Het liberalisme verovert de derde wereld. Met die zekerheid keerde voorzitter van de Liberale Internationale Annemie Neyts terug van het vijftigste congres van haar organisatie.
Ondanks het gemeenschappelijk geloof in vrije markt en actieve welvaartsstaat zijn er nog steeds punten waarop socialisten en liberalen erg van elkaar verschillen. Neem nu hun leiders: als de Socialistische Internationale verzamelen blaast, is er altijd wel een moment waarop de big shots als gladiatoren de zaal inschrijden om vervolgens op het podium enige Gewichtige Woorden uit te spreken. Het is een uitgekookt ritueel met veel schouderklopjes, accolades en goed getimed applaus. Of ze nu François Mitterrand, Willy Brandt of Tony Blair heten, socialistische chefs zijn ijdel en laten zich de honneurs altijd welgevallen.
Op de Liberale Internationale proberen ze iets soortgelijks, maar steevast loopt het fout. In Ottawa liep het weer in de soep. Volgens het draaiboek moesten vier kanonnen samen het congres openen. In volgorde waren dat de eerste minister van Canada Jean Chrétien, Europees commissaris Frits Bolkestein, de Belgische premier Guy Verhofstadt en de Senegalese president Abdoulaye Wade. De enige die tijdig kwam opdagen, was Verhofstadt. Chrétien, die in Ottawa nochtans kantoor houdt, daagde met tien uur vertraging op. Bolkestein kwam een dag later, Wade helemaal niet.
Met uitzondering van Annemie Neyts, die vorig jaar de leiding van de Internationale van Bolkestein overnam en het Congres in goede banen moest leiden, maakte niemand zich druk over de ongedisciplineerde leiders. Neyts, die voortdurend moest improviseren, kreeg het één keer echt moeilijk. Toen Chrétien tijdens de slottoespraak iedereen voor het vlijtige congreswerk bedankte, had hij speciale woorden van lof voor de inzet van Mister president van de Internationale. Het was de Canadese premier – al meer dan tien jaar een van de boegbeelden van het internationaal liberalisme – alsook zijn medewerkers totaal ontgaan dat de voorzitter geen man, maar een Belgische dame was.
Zo’n uitglijer zegt iets over het belang dat liberale boegbeelden aan hun internationale hechten. Bij de PRL bijvoorbeeld. Terwijl minister van Buitenlandse Zaken Louis Michel een geldig excuus had – hij moest voor regeringszaken naar Zuid-Korea – vond niet één PRL’er het nodig om in Ottawa acte de présence te geven. Andorra daarentegen stuurde vijf afgevaardigden, Burundi zeven en Mongolië negen.
DE MOLLEN VAN DE EVP
In totaal waren 53 landen op het congres vertegenwoordigd en Neyts was daar tevreden mee. De bedenking dat haar Internationale slechts een afkooksel van de socialistische is, kan bij haar op weinig begrip rekenen. ‘Momenteel zijn tachtig partijen aangesloten en in 37 landen hebben we regeringsverantwoordelijkheid. In zowat vijftien procent van alle landen die in de Verenigde Naties zijn vertegenwoordigd, zijn we mee aan de macht. Dat is niet mis, zeker als ik zie vanwaar we komen.’
Tot midden de jaren tachtig was de Liberale Internationale een westers clubje waar heren van stand hun licht over de wereld lieten schijnen. De debatten waren meestal zeer afstandelijk en doorgaans overheerste hautain misprijzen voor lieden die zich in de politieke loopgraven waagden. Vandaag hebben de politieke partijen het in de Internationale voor het zeggen en valt de sterke aanwezigheid van de derde wereld op. Het zorgenkind is Europa, en zeker de Latijnse landen. In Ottawa was er niet één Frans, Grieks of Portugees politicus, terwijl Spanje en zeker Italië alleen door regionale of marginale partijen waren vertegenwoordigd. Het liberalisme mag dan al in Honduras, Senegal en de Baltische landen gedijen, in het zuiden van Europa kan het nauwelijks wortel schieten. Neyts heeft er geen afdoende verklaring voor en verwacht niet dat de dingen op korte termijn ten goede zullen keren.
Een reden tot zorg is de groeiende polarisering in Europa tussen links en rechts. Sinds de Europese Volkspartij (EVP) zich in het Europees parlement als een conservatieve groep opwerpt, krijgen de liberalen nog moeilijker voet aan de grond. Ook in de toekomstige lidstaten van de Unie is de EVP met haar mollenwerk begonnen. Fidesz, de partij van de Hongaarse premier Viktor Orban en lange tijd het liberale paradepaardje in centraal-Europa, nam onlangs bij Wilfried Martens zijn intrek. Neyts is over de concurrentieslag van de EVP niet te spreken en baalt van de groeiende polarisering in de Unie. ‘We hebben er niets bij te winnen. Bovendien rijst de vraag wat je in die zeer heterogene formaties kunt aanvangen. Alleen de grote landen hebben er baat bij.’ Dat thema kwam in Ottawa niet aan bod. Volgens de leiding van de Internationale is het een typisch Europese problematiek en bijgevolg hoort het op Europese fora gevoerd te worden. ‘We willen ons niet aan eurocentrisme bezondigen’, zo luidt het.
