Het heet dat politici groeien in hun functie en zich daar uiteindelijk ook mee vereenzelvigen. Het vergaat de Vlaamse minister-president Patrick Dewael niet anders. Straks wordt hij nog een Gaston Geens of, nog erger, een Luc Van den Brande. Het zal hemzelf als een vloek in de oren klinken, maar toch valt er weinig anders te besluiten uit het boekje dat hij aan de vooravond van 11 juli de wereld instuurde onder de nochtans ambitieus klinkende en dus veelbelovende titel Het Vlaams Manifest.
Dat het om een ‘manifest’ gaat, suggereert dat het boekje zou resumeren waar Vlaanderen vandaag voor staat, hoe het denkt over de wereld en waar het naartoe wil. Dat is een thema dat Dewael ter harte gaat. Hij schreef daarover al zijn Kleurennota en zijn boek Wederzijds respect en met Forum 21 zette hij een heuse denktank aan het werk. Bovendien probeert zijn regering – zij het zonder overdreven veel succes tot nu toe – de bevolking te mobiliseren voor een breed maatschappelijk debat over de fundamentele kwesties van onze tijd. Het mocht niet ontbreken aan bevlogen, genereuze, eventueel gewaagde en desnoods zelfs een beetje wilde ideeën over hoe Vlaanderen te hersmeden valt tot een samenleving waarin iedereen het zo goed mogelijk kan hebben.
En dan verschijnt dat manifest, waarin de auteur ervan zich – zo blijkt toch uit het lidwoord in de titel, het Vlaamse manifest – als de woordvoerder van heel Vlaanderen opwerpt. Het blijkt bij nader toezien dan toch maar weer eens te rommelen in de ouderwetse institutionele grieventrommel. Dat is het alvast wat de perceptie van dit boekje domineert. Dit en dat moet dus communautair worden opgesplitst, Vlaanderen moet meer macht en bevoegdheden krijgen et cetera. Maar enige maatschappelijke bevlogenheid? Niks.
Waarop vanuit Franstalig België ferm wordt gereageerd dat het non is, over hun dood lijk en zo, dat het altijd hetzelfde is met die Vlamingen. Waarna Dewael dan weer repliceert, neen, dat hij niet gelooft dat hij België daarmee uit elkaar doet barsten, of ja, dat hij gelooft dat Wallonië beter af is als de miljardenstroom uit Vlaanderen opdroogt, want dat het dan eindelijk zijn lethargie kan afschudden.
Met dat geloof van de minister-president kan iedereen het stellen. Maar geen geloof zonder de werken natuurlijk.
Dewael heeft het over middelen, niet over doelstellingen. En dat is een veeg teken. Vorige Vlaamse regeringen (en parlementen) plachten zich ook met grote regelmaat te buiten te gaan aan op hoge toon geformuleerde communautaire eisen. Die suggereerden dat we wat zouden meemaken mochten zij echt eens kunnen doen wat ze wilden doen. Maar helaas, de bevoegdheden ontbraken hen daartoe. Die moesten dus worden overgeheveld, en wel nu, subiet. Het ging bij nader toezien meestal om hogeborstzetterij waarmee die Vlaamse politici vooral hun onmacht, onwil of gebrek aan fantasie en aan politieke moed wilden maskeren.
De vraag kan rijzen of Vlaanderen wel beter af is nu het mee de plak mag zwaaien over de plantentuin van Meise. En of de derde wereld beter af is met een ‘eigen’ Vlaamse, maar verder geheel onbestaande want totaal ongeïnspireerde ontwikkelingssamenwerking. Het jammere aan Dewaels manifest is vooral dat het zijn lezers geen reële boodschap te bieden heeft. Het is alleen leerrijk in de mate dat er tussen de regels in te vernemen valt dat ook de paars-groene Vlaamse regering wat aan het aanmodderen is en haar maatschappelijke project heeft vervangen door een klaagzang die alleen haar eigen lethargie ontmaskert.
Marc Reynebeau