Wil de Wetstraat echt politieke vernieuwing? Of heeft ze zich vastgereden in de NPC-show? Een verhaal over verborgen agenda’s, dubbele tongen, virtuele en reële democratie. ‘Liever duizend kleine verhalen dan dat ene grote NPC-verhaal.’

Marcel woont in een Antwerpse blokkendoos. Sinds enkele maanden is hij medebeheerder van het gebouw. Omdat het de spuigaten uitliep met het afval, zijn de eigenaar en de bewoners op een dag gaan samenzitten. Ze hebben hun hart gelucht, het probleem bestudeerd, oplossingen bedacht en uitgeprobeerd. Ten slotte hebben ze enkele afspraken gemaakt. Marcel wil geen medaille voor burgerzin, hij kan ons niet vertellen wie wie is in welk van de zes parlementen die België rijk is. Hij kan ons wel van naaldje tot draadje uitleggen wat precies het probleem was met dat huisvuil daar in Antwerpen. En hoe het komt dat hij en zijn medebewoners tegenwoordig, als ze in de supermarkt staan, twee keer nadenken over de verpakking die ze mee naar huis slepen.

Marcel zou zich een hoedje schrikken als hij van politologen of politici te horen zou krijgen dat hij ‘aan politiek doet’, dat hij ‘het nieuw soort burger is dat de democratie de komende jaren nog meer nodig zal hebben’, om Luc Huyse te parafraseren. Hij hoeft dat ook niet te weten. Laat Marcel maar zijn.

Ook in 1996 begon het hoopvol. Hier en daar kwamen burgers samen, ze stelden zich op de hoogte van justitie en politiek, leerden dat een rechtsstaat complexer is dan het eenduidige verhaal van schuld en boete. Er was confrontatie, dialoog, catharsis. Er werd, zo noemen sociologen het, ‘sociaal kapitaal’ opgebouwd. Natuurlijk is dat niet het volledige verhaal. De meeste witte comités hielden zich uitsluitend bezig met de verdwenen kinderen, op zich niet oneerbaar. Andere comités waren van meet af aan niet meer dan verzuurde, antipolitieke clubjes. Die fameuze ‘witte beweging’ bestond niet, maar ze was tegelijkertijd wel een spiegel van dat complexe geheel dat samenleving heet. Dat vat vol tegenstrijdigheden. Moderne chaos was het.

Maar het sociaal kapitaal werd verknoeid. Burgers lieten zich het hoofd op hol brengen. Door cynici die in die stroom alleen maar diffuus ongenoegen en ‘emocratie’ ontwaarden. Door witte ridders die hen een burgerparadijs voorhielden en de grootste schreeuwers naar de mond begonnen te praten. Door twijfelende politici die er wel oren naar hadden, maar geen blijf wisten met het ongeorganiseerde karakter van de boosheid van die honderdduizenden Belgen. Die politici wijten het ook dááraan dat de antwoorden die ze menen aangereikt te hebben, zoals de hervorming van politie en justitie, nooit als zodanig ervaren zijn.

Ook de officieuze en officiële werkgroepen en commissies die zich over de ‘verfijning en versterking van de democratie’ bogen, zeg maar de cenakels van de nieuwe politieke cultuur (NPC), waren een antwoord op ‘het signaal van de burger’. De Commissie Politieke Vernieuwing die onlangs is opgericht in Kamer en Senaat, op initiatief van de regering-Verhofstadt, is er een late uitloper van. Het moet zowat het herfsttij van de NPC zijn.

VERBORGEN AGENDA’S

De animo is verdwenen. Niet omdat de politici van slechte wil zijn, toch niet allemaal, wel omdat ze na vier jaar praten en studeren tot diepere inzichten zijn gekomen. Ze hebben vastgesteld dat er aan elk punt op de agenda – referendum, afschaffing van de lijststem, grotere kieskringen, enzovoort – minstens zoveel contra’s als pro’s zijn verbonden. De meest wijze onder hen gaan zelfs verder en durven al eens te opperen dat ze zichzelf en de bevolking met nieuwe en gevaarlijke illusies hebben opgezadeld. En dat de politieke instrumenten waar ze nu hun hoofd over breken misschien toch een beetje naast de kwestie zijn. En de kwestie was toch: hoe versterk je de democratie? Het is omdat ze het vier jaar lang beloofd hebben, dat ze de agenda niet durven om te gooien en soms, maar al veel minder, nog altijd stoer zeggen dat alles anders en beter zal worden.