Op dat punt werd in Ottawa een foutloos parkoers afgelegd. Europa kwam eigenlijk maar één keer aan bod. De Internationale betreurt dat de onderhandelingen over de uitbreiding van de Unie zo traag verlopen. Het is een klassieke Britse stelling en niet volledig in overeenstemming met het Belgische regeringsstandpunt. Neyts, die als staatssecretaris voor Buitenlandse Handel mee aan de Europese onderhandelingstafel zit, tilt er niet zwaar aan. ‘Ik heb onderhand geleerd dat je aan dergelijke resoluties niet te veel belang moet hechten. Je mag de impact ervan vooral niet overschatten.’
Of er geen deontologisch probleem rijst om tegelijkertijd de Liberale Internationale te leiden en het Belgisch Buitenlands beleid mee gestalte te geven? Op uitdrukkelijk verzoek van het Europees parlement nam ook Bolkestein ontslag, omdat de baan niet met een Europees commissariaat te verzoenen was. Neyts ziet echter geen problemen. ‘In Nederland denken ze daar heel strikt over. Als lid van de uitvoerende macht moet je er alle partijpolitieke activiteiten haast opgeven. Ik ben van mening dat het staatssecretariaat met het voorzitterschap van de Internationale gecombineerd kan worden. Er is wel een voorwaarde: je moet de twee functies strikt scheiden.’
ONDER VRIENDEN
Met Duitsland en Groot-Brittannië stuurt Nederland doorgaans de grootste delegatie naar een congres van de Internationale. Meestal gaat het om actief en assertief volk dat radicale, liberale klemtonen verdedigt. Ook in Ottawa serveerde de VVD, de Nederlandse liberalen, een vracht amendementen waarin maximale vrijheid en minimale heffingen voor de wereldhandel werden bepleit. Vooral de Canadese zusterpartij van premier Chrétien die allergisch is voor ideologische scherpslijperij en zich beduidend linkser opstelt dan de Europese geestesgenoten, had het daar moeilijk mee. Er moest tot een gat in de nacht vergaderd worden om een vergelijk te vinden. Neyts moeide zich niet in dat dispuut. Een voorzitter hoort boven het gewoel te blijven, a fortiori als je in eigen land staatssecretaris voor Buitenlandse Handel bent.
In tegenstelling tot de VVD trekt de VLD op zo’n congres niet meteen de aandacht met inhoudelijke standpunten. Neyts schikt zich in haar rol als voorzitter, premier Verhofstadt heeft er tijd noch zin in en voor het overige is er in de verste verte geen VLD’er te bespeuren. Geen Karel De Gucht, Patrick Dewael of Herman De Croo. Verhofstadt zelf hield het bij bevlogen woorden over de ‘most important political revolution of the 20th century’ (de val van de Berlijnse muur) en het groot geluk dat de liberale partijen vandaag is toebedeeld: ‘They have the great opportunity of living and growing in a liberal world.’
Verhofstadt had in Canada trouwens meer om handen dan de Liberale Internationale. Op verzoek van baron Paul De Keersmaeker opende hij het onderzoekscentrum van het Interbrew-filiaal Labatt en vervolgens zette hij in Toronto voor een uitgelezen gezelschap het Belgische investeringsparadijs in het zonnetje. Hij sloot de Canadese trip af met een lange babbel met premier Chrétien. De twee gaan de krachten bundelen om met Zwitserland het federale model in de wereld te promoten. In 2004 organiseert België een congres van het federale Forum.
Volgens Verhofstadt kan België die stap zetten omdat het nu een stabiele federale structuur heeft. Het jongste communautair akkoord en vooral de manier waarop het werd afgesloten – zonder zware crisis of confrontatie – is voor de premier een bewijs dat de nieuwe generatie heel anders tegenover het federalisme staat dan de vorige. ‘In tegenstelling tot twintig jaar geleden zijn we allemaal federalisten. Voor ons is deze staatsstructuur een evidentie.’ Verhofstadt gelooft ook niet dat de regio’s uiteindelijk de centrale staat zullen ontmantelen. De wijze waarop ontwikkelingshulp werd geregionaliseerd, zet de premier niet aan het denken. ‘Als de federale overheid het been stijf houdt, staan de regio’s voor het blok. Overigens is er geen reden om een manoeuvre te vrezen. Dewael en ik zijn maten, goede vrienden.’
Paul Goossens