkiezingen die professor Herwig Reynaert van het Centrum voor Lokale Politiek van de Universiteit Gent en zijn collega’s het voorbije jaar hebben gemaakt.
Volgens de onderzoekers, die hun bevindingen hebben samengebracht in het boek De kracht van verankering?, bestond aanvankelijk de indruk dat de gemeenteraadsverkiezingen van 2012 niet zoveel verschilden van die van 2006. Er werden wel wat meer lijsten ingediend, maar dat was logisch omdat de N-VA zich in de meeste gemeenten van CD&V had losgerukt. Alleen het Vlaams Belang zorgde voor een trendbreuk door maar in zestig procent van de gemeenten aan de verkiezingen mee te doen. De reden ligt voor de hand: op sommige plaatsen was er simpelweg niet genoeg volk en animo om een degelijke lijst samen te stellen. ‘Ondertussen hebben de mensen door dat het cordon sanitaire zal blijven bestaan en is er ook een Vlaams-nationalistische partij opgestaan waarmee de andere partijen wél willen samenwerken’, zegt Herwig Reynaert. ‘Daardoor zijn kiezers minder geneigd om op het Vlaams Belang te stemmen en voelen mogelijke kandidaten zich niet meer zo snel geroepen om op een lijst te gaan staan. Ook voor de verkiezingen van volgend jaar zal het Vlaams Belang het wellicht moeilijk krijgen om genoeg kandidaten te vinden. Het zou me niet verbazen als we dan weer tantes en buren van mandatarissen op de lijsten zagen opduiken.’
Op 14 oktober vorig jaar zakte het Vlaams Belang zowel op provinciaal als op lokaal niveau onder de 10 procent. In Aalst, bijvoorbeeld, bleef er van de meer dan 23 procent maar 8,5 meer over en in Antwerpen viel de partij zelfs van 33 tot 10 procent terug. Daarbij had ze één troost: ze was niet de enige verliezer van de verkiezingen, want ook de drie traditionele partijen moesten behoorlijk inleveren. Alleen Groen had reden tot feesten, en de N-VA natuurlijk. ‘Op basis van de resultaten op gemeentelijk vlak kunnen we geen voorspellingen doen over verkiezingen op andere beleidsniveaus. De uitslag van gemeenteraadsverkiezingen geeft altijd een vertekend beeld’, waarschuwt Reynaert. Niet alleen omdat bij gemeenteraadsverkiezingen eerder persoonsgebonden dan ideologisch wordt gestemd, maar ook omdat 30 procent van alle ingediende lijsten niet onder de vlag van een nationale partij vaart. Die heten dan Lijst van de Burgemeester, Gemeentebelangen of Samen, of ze krijgen bijzonder creatieve namen mee zoals APPEL in Peer, Os Partij in Mol of Groep ’82 in Ardooie. Herwig Reynaert: ‘Wie zo’n lijst indient, wil in de eerste plaats benadrukken dat hij voor de plaatselijke belangen opkomt en zich niet in het gewoel van de Wetstraat wil mengen. Ook individuele politici hebben met zo’n houding al veel succes geboekt. Denk maar aan de vorige Brugse burgemeester Patrick Moenaert (CD&V) of aan Daniël Termont (SP.A) nu in Gent.’
Echt onafhankelijk is het merendeel van die lokale lijsten toch niet. Soms maskeren ze een kartel tussen nationale partijen of gaat het om een bekende partij aangevuld met een paar onafhankelijken. Opvallend veel lokale lijsten hebben een link met de Open VLD. ‘Dat is geen toeval’, zegt Herwig Reynaert. ‘Omdat de Open VLD het in de peilingen zo slecht deed, had ze het in sommige gemeenten moeilijk om genoeg kandidaten aan te trekken. Door nieuwe mensen toe te laten als onafhankelijke kandidaat en dan onder een andere naam naar de kiezer te trekken, kan een plaatselijke afdeling dat probleem omzeilen. Bij de N-VA hebben we net het omgekeerde gezien: iedereen wou op haar lijsten staan en dus kwam de partij zo veel mogelijk onder haar eigen naam op.’