Gaandeweg heeft de Wetstraat zich met de NPC vastgereden in een web van gegronde twijfels, politieke spelletjes, verborgen agenda’s en foutieve inschattingen. In alle partijen vind je over elk NPC-thema de meest uiteenlopende standpunten. ‘Toch spelen ze de zwartepiet het liefst door naar de CVP die zogezegd tégen alle politieke vernieuwing is’, zegt Mieke Van Hecke (CVP). ‘Het is zoveel makkelijker om te flirten met het absolutisme van de verantwoordelijke, bewuste burger. Ondertussen komen velen ons wel discreet vragen om alstublieft op de rem te gaan staan. In Nederland hebben ze eerst een uitputtende inventaris gemaakt van voor- en nadelen van alle mogelijke ingrepen in het politiek bestel. Pas daarna zijn ze aan de discussie begonnen. Bij ons gebeurt het met de natte vinger. We moeten de lijststem afschaffen! Waarom? Omdat de mensen zich dan meer betrokken zullen voelen. Einde debat.’

Zelden lieten politici hun diepste gedachten zien als ze allerlei veranderingen van de politieke spelregels bejubelden met een discours over méér democratie. ‘Het is laakbaar, maar ook menselijk en begrijpelijk’, zegt VUB-politoloog Jo Buelens. ‘In de wandelgangen maken de partijen stilletjes hun berekeningen: wat levert een grotere kieskring of de afschaffing van de lijststem ons op? Bijna elke partij worstelt met een almaar smaller wordende stam. Dus is het ook logisch dat ze met deze of gene ingreep hopen zichzelf te versterken. Iedere partij wil wel weer eens een avond organiseren waar nog wat volk op afkomt.’

‘Andere motieven zijn dan weer beter bedoeld, maar hebben vooral te maken met projectie. Sommigen zullen wel echt geloven dat de kiezer vragende partij is voor de afschaffing van de lijststem. Maar wie wil dat het meest? Zou dat niet veeleer die politicus zijn die met zijn vijfhonderd stemmen niet verkozen is, en zijn partijgenoot met tweehonderd stemmen, maar een betere plaats op de lijst, wél? Overigens heeft een partij doorgaans wel een goede reden om die minder populaire jongen zo hoog op de lijst te zetten. Misschien is het wel een goede politicus, broodnodig voor de kwaliteit van het beleid. Dat is een zeer eerbare houding, alleen durven te weinig politici dat vandaag ook verdedigen. Ze cijferen zichzelf weg. Ze wekken de indruk dat ook zij vinden dat een partij iets vies is. Leg toch eens uit dat je niét vindt dat een partij er alleen is om schoonmaaksters te benoemen, maar wel om goede ideeën en mensen te verzamelen, om een coherent programma naar voren te brengen. Je partij moet dat dan ook wel zijn, natuurlijk.’

VALSE HOOP VERZEKERD

Buelens’ collega Patrick Stouthuysen vat de tragische ironie van het NPC-verhaal samen: ‘De politici hebben een engagement aangegaan dat ze nooit zullen kunnen waarmaken. En je ziet het niet alleen in België. Ook in andere landen stak de afgelopen jaren het vage idee de kop op dat het politieke systeem niet meer voldoende slagkrachtig of legitiem is. Ook elders begon men aan de kiesstelsels te prutsen. Het effect op korte termijn van hervormingen wordt overschat. Het is natuurlijk verleidelijk om te denken dat, als je de spelregels maar verandert, je een beter politiek bestel zult krijgen. En nog verleidelijker om te denken dat je er als politicus of partij zelf beter zult van worden. Italië is een triest voorbeeld van waar ondoordachte en overhaaste hervormingen kunnen toe leiden. Daar hebben ze hun kiesstelsel eerst hervormd en nu willen ze terug naar de oude situatie. Dat kan natuurlijk niet.’

Mieke Van Hecke: ‘Sleutelen aan de democratie is zo belangrijk en zo ingrijpend dat het geen experiment mag zijn. Dat moet iedere beleidsman of -vrouw met een beetje verantwoordelijkheidszin toch inzien? Je kunt niet zomaar eens proberen om verkiezingen te organiseren zonder lijststem en als het resultaat je dan niet bevalt, alles terugschroeven. Als de CVP zoiets oppert, zijn wij natuurlijk ouderwets. Het probleem is dat te weinig anderen dat ook durven te zeggen. Ze verhullen hun uitgangspunten, als ze die al hebben. Zo staat de afschaffing van de lijststem haaks op het voorstel tot grotere kieskringen. Met het eerste wil men zogezegd de burger directer het politieke personeel laten bepalen, en met het andere vergroot men juist de afstand tussen de kiezer en de politicus. Waarmee ik dan weer niet de beschamende uitwassen wil goedpraten van politici die té dicht bij de kiezer stonden. En zo heeft alles zijn voor- en nadelen. Maar een eerlijk debat hierover wordt fel bemoeilijkt.’

Niets zo nefast als halve beloftes. In de Wetstraat behoren ze dat al veel langer te weten. Toch dreigt hetzelfde spel zich te herhalen, uitgerekend met de belofte van de politieke vernieuwing. Door de vele onzuiverheden in het debat ontstaat het risico dat de Wetstraat uitpakt met half gewenste, onvoldragen hervormingen. Dat was al zo met de hervorming van de Senaat in 1995. Dat zou een reflectiekamer worden voor wijze mannen en vrouwen. Maar door in één beweging ook nationale kieskringen in te voeren voor de Senaat, werd het de arena voor een populariteitspoll. Uit dit mislukte experiment trekt men dezer dagen dan ook nog eens een verkeerde conclusie: in plaats van de Senaat vooralsnog in te vullen zoals bedoeld, willen sommigen hem gewoon afschaffen. En dan ook nog verwachten dat de burger de politiek ernstig neemt.

Andere gemiste kansen zijn bedreigender voor de democratie en voor dat waar de NPC juist beloofde te zullen toe komen: het herstel van het vertrouwen. Een slecht uitgevoerd referendum of een volksraadpleging die niet echt gewild is maar nu eenmaal wordt georganiseerd omdat de politici menen dat ‘de tijdgeest’ het vraagt, leiden tot frustraties in het kwadraat.

Stouthuysen: ‘Een van de grootste misverstanden rond het hele politieke vernieuwingsdebat is dat men mensen de illusie geeft dat er naar hen geluisterd zal worden als we de representatieve democratie maar uitbreiden met een tikkeltje meer directe democratie. Zodra politici dan weer onder elkaar zijn, blijkt natuurlijk dat ze dat in wezen eigenlijk niet willen. Niet omdat het slechte mensen zijn en zelfs niet omdat ze machtsgeil zijn, maar omdat ze vrezen dat ze bijvoorbeeld via referenda een slecht beleid zullen krijgen. Voelen ze zich dan toch verplicht om het te doen, dan moet het wel uitmonden in valse hoop. Daarop loopt het in Vlaanderen vaak spaak met de al bestaande inspraakprocedures.’

Buelens: ‘Het welslagen van een instrument of een techniek hangt volledig af van diegene die ze gebruikt. Ben je oprecht luisterbereid, of doe je het uit verplichting terwijl je au fond de pretentie hebt het toch allemaal beter te weten? Dan nog liever de eerlijkheid van de politicus die zegt: sorry, ik vind dat ik beter geplaatst ben om de juiste beslissingen te nemen en als u het niet met mij eens bent, wel, ik geef u rendez-vous bij de volgende verkiezingen.’

LAAT DUIZEND VERHALEN BLOEIEN

Afgelasten dan maar, die NPC-show? Afvoeren, die referenda en andere instrumenten? Of een tweede keer nadenken, de uitgangspunten duidelijker aangeven, de groeipijnen aanvaarden, er minder fabeltjes rond verkopen, Marcel zijn ding laten doen?

Van Hecke: ‘Als je het plat opportunistisch gebruik eruit krijgt, is het referendum een schitterend instrument. We moeten er alleen minder onzin over verkopen. In die zin ben ik wel hoopvol gestemd. Ik merk toch hoe er lokaal steeds creatiever wordt gezocht naar wegen om de bevolking bij de besluitvorming te betrekken. Niet alleen buig je zo die verschrikkelijke attitude om van mensen die wel een verkeersdrempel in hún straat willen, maar twee straten verder honderd kilometer per uur willen blijven rijden. Je wil dat mensen het hele plaatje zien en dus ook de logica van de besluitvorming begrijpen. Dat staat ver van de NPC-retoriek in de Wetstraat. Zoals je ook méér mag verwachten van leerlingen die een engagement aangaan in een schoolraad dan van een apart vak ‘politieke vorming’. Wie in een schoolraad zit, is al bezig met politiek.’

Stouthuysen: ‘Op veel plaatsen in Vlaanderen zie je vrij goede initiatieven ontstaan. Je krijgt formules van medebeheer in buurten en wijkraden, maar dan niet in de romantische betekenis. Het is heel fragmentarisch en het gaat altijd over zeer praktische zaken. Op termijn verwacht ik meer van zo’n concreet groeiende cultuur dan van het gesleutel aan kiesstelsels en dergelijke. Liever duizend kleine verhalen dan één groot verhaal over dé burger die de samenleving zal veranderen. Laat dat sociaal kapitaal groeien, maar zonder illusies. Verwacht niet dat je daarmee andere en betere mensen zult krijgen.’

