‘DE ANTIDOPINGSTRIJD DREIGT STEEDS MEER EEN JURIDISCHE VELDSLAG TE WORDEN’
In het Gentse Doping Control Laboratory bindt professor Peter Van Eenoo dagelijks de strijd aan met de verboden middelen. Een gesprek over hormonen, microdosissen en de heilige angst voor advocaten. ‘De media-aandacht die we krijgen, is omgekeerd evenredig met onze financiële middelen.’
Het mag dan een van de hoogst aangeschreven anti-dopinglaboratoria ter wereld zijn, de dagelijkse realiteit in het Gentse Doping Control Laboratory is weinig spectaculair. Laboranten in witte stofjassen benen door het lab en turen naar notitieblokken. Het miezerige weer werpt een dof licht op het interieur. Het is een wereld van proefbuizen, pipetten en vale kleuren. Aan de muur krommen Briek Schotte en Tom Boonen vervaarlijk de rug. ‘Negentig procent van onze medewerkers zijn grote sportliefhebbers’, vertelt professor Peter Van Eenoo, die het Gentse antidopinglab sinds oktober 2010 leidt. Zelf staan zijn sportieve prestaties op een laag pitje. ‘Mijn koersfiets staat hier al twee jaar onaangeroerd in het fietsenrek’, geeft Van Eenoo hoofdschuddend toe. De banden zijn ondertussen al zo plat als maar kan. Ik vind er gewoon de tijd niet meer voor.’
Het zijn nochtans trieste tijden in de sportwereld. Voormalige wielergrootheden als Lance Armstrong en Michael Rasmussen vielen van hun voetstuk. In Madrid is er het ophefmakende proces tegen de Spaanse dopingdokter Eufemiano Fuentes, waar met de regelmaat van de klok nieuwe dopinglijken uit de kast donderen. Toch is Van Eenoo ervan overtuigd dat het de goede kant opgaat met de topsport. ‘Halverwege de jaren negentig wisten we dat we met een geweldig groot probleem zaten. Er werd in allerlei sporttakken massaal epo gespoten, en we wisten dat we machteloos stonden, omdat we het niet konden opsporen. Dat gevoel hebben we vandaag niet. Er zijn nog steeds moeilijk opspoorbare stoffen, maar we staan niet langer machteloos. Ik heb nu niet hetzelfde frustrerende gevoel als tijdens de jaren negentig. Al kan het zijn dat ik u binnen tien jaar zal moeten toegeven dat mijn gevoel fout was.’
Is de huidige generatie dopingproducten minder effectief dan de vorige?
Peter Van Eenoo: Epo is waarschijnlijk het meest effectieve dopingmiddel aller tijden. Het is een van de weinige middelen waarvan men ondubbelzinnig heeft kunnen vaststellen dat het de prestaties verbetert. Bovendien kon het in heel veel sporten gebruikt worden, was het zeer gemakkelijk te gebruiken en was de kwaliteit gegarandeerd. Als je iets op de zwarte markt haalt, weet je nooit wat je in huis haalt, maar epo kon je in veel landen gewoon bij de apotheker krijgen. Ik denk niet dat zo’n wondermiddel nog bestaat. Er is momenteel nog steeds een probleem van detectietijd: epo in microhoeveelheden en groeihormoon is slechts enkele uren of dagen opspoorbaar. Dat geldt ook voor bloedtransfusies waarbij je je eigen bloed inbrengt.
Zijn de effectieve producten dan niet meer in omloop?
Van Eenoo: Er zijn eigenlijk amper dopingproducten waarvan bewezen is dat ze ook echt effect hebben. Neem nu salbutamol, een middel tegen astma dat stimulerend zou werken. Volgens sommige tests is er verbetering, volgens andere niet. Als niet-gespecialiseerd wetenschapper geeft dat mij de indruk dat het bij sommigen werkt, afhankelijk van de dosis, maar dat de effecten grosso modo niet spectaculair zijn. Het is geen wonder- middel dat iedereen vijf kilometer per uur sneller doet fietsen, zoals epo dat wel was.
