Voorbereidingen en paniektoestanden in de uitgeverij waar ik ooit werkzaam was toen de 27ste boekenbeurs naderde.
De uitgeverij die mijn krachten afhuurde in ruil voor diensten die noch door haar noch door mij volledig begrepen werden, was een van die stille om niet te zeggen doods uitziende bedrijven zoals men die nu niet meer kent.
Een vreemdeling die langs het kanaal wandelde waar de firma haar tenten opgeslagen had, kon in de verste verte niet vermoeden dat dit gebouw een uitgeverij en tevens drukkerij achter zijn muren verborgen hield. De eigenaars waren niet licht- maar zeker wel reclameschuw want de naam van het bedrijf was angstvallig afwezig, en de gebouwen waren er ook al niet naar om de aard van de producten te verraden die er van potentie tot werkelijkheid werden.
Nu zijn uitgeverijen gestroomlijnde ruimteschepen met een huid van thermopane, flitsend neon en flitsende computerschermen. Alles moet er vliegensvlug gaan, men gaat, loopt, rent door de gangen, suist naar boven en beneden met liften, kortom Space Odyssey, maar dan met streepjespakken aan. Onze uitgeverij zat nog in het stofjassentijdperk, behalve de hogere echelons waar ik een radertje van was dat zijn blote aanwezigheid nog moest vinden of toegewezen krijgen. Stress was een woord dat ik tijdens de vier jaar die ik er doorbracht nooit heb horen vallen. Het bedrijf werkte met de trage vasthoudendheid van een boer die zijn veld omspit, het was als een horloge zonder onrust. Ik moet bekennen dat het plezierig werken is als men graag op een bureau werkt, wat ik toevallig niet graag deed, want van werkritme was er geen sprake, er hing geen prikklok en ontslaan zat er niet in, tenzij men de directeur met een mes bedreigde.
Ik zei dus dat er geen enkel uitwendig merkteken van een uitgeverij aan het gebouw te bekennen was. Dit kwam waarschijnlijk omdat men het organisch had laten groeien, een touwslagerij, juteweverij of trompettenfabriek had er net zo uitgezien. Langs een steil houten trapje aan de buitenkant bereikte men de lokalen van de directie. Maar eer men zich op deze kippenloop mocht begeven, moest men de aard van zijn bezoek meedelen aan een gestofjast lijvig meneertje met een pet op die als een caissière van een bioscoop naast de trap opgesloten zat. Was u bij hem gepasseerd dan kon u de trap opstormen want langer in de open lucht vertoeven dan nodig was, was bepaald geen lachertje omdat het kanaal zo vervaarlijk rook dat een orgaan ernstig kon beschadigd worden.
Kent u H2S ? Nee ? Gelukkig maar. Of zwavelwaterstofzuur ? Ook niet ? Het geluk staat alweer aan uw kant beste lezer, maar rotte eieren kent u vast wel ? Ook niet. Uw geluk kan niet op of hebt u er al geroken ? Neen, honderdmaal neen ? Dan staan de goden aan uw zijde, vul dan snel een lottoformulier in. Mij was dit geluk niet beschoren want de vaart verspreidde de geur van deze scheikundige abominatie. Sommigen op de fabriek want zo werd de uitgeverij in de volksmond genoemd beweerden dat het rootwater was dat er de geur aan gaf, anderen fluisterden dat de Pescador, het visverwerkend fabriekje verderop zijn graten en koppen in het kanaal kiepte. Nog anderen hielden het erbij dat alle koeien uit de polders hun gevoeg in het water terecht kwam.
Wat er ook van zij, het was adembenemend en geen werknemer of bezoeker bleef lang voor de ingang staan talmen maar haastte zich de trap op. Hier was het reukloos en stil als in een kerk. Enkel vanuit de boekhouding klonk het geprevel van de litanie van Pele, de midvoor van een of andere Braziliaanse ploeg. Sint Pele met de zes benen, verblijdt ons, Heilige Pele de vierlongige scheur iedereen voorbij, Pele dribbelende seraphim leg de bal erin, Pele wonderlijk vat van strafschoppen, enzovoort, want de afdeling der cijferaars was wat men wel eens een zittende voetbalploeg noemt. Isidoor Kesteloot die de Engelse verkopen in ponden, shillingen en pence en guineas verzorgde, was de voorzanger. Tijdens de 48 maanden dat ik op de firma verbleef heb ik nooit een ander onderwerp horen aansnijden dan dat specifieke balspel.
Zo liep het jaar rustig voort, de seizoenen wisselden, sneeuw, dooi, bloesems, fruit en dan rond de tijd dat de eerste okkernoten op de marktkramen verschenen viel het woord ?boekenbeurs? en dan brak meteen de paniek los. Enkel de boekhouding ging door met hun mondelinge matchen.
De eeuwig wederkerende vraag keerde weer. Zouden wij een nieuwe stand bouwen om die afgepeigerde, gedeukte en geblutste Griekse tempel die al 25 jaar dienst deed te vervangen ? Ja, nee, weet niet, weet ook niet. Zo niemand weet wat, dan zullen we het eens narekenen. Voor onze 30 beste klanten hebben we een kartonnen ster met goudfolie beplakt nodig tegen Kerstmis, dat maakt zoveel. Sinterklaas mogen we niet vergeten, 20 sinterklazen in masoniet 1 meter 60 groot maakt zoveel. Pasen, dertig paaskuikentjes van gele kunststof met roodgelakte poten, 16 kelken van karton met goud bespoten. Twaalf paarse kruisen en een missaal met echt leer overtrokken en goud op snee van 2 meter op 1 meter kan gerust in het Guiness Book of Records, dat maakt samen, laat eens zien…
Nee, we blutsen de tempel wat uit en geven hem een likje verf, hij moest nog een lustrum meedraaien eer hij naar het rusthuis mag. Dan schoot de schrijnwerkerij in gang voor een spoedoperatie, de smederij kwam te hulp om met bouten, schroeven en platen de heupen en loshangende pilaarvoeten wat steun te geven. Tenslotte bedekte de schilder al deze mankementen met een olieverfhuid en daar stond ons mini-Parthenon alsof het gisteren door de steenhouwers was opgeleverd.
De spanning viel als een lege zak in mekaar. We waren gered. Volgende week zou ik in de feestzaal in Antwerpen op de 27ste boekenbeurs voor ons Grieks front cultuur in boekvorm verpakt verkopen. Dan en tot het einde der dagen wat er juist geteld 730 waren, want twee jaar later maakte ik in mijn leven een hoek van 180 graden.
Gommaar Timmermans