In ondertrouw
Uiteindelijk is het de kiezer die beslist. Of toch een beetje. In naar schatting 70 procent van de steden en gemeenten werd uiterlijk in de nacht van 14 op 15 oktober 2012 een principeakkoord gesloten tussen aanstaande coalitiepartners. De zaak werd niet zo snel beklonken omdat die toevallig helemaal op dezelfde golflengte zaten, maar wel omdat ze de verkiezingsuitslag niet hadden afgewacht om in ondertrouw te gaan. ‘Op zich heb ik niets tegen zo’n voorakkoord, maar dan moeten de betrokken partijen daar voor de verkiezingen wel open en eerlijk over zijn’, zegt Reynaert. ‘Vaak is dat niet het geval en doen ze tot op het laatste moment alsof ze van niets weten. Vragen journalisten hen naar hun plannen na de verkiezingen, dan antwoorden ze steevast dat de kiezer beslist. Maar soms is dat dus larie.’
Aan de andere kant waren er dit keer ook partijen die vooraf niet met potentiële coalitiepartners hebben gepraat en dat beter wel hadden gedaan. Zegezeker als ze waren, dachten sommige dat ze met niemand hoefden te onderhandelen omdat ze incontournable zouden blijven. Zoals in Kortrijk, waar afscheidnemend burgemeester Stefaan De Clerck (CD&V) blijkbaar niet besefte dat 30 procent van de stemmen nog geen garantie biedt op machtsdeelname. Ondertussen gooide de liberale lijsttrekker, Vincent Van Quickenborne, het op een akkoordje met de SP.A en de N-VA en het gevolg is dat de stad voor het eerst sinds 1864 door een niet-christendemocratische burgemeester wordt bestuurd. In 2006 had zo’n scenario geen enkele kans op slagen gehad, want toen zat de N-VA in een kartel met CD&V en was het Vlaams Belang twee keer zo groot als vandaag.
Kortrijk is bijlange niet de enige plek waar de vrije val van het Vlaams Belang in combinatie met de opgang van de N-VA voor het eerst in jaren een nieuwe meerderheid mogelijk heeft gemaakt. Ook in veel andere steden en gemeenten zijn daardoor partijen die sinds mensenheugenis aan de macht waren in de oppositie beland. Uit het onderzoek van Reynaert en zijn collega’s blijkt dat het voordeel waar uittredende coalities traditioneel op mogen rekenen dit keer amper heeft gewerkt.
Niet verwonderlijk dus dat maar 48 procent van de burgemeesters op post mocht blijven, terwijl dat na de vorige gemeenteraadsverkiezingen nog 70 procent was. Aan hun populariteit kan het nochtans niet gelegen hebben, want de meesten scoorden bijzonder goed. Vaak veel beter dan de man of vrouw die hen uiteindelijk mocht opvolgen. Zoals in de Oost-Vlaamse gemeente De Pinte, waar de christendemocraat Martin Van Peteghem veruit de meeste voorkeurstemmen binnenhaalde maar de sjerp moest afgeven aan de veel minder populaire Hilde Claeys (RUIMTE).
Dat neemt niet weg dat toch 78 procent van de nieuwe burgemeesters zich in zijn of haar gemeente stemmenkampioen mag noemen. Opvallend is wel dat de N-VA’ers gemiddeld veel minder voorkeurstemmen krijgen dan collega’s van andere partijen: 60 procent van de 41 N-VA-burgemeesters is niet de populairste politicus van de gemeente. Dat was onder meer het geval in Bonheiden, waar liefst vijf kandidaten van andere partijen meer voorkeurstemmen binnenhaalden dan burgemeester Guido Vaganée (N-VA). In Kontich bleek burgemeester Luc Blommaerts (CD&V) veel geliefder te zijn dan N-VA’er Erik Jacobs, de man die hem mocht opvolgen. ‘In veel gemeenten waar de N-VA de burgemeester levert, is die inderdaad niet de stemmenkampioen. Of toch nog niet’, zegt Reynaert. ‘Die mensen krijgen nu zes jaar de tijd om daar iets aan te doen. Het is best mogelijk dat de kloof tussen burgemeesters van de N-VA en die van andere partijen tegen de gemeenteraadsverkiezingen van 2018 weggewerkt zal zijn. Dan zullen we meteen zeker weten of er zoiets bestaat als een burgemeestersbonus.’
Ondertussen krijgt de N-VA goede punten voor het aantal vrouwelijke burgemeesters dat ze levert: met 17 procent scoort de partij op dat vlak 5 procent boven het Vlaamse gemiddelde. Elke verkiezing komen er in Vlaanderen trouwens meer vrouwelijke burgemeesters bij, maar hun aandeel blijft nog altijd heel bescheiden.
Sport en toerisme
Uit het onderzoek van de Gentse universiteit blijkt ook dat partijen heel goed weten wat ze willen en waar ze mee kunnen scoren. Als de bevoegdheden in het college van burgemeester en schepenen worden verdeeld, hebben traditionele partijen de neiging om bij hun leest te blijven. Christendemocraten kiezen dan vooral voor landbouw en welzijn, liberalen hebben het meer voor lokale economie, openbare werken en financiën, terwijl socialisten snel naar leefmilieu en mobiliteit grijpen. Bij N-VA’ers valt op dat ze, naast het departement lokale economie, nogal tuk zijn op bevoegdheden waar weinig risico’s aan zijn verbonden maar die toch de broodnodige populariteit kunnen opleveren. Toerisme, bijvoorbeeld, maar ook cultuur en sport. ‘In veel gemeenten hebben N-VA’ers gekozen voor bevoegdheden waarmee ze kunnen uitpakken en waardoor ze zes jaar lang in beeld kunnen blijven’, aldus professor Reynaert. ‘Kortom: bevoegdheden waardoor mensen je makkelijk een sympathieke pee of mee vinden. Een goede zaak voor schepenen die electoraal nog niet erg sterk staan.’
Voorlopig levert de keuze voor dat soort portefeuilles nog niet zoveel op. Het zijn veeleer de uitschuivers van sommige lokale N-VA’ers die in het nieuws komen. Zoals het interne geruzie dat Turnhout onbestuurbaar heeft gemaakt, het ongrondwettelijke idee om hoofddoeken te verbieden op de Boomse gemeenteraad of de jolige schepen uit Dilbeek die zijn broek liet zakken toen hij de naam van een Franstalige petanqueclub moest uitspreken. Niet meteen de gedroomde aanloop naar de campagne voor de Vlaamse, federale en Europese verkiezingen van volgend jaar, zou je denken. ‘Toch zit daar ook een positieve kant aan’, besluit Herwig Reynaert. ‘Van plaatselijke mandatarissen die uit de bocht zijn gegaan, weet men nu tenminste dat die in 2014 beter van de lijsten worden geweerd. Anderen, die wel goed werk leveren en ondertussen al wat ervaring hebben opgedaan, kunnen de lijstvorming net versterken. Na 2014 zullen de mensen vanzelf merken dat ook de N-VA er niet voor kan zorgen dat de dingen snel ten goede veranderen. Dat wordt de echte test. Dan zal de partij moeten laten zien wat ze waard is.’
Herwig Reynaert en Kristof Steyvers namen de redactie voor hun rekening van De Kracht van verankering? (uitgeverij Vanden Broele, 162 blz., 30 euro). Verder met bijdragen van Koenraad De Ceuninck, Evelien D’Heer, An Heyerick, Ellen Olislagers, Johannes Rodenbach, Tony Valcke en Piet Verdegem.
Door Ann Peuteman
Schepenen van de N-VA zijn tuk op bevoegdheden die de broodnodige populariteit kunnen opleveren.