De internationale wielerbond UCI voert sinds 2011 een no needle policy, die intraveneuze toediening zonder dringende medische reden verbiedt. Is dat verbod verdedigbaar?
Van Eenoo: Absoluut. Dopingbestrijding doe je om de fairplay te bevorderen, maar zeker ook voor de gezondheid van de atleten. Vroeger kregen renners na zware inspanningen sondevoeding, om weer reserves op te bouwen. Dat is eigenlijk niet gezond. Op die manier kun je de fysiologische grens overschrijden, zonder dat je lichaam nog signalen uitstuurt dat het niet meer kan. Topsport is al niet gezond, en doping nemen is nog eens een extra risico. Anderzijds inspireren topsporters brede lagen van de bevolking om ook te gaan sporten. De gezondheidsrisico’s van de topsporter worden grotendeels gecompenseerd door het heilzame effect van sport op de gehele bevolking.
Op het proces tegen dopingdokter Eufemiano Fuentes is dat nochtans de aanklacht. Fuentes zou de volksgezondheid in gevaar hebben gebracht.
Van Eenoo: Dat hangt ervan af hoe je volksgezondheid definieert. Fuentes heeft de gezondheid van Jan Modaal niet in gevaar gebracht, maar is als arts absoluut over de schreef gegaan. Hij heeft echt ongeoorloofde risico’s genomen met de gezondheid van zijn patiënten. Er kan zoveel verkeerd gaan bij bloedtransfusies.
Acht u het bloeddopingtijdperk met het proces-Fuentes nu voorgoed afgesloten?
Van Eenoo: Bloedtransfusies met andermans bloed zijn verleden tijd, wegens veel te gemakkelijk om op te sporen. Bloedtransfusies met eigen bloed zijn nog steeds moeilijk te detecteren, tenzij de sporter in kwestie een bloedpaspoort heeft. Wielrennen is de enige sport waar het paspoort zo uitgebreid is. In sporten als voetbal of tennis wordt bijna niet gecontroleerd.
Vallen dopingcontroles gemak-kelijk te omzeilen?
Van Eenoo: Als je met kort opspoorbare middelen werkt wel. Na elf uur ’s avonds mogen dopingcontroleurs geen controles meer uitvoeren. Veel sporters spuiten zich na dat uur in, drinken veel water en hopen dan dat het tegen de ochtend uit hun lichaam is. Anderen spuiten zich in met groeihormoon en gaan dan tweehonderd kilometer verder op hotel, en veranderen ’s ochtends op het nippertje hun whereabouts. Perfect wettelijk, en voor controleurs is het onmogelijk om erop in te spelen. En je kunt natuurlijk ook gewoon doen of je niet thuis bent. Dan krijg je een ‘streepje’ achter je naam, maar dat heeft geen directe gevolgen. Je wordt pas bestraft vanaf drie ‘streepjes’.
Kun je dat tegengaan?
Van Eenoo: Ik pleit ervoor om dat tijdslot ’s nachts gewoon af te schaffen. Je moet topsporters natuurlijk niet om de haverklap wakker bellen, maar het moet wel mogelijk zijn om ook ’s nachts te controleren. Hoe jammer dat ook is voor de eerlijke atleten. Het systeem wordt nu nog te gemakkelijk misbruikt.
In hoeverre is een dopingtest een kwestie van interpretatie?
Van Eenoo: Alles is interpretatie. Als je een vingerafdruk op een moordwapen vindt, moet je het ook nog altijd interpreteren. Voor de meeste klassieke substanties is het antwoord zwart-wit: positief of negatief. Voor epo is het soms gemakkelijk, maar bij microdosissen kan het weleens gecompliceerd zijn. Maar zelfs dan heb je een zwart-witantwoord, als je de criteria volgt. De test is zo ontwikkeld dat je bij de minste twijfel de atleet het voordeel van de twijfel moet gunnen. Dat is een grijze zone: ik moet zeggen dat het ‘wit’ is, maar ik vind het ‘grijs’. Dat buikgevoel geven we door aan de organisatie die het staal aan-levert, met het advies om de betrokken atleet iets vaker te controleren.