Wat in België her en der al bloeit, heet in de buitenlandse literatuur en de praktijk zoals ze vooral in Nederland en Denemarken bestaat, ‘dialogische of participatieve democratie’. Het zijn dure woorden voor iets waar velen die actief zijn in het kleinschaliger verenigingsleven al mee vertrouwd zijn. Het is geen directe democratie, het staat ver van het noteren en optellen van meningen, ja’s en nee’s. Het is evenmin een schaamlapje om de representatieve democratie meer legitimiteit te geven. Het is gewoon zeer prozaïsch, democratie als een werkwoord.

Een klassiek voorbeeld is de formule van de burgerpanels. In een stad of een gemeente wordt rond een concreet onderwerp een representatieve groep van burgers verzameld. Ze krijgen alle kansen en middelen om zich een gedegen mening te vormen. Ze kunnen getuigen en experts horen. Op het einde van de rit vellen ze een oordeel, stellen ze een oplossing voor. Dat moet geen consensus zijn, geen eenheidsworst. Ook de burgers die in dit verhaal in het zand bijten, begrijpen op z’n minst het waarom van de uiteindelijke beslissing. Er is dialoog geweest, confrontatie, meningen zijn bijgesteld.

In zijn boek Ecologie en burgerschap. Pleidooi voor een nieuwe levensstijl betoogt Dirk Holemans, tegenwoordig Vlaams parlementslid (Agalev) maar in een vorig leven academisch vorser, waarom deze democratie van ‘publieke ruimtes’ zich steeds meer opdringt. We leven in een risicomaatschappij waar nieuwsoortige problemen niet meer kunnen worden opgelost zonder een grondige wijziging van de levensstijl. Mobiliteit is er een schoolvoorbeeld van. Die problemen vergen almaar pijnlijker en minder populaire maatregelen. Ze paternalistisch opleggen zoals vroeger kan steeds minder, ook wegens de verschuiving van de macht en het tanende gezag van de politiek. Als die maatregelen ook nog effect willen hebben, volstaat het niet meer om van de burger te verwachten dat hij de wet kent, hij moet de noodzaak ervan persoonlijk aanvoelen.

Vlaanderen heeft honderden pagina’s milieuwetgeving (Vlarem), maar op het terrein heeft dat nog altijd niet tot een trendbreuk geleid. Of om een kleinschaliger voorbeeld te nemen: het beste stedelijk plan voor afvalscheiding mislukt als de stedelingen het zonder uitleg of inspraak in de maag krijgen gesplitst. Marcel sorteert zijn afval alleen maar als hij zelf de zin ervan heeft ervaren, niet omdat de overheid zegt dat het moet.

‘Dialogische democratie verschilt grondig van directe democratie’, zegt Holemans. ‘Bij het laatste doet het marktmodel zijn intrede in de politiek. Het vertrekt van de gedachte dat als je een enquête houdt, je ook een inzicht krijgt in wat leeft in een samenleving. Terwijl democratie juist betekent dat je mensen in staat stelt om hun eigen visie te bevragen en eventueel te veranderen. Alleen zo krijg je een maatschappelijk draagvlak voor noodzakelijke veranderingen. In de politiek leven we nog te veel met de gedachte dat als we hier een wet goedkeuren, er ook iets zal veranderen in de samenleving.’

ENGAGEMENT KUN JE NIET OPLEGGEN

Veel nuances zijn er bij dit verhaal te maken, en ook hier weer moeten nieuwe illusies worden vermeden. Legt directe democratie te weinig verantwoordelijkheid bij de burger, de neiging is groot om bij dialogische democratie dan weer te veel te gaan vergen.

Stouthuysen: ‘Ook hier moet je oppassen met de projectie van politici. Voor hen betekent ‘verantwoordelijkheid opnemen’ iets wat je een carrière lang doet. Ze zijn al snel geneigd om mensen die zich nu en dan en voor heel punctuele zaken willen engageren een tekort aan burgerzin te verwijten. Het is maar wat je ervan verwacht.’

Holemans: ‘Betrokkenheid is iets heel relatiefs. Het is geen statisch gegeven. Maar het heeft natuurlijk ook te maken met de prikkels die je mensen geeft. Ik geloof dat je via publieke ruimtes wel mensen kunt bereiken die zich voordien helemaal afsloten. Je kunt het natuurlijk niet opleggen. Engagement is geen plicht. Dat zou de euthanasie van de democratie zijn. Dat is zo ongeveer hetzelfde als mensen verplichten om elkaar lief te hebben.’

‘Dat stuit mij ook tegen de borst in het hele discours van de Derde Weg en de actieve welvaartsstaat. Het is nu zeer bon ton om het over rechten en plichten te hebben en vooral die plichten te onderstrepen. Het is prima om burgers te herinneren aan hun eigen verantwoordelijkheid, maar je moet wel blijven beseffen dat die verantwoordelijkheid vandaag nog altijd zeer ongelijk is verdeeld. Stel dat de burger via zo’n dialogische democratie met kennis van zaken bereid wordt gevonden om minder afval te produceren, dan is hij nog altijd afhankelijk van wat hij in de supermarkt kan kopen. Op de verpakking van producten heeft hij geen enkele greep. De verantwoordelijkheid in dit verhaal moet ook bij de producenten liggen. De democratie stopt nu nog te veel aan de poorten van multinationals en internationale organisaties zoals de Wereldhandelsorganisatie (WHO).’

Meer kwaad dan goed loert ook om de hoek als die ‘duizend kleine verhalen’ toch ook weer tot één groot verhaal zouden worden gesmeed. Dat is een beetje de tragedie geweest van de vele adviesraden die in de loop van de jaren zeventig gegroeid zijn, met de beste bedoeling om mensen meer inspraak te geven. Elke stad kreeg zijn milieu-, jeugd-, migranten- en seniorenraad. En van wie daarin zetelde, werd alweer een permanente betrokkenheid verwacht, waardoor ze opgeslorpt raakten door het beleid en de afstand met de doelgroep alweer te groot werd.

‘Ofwel werken die adviesraden niet, ofwel worden ze gemanipuleerd door een besloten groepje, ofwel wordt het geïnstitutionaliseerde oppositie’, zegt Stouthuysen. ‘Dat is de essentie: het gaat uiteindelijk altijd om technieken en als ze in een cultuur vallen waar ze niet in passen, lukt het niet. De vraag is dus: kun je een cultuur veranderen? Als het over de nieuwe democratieën in Oost-Europa gaat, zeggen wij altijd: geef het tijd, want wij hebben er ook zeshonderd jaar over gedaan vooraleer de democratie een beetje werkte. Inzake de NPC moet je er ook van uitgaan dat het een proces van lange adem wordt.’

Buelens: ‘Je hebt geen enkele garantie dat een techniek die wel lukt in gemeente X – omdat de motivatie daar zuiver is en omdat je daar mensen hebt die bereid zijn om het goed te implementeren – het ook zal doen in gemeente Y, waar die voorwaarden ontbreken. Die fout is al vaker gemaakt, onder meer met het Sociaal Impulsfonds. Te snel worden geslaagde pilootprojecten gekopieerd in andere plaatsen met een totaal andere cultuur. Eénzelfde interactief instrument kan hier een succesverhaal worden, elders een ramp.’

Een laatste maar belangrijke nuance bij dit verhaal is de rol die de dialogische democratie kan spelen in de strijd tegen extreem-rechts. Die rol is op termijn in elk geval groter dan welke ingreep in het kiesstelsel dan ook. Het is wijzer om mensen die bijvoorbeeld uit hun weekendhuisje worden gezet te doen begrijpen waarom dat zo is dan ze uit de stemhokjes te weren.

Holemans: ‘Mensen zijn niet eenduidig. Grosso modo denk ik dat er in elke samenleving vijf procent mensen zijn met een extreem-rechts gedachtegoed. Boven die grens zit je met mensen die op een bepaald moment om een bepaalde reden in die hoek gaan staan of erin geduwd worden. Vandaar dat het zo belangrijk is om vooral in steden en gemeenten die dialogische processen op gang te brengen.’

Ook hier past de waarschuwing dat de strijd tegen extreem-rechts niet de eerste motivatie mag zijn om mensen meer bij het beleid te betrekken. Want de gedachte dat de burger op die manier morgen misschien wel weer ‘voor ons, democraten’ zal stemmen, is gewoon een variante van de verborgen agenda’s in het NPC-discours.

Eigenlijk kan de Wetstraat maar beter rustig en nuchter verder onderzoeken of en hoe kiesstelsels en andere spelregels moeten worden bijgestuurd. Zonder hoogmissen. Als ze ondertussen ook maar alert blijft voor de opbouw van ‘sociaal kapitaal’ via minder spectaculaire wegen. Ondersteunend en stimulerend waar ze kan, zonder te accapareren of de burger op te hemelen. Eigenlijk is democratie weinig heroïsch. Holemans: ‘De clash des idées, dat blijft eigenlijk de essentie van de democratie.’

Filip Rogiers

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content