Is de epotest juridisch kwetsbaar?
Van Eenoo: Nee, omdat in de dossiers die bekendgemaakt worden het gebruik zwart op wit vaststaat. Ze kunnen procederen wat ze willen, ze zullen er niet komen.
Is uw positie juist niet kwetsbaar? Als u een proces zou verliezen, zijn de schadeclaims niet van de poes.
Van Eenoo: We zijn altijd bang van advocaten. Rechters oordelen naar eer en geweten, maar de ene rechter is al vatbaarder voor bepaalde argumenten dan de andere. De huidige antidopingstrijd dreigt steeds meer een juridische veldslag te worden. Sommige atleten hebben geweldig veel financiële middelen. Ze kunnen wetenschappers engageren die het een en ander vrijer interpreteren, ze kunnen gespecialiseerde advocaten betalen. Op dat gebied voeren we een ongelijke strijd. Als Floyd Landis of Tyler Hamilton in hun dopingzaak gelijk hadden gekregen, bestond het Amerikaanse antidopingagentschap nu niet meer. Dan was er van de zaak-Armstrong geen sprake geweest.
In welke mate bedreigt die juridische strijd uw werk?
Van Eenoo: Het zet antidopingorganisaties onder zware druk. Er gaat een steeds groter budget naar het indekken tegen juridische kosten. Dat gaat ten nadele van de werking, want door de crisis worden de budgetten niet meer opgetrokken. Er is dus minder geld om controles uit te voeren.
Wat betekent dat concreet voor uw laboratorium?
Van Eenoo: Bij ons zijn alle stalen anoniem. Wij weten dus niet wie we controleren. Piet Snot en Tiger Woods krijgen bij ons een gelijke behandeling. Maar eerlijk: de schrik zit er wel in. Ons lab heeft een verzekering juridische aansprakelijkheid tegen claims tot twee miljoen dollar. Dat kost ongeveer een procent van ons budget. Dat bedrag gaat steeds toenemen, want er komen steeds meer rechtszaken tegen laboratoria. Het is gewoon pijnlijk dat we daarvoor middelen moeten vrijmaken. We zouden dat geld voor veel nuttigere zaken kunnen aanwenden.
Jullie zijn al eens voor de rechtbank gedaagd, door triatleet Rutger Beke…
Van Eenoo: Ik mag niets zeggen over individuele zaken.
Heeft die rechtszaak invloed gehad op de werking van het lab?
Van Eenoo: Ik blijf erbij: we hebben gewoon de regels gevolgd. We hebben hierover bij de burgerlijke rechtbank ook gelijk gekregen. De ver-dediging heeft ons tegenargumenten aangereikt, maar die hadden naar onze mening geen waarde. Er is dan een ander onderzoek gevoerd, waaruit bleek dat een lichaamseigen eiwit een vals positief beeld gegeven zou hebben. Dat heeft de disciplinaire raad aan het twijfelen gebracht, en dat is genoeg om een sporter vrij te spreken.
U lijkt niet overtuigd.
Van Eenoo: Nee. Verschillende wetenschappers hebben dat onderzoek met de grond gelijkgemaakt. Ik wil niet oordelen over de zaak zelf, maar dergelijk onderzoek zou bij ons volledig opnieuw moeten worden gedaan. Er zijn allerlei methodologische fouten gemaakt. Er kan bij de analyse zelf vanalles misgelopen zijn. Volgens mij is dat onderzoek voor de vuilbak, maar goed, ze hebben het in een hoog aangeschreven tijdschrift gepubliceerd gekregen. De disciplinaire raad heeft naar eer en geweten geoordeeld, en dan moet je je daarbij aansluiten. That’s life.
Bij de laatste dopingzaken blijven de Belgische ploegen opvallend uit het zicht. Verbaast dat u?
Van Eenoo: Daar kun je je inderdaad vragen bij stellen. Sommigen van de in opspraak geraakte dokters behandelden ook triatleten en langeafstandslopers. Waarom zouden die enkel wielrenners aan doping geholpen hebben? Er zijn ploegen in Nederland, Duitsland, Frankrijk, Spanje en Italië in opspraak gekomen. Alsof het aan de landsgrenzen stopte. Dat is moeilijk te geloven. België heeft niet onder een stolp geleefd.
Veel betrapte renners beweren dat ze alleen handelden, zonder medische assistentie. Gelooft u dat?
Van Eenoo: Ik denk dat dat echt zeer moeilijk is. Zeker voor bloeddoping heb je een zekere technische assistentie nodig. Ik zeg niet dat het onmogelijk is, maar het lijkt mij eerder onwaarschijnlijk. Het lijkt mij logisch dat ze niet alleen handelden. Wat mij opvalt in de zaak-Armstrong, is dat er voorlopig nog geen enkel medisch instituut is gevallen. Er was al de zaak rond Humanplasma, de Oostenrijkse bloedbank die transfusies voor wielrenners organiseerde. De wielerploeg Deutsche Telekom werkte samen met de universiteit van Freiburg. Fuentes werkte samen met een hematoloog. Er moeten nog instituten of medische centra zijn die zich met dergelijke clandestiene zaken bezighielden. Die namen interesseren mij veel meer dan de individuele namen van renners. Ik ben er honderd procent van overtuigd dat er nog zijn. Het zijn net die instituten die moeten aangevallen worden (slaat op tafel). Die hebben onverantwoorde gezondheidsrisico’s genomen.
Hoe weet u dat?
Van Eenoo: Dat is toch logisch? Kijk naar de klantenlijst van Human plasma: een twintigtal wielrenners. Fuentes had een twintigtal fietsende klanten, dokter Ferrari had er nog eens veertig. Alles tezamen is dat dus een man of tachtig. Als epogebruik toch zo wijd verspreid was in die tijd: waar zijn al die anderen dan naartoe gegaan? (zwijgt) Daar stel ik mij vragen bij. Van Fuentes zijn enkel de namen van wielrenners bekend, maar hij had wel meer patiënten. Waar zijn de duurlopers en de biatleten naartoe gegaan? Bovendien heb je voor bepaalde ingrepen meer nodig dan een gewone koelkast. Ik kan me niet voorstellen dat je zoiets zonder laboratorium voor elkaar krijgt.
Wat is er nog nodig in de antidopingbestrijding?
Van Eenoo: Financiële middelen. Ik kan u zeggen dat de media-aandacht die we krijgen omgekeerd evenredig is met onze financiële middelen. Het lab heeft een jaarbudget van 1,2 miljoen euro, maar dat volstaat niet. Met dat budget moeten we alle Belgische en de helft van de Nederlandse sporters controleren, aan onderzoek doen én internationale publicaties halen. We leden de voorbije jaren op jaarbasis 200.000 euro verlies, omdat we onze apparatuur moeten vernieuwen om te voldoen aan de eisen van het Wereld Antidopingagentschap.
Wordt de strijd tegen doping ondergefinancierd?
Van Eenoo: Er gaat ongelofelijk veel geld naar sport, maar slechts een miniem deel naar antidoping, ondanks alle media-aandacht die we krijgen. De nationale loterij heeft afgelopen jaar meer dan 22 miljoen euro gespendeerd aan sportsponsoring. Overheidsbedrijven als Belgacom en Bpost investeren grote bedragen. Er zijn Belgische atleten die jaarlijks meer verdienen dan het budget van het hele laboratorium. Dan voel je toch dat er iets fout zit.
DOOR JEROEN ZUALLAERT, FOTO FILIP NAUDTS
‘Na elf uur ’s avonds mogen dopingcontroleurs geen controles meer uitvoeren. Veel sporters spuiten zich na dat uur in, drinken veel water en hopen dan dat het tegen de ochtend uit hun lichaam